Onze Kunst. Jaargang 8
(1909)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
De zeeschilder Louis ArtanOmstreeks 1867, overwon de zee Artan. En dit heel eenvoudig voorval, de uitkomst niettemin van een zeer zeldzaam en diep gevoel, is wel waard te worden verhaald, in tegenstelling met de lezing die we gewoon zijn van dergelijke gebeurtenissen te hooren. Het verklaart ons den plotselingen schok, waardoor de een of andere landschap- of dierenschilder onvoorziens op een terrein te land kwam, waaraan hij zich eerst niet had verwacht en waar hij later zijn studieveld zou vinden. Alle, in ieder geval bijna alle dergelijke voorvallen, doen ons zien, dat een wél overlegde, vooraf opgevatte, maar vaak ook voorbarige keuze, de loopbaan van den schilder bepaalt. Wellicht zou hier een uitzondering te maken zijn voor de hedendaagsche landschapschilders, die alle aan komen geloopen naar veld en bosch, omdat de mode nu eenmaal uitgaat naar het beeld dat de schilders er de laatste vijftig jaar van hebben gegeven en omdat de controle aangaande de waarde van stukken dezer soort slechts aan weinigen is voorbehouden. Kunstenaars laten zich dikwijls leiden door hun smaak en hun neigingen alleen, maar het is ongehoord, of ten minste zeldzaam, dat het genre zelf zijn protagonisten kiest. En dit toch is juist wat er met Artan gebeurd is. De Zee als een naïeve vrouw in haar koorts van liefde, bood zich zelve aan hem aan. Die vorstinne, die grillige en wraakzuchtige, wellustige en bekoorlijke, verloofde zich met den schilder, bemachtigde hem, tot ze de armen om hem heen kon sluiten. Artan, met zijn vurig temperament, met zijn stormachtige natuur, waarvan zijn bedaarde Vlaamsche kameraden niets begrepen, had in den aanvang een onverklaarbare angst voor de zee. Het kan wezen dat de kunstenaar haar vreesde, zooals de schuchtere jongeling het ‘groote’ meisje vreest, van wie hij verrukkelijke en verschrikkelijke dingen verwacht. Sproot deze aarzeling wellicht uit een diepe, bijna onbewuste veneratie voort? Die verwarring kon ontslaan zijn door het mysterie van den Oceaan, die de kunstenaar niet durfde naderen, hij die later de innig vertrouwde van haar leven zou worden en haar ideale lijnen zoo wel verstaan. | |
[pagina 206]
| |
Zijn omgeving verbaasde zich over die aanhoudende vage onrust en verstond niet de edele kuischheid of liever die zeldzame blooheid, indien men deze interpretatie verkiest, van het gevoel dat ik tracht te omschrijven. Artan zat op een goeien dag, door de duinen beschut, bruinachtig getinte landschappen te schilderen naar den smaak van dien lijd; verderop achter, de dijken, schuimde, deinde en bruiste de oceaan. Als de jonge schilder de zandhelling opklom en heenkeek naar de Zee, durfde hij maar een oogenblik op den top van een duin blijven staan en vluchtte haar weldra weer, vol van een zwaar vreemde verwarring. Maar hij verliet haar, sidderend en diep ontroerd, door de duizend verleidelijke blikken van de groote, trillende, gestreepte molusk. En hoewel vagelijk onbewust, stelde hij 't supreem moment der algeheele overgave telkens en telkens uit. Doch bij elke hernieuwde vlucht voelde hij de bekoring zijn hart meer omstrikken. Maar de onderneming scheen al te stout voor dezen sensitief, voor dezen loyalen geest. Welk een vermetelheid om zich als een heerscher te stellen tegenover die lokkende, toornende, verleidelijke, die hem telkens en telkens dreigde te ontglippen! En altijd leefde de Zee haar keizerlijk en ontzaggelijk leven voort. Eenmaal weer had Artan de duinen beklommen en schilderde het door den wind opgejaagde zand der zee. Hij schilderde het dorre helm, dat in zijn groei zoo'n hardnekkigen strijd heeft te voeren met den barren bodem. En eens op een zijner kleine paneeltjes, bootste hij een slip na van den sleep dier geduchte Zee, van die heel fijne, blanke Mechelsche kant, die zweeft langs de kusten, als de zee omhoog stijgt naar de maan. Later waagde hij het om den geheelen sleep te schilderen. Eindelijk, - eenmaal toen de Zee heel zacht was, nam Artan haar in zijn armen en dat was de eindtriomf. Toen wist hij dat hij zeggen mocht: ‘Je suis un homme de la mer, mon rêve va vers les grêves.’ De eerste de beste vlegel zou de hand hebben uitgestoken en zich dadelijk van het begeerde meester gemaakt. Gaudissard zou de zaak gebruskeerd hebben, Cabillaud veel beslister in zijn optreden zijn geweest. En zelfs een ultra-verfijnde zou met minder omwegen hebben ‘genomen’. Maar zulk een reine, hooge natuur als die van Artan, was te vol gevoel om te nemen, zonder 't voorafgaande hunkeren en beven naar 't bezit. Vereenig de onverzettelijke trots van den Portugees, met de nervositeit en het élan van het karakter der zuidelijke Franschen, verbindt die beide elementen, daar waar ze 't summum, het meest verhevene, het meest verfijnde in hun expressie hebben bereikt, onder de allereerste standen der maatschappij en dan zult ge u een voorstelling kunnen maken van den levendig-vluggen en fieren aard van Louis Artan. | |
[pagina 207]
| |
Was zijn moeder niet een Portugeesche met fluweelen oogen, laatdunkend, en evenals alle adelijke Portugeezen, van bijna koninklijk bloed? Toen ik, volgens enkele, mij ter beschikking staande bescheiden, mij een voorstelling had trachten te maken van die vicomtesse de Lemas, zag ik telkenmaal dat andere trotsche geslacht der Menda's voor mij oprijzen. Helaas men heeft tegenwoordig geen ‘tijd’ meer voor 't lezen van Balzac en weinig lezers kennen zekere Histoire souveraine van den schrijver van Marana. Een onbegrijpelijke subtiliteit van gevoel, een brandend hart en verfijnde zinnen, verborgen onder een priesterlijk kleed van trots en ineenkrimpend bij elke profane beroering. Dat was het karakter, dat het ras beroemd heeft gemaakt. LOUIS ARTAN: De Duinen bij Knocke.
Eig. van den heer Cels, Brussel). De vader was uit Champagne. De Champenois is levendig, vlug, met schitterende oogen en een hart van goud. Het is ook een Méridional, een beetje belachelijk gemaakt, in de figuren van Cipio Magino en anderen en onlangs verrukkelijk geteekend, door Francis de Miomandre. Bij die goedheid voege men het hoog gevoel van eer, waarvoor hij zich gemakkelijk als kampioen opwerpt. Men heeft te weinig nadruk gelegd op de bijna bovenmenschelijke schoonheid van dat don-quichottisme, dat sluimert in dat prikkelbare en licht beleedigde ras. Die belangelooze dapperheid is een der onnutte schoone kunsten van het leven, die glanzend de plaats der schoone onnutte dingen inneemt. Toch was de vader van Artan een der bedaarder mannen van zijn ras, zijn ernst omsloot het zuidelijk temperament, zooals | |
[pagina 208]
| |
de voornaamheid van goeden huize de lichtgeraaktheid van de vicomtesse de Lemas omhulde. Gooi nu een beetje olie op het vuur, dat uit die twee brandende naturen op moest laaien! Geef aan Louis Artan een mondjevol van dat opwekkende middel, waarmee zijn kalme, stoere en laten we maar zeggen een beetje plompe makkers zich zitten op te winden en hij wordt fantask, onbegrijpelijk voor zijn al te kalme Vlamingen, die Artan onbewust bijna dezelfde poets hadden gebakken van Griswold aan Edgar Allan Poe. LOUIS ARTAN: Bretonsche kusten.
(Eig. van Prof. Willems, Brussel). ‘Kunst van Heden’ heeft onlangs verscheiden werken van Louis Artan vereenigd. Bij gelegenheid hiervan hebben we, uit een eerlang te verschijnen studie, enkele notas gekozen van algemeen belang, die de twee hoofdfazen in de loopbaan van den schilder teekenenGa naar voetnoot(1). Hieronder zal men de ‘data’ vinden, afgescheiden van de commentaren op de kunstontwikkeling van den meester. De grootvader, afkomstig uit Troves in Champagne, was officier in de legers der Fransche republiek. De gebeurtenissen, die het eind der xviiie eeuw zoo rood hebben gekleurd, dreven hem naar België. Als enkele andere uitgewekenen geloofde hij waarschijnlijk niet aan de herstelling van het Fransche Koningschap. Deze opvatting, was voor de vrijwillig uitgewekenen het behoud, terwijl degenen die zich illusie hadden gemaakt dat ze weldra onder bescherming der witte vlag terug zouden keeren in hun vaderland, door een gedwongen werkeloosheid hopeloos demoraliseerden, in plaats van nieuwe levens- | |
[pagina t.o. 208]
| |
LOUIS ARTAN: HET WRAK.
(Modern museum, Brussel). | |
[pagina 209]
| |
hoop in een nieuwen werkkring te vinden. Kort na 1795, vestigde de grootvader van Artan zich in België en toonde door zijn huwelijk dat hij van plan was er te blijven. Zijn drie zoons namen, zooals van zelf sprak, dienst in het leger van het Koninkrijk der Nederlanden, dat veel uit vreemdelingen bestond. Koning Willem, die in 1793 en '94 onder bevel van den Prins van Saksen-Coburg, Frankrijk had bevochten, op 't oogenblik toen de Monarchisten haar vijanden geworden waren, nam zonder twijfel, niettegenstaande zijn intransigantie, in zijn leger de zoons van uitgewekenen op, evengoed als bij de Emigrés zelf gastvrijheid verleend had. Een hunner, Edouard Artan de Saint Martin, de vader van Louis Artan, was dan ook, sedert de gebeurtenissen van 't jaar dertig, adjudant van Prins Frederik. Trouw aan het huis dat hij diende, volgde hij het naar Holland. In Holland trouwde Artan de Saint Martin, zoon van den émigré, met ‘une grande dame d'origine portugaise, dona Juana da Silva, Vicomtesse de Lemas, veuve du Jonkheer Boreel van Hogelanden qui avait représenté les Pays-Bas à Lisbonne, dame ayant un fils de son premier mari et qui en eut deux de son second époux’. De tweede van deze zonen, is Louis Victor Artan de Saint Martin, een der grootste moderne zeeschilders. Den 20n April 1837 in den Haag geboren, kwam hij op 4jarigen leeftijd met zijn familie naar België. Was 't niet als van zelf sprekend dat hij als jonge man de loopbaan van al zijn verwanten volgend, als vrijwilliger dienst nam in het korps der Karabiniers? Doch deze loopbaan, toch altijd veel killer en leeger, dan die van den aanhoudend getroubleerden en geëxciteerden artist, werd nooit geheel de zijne. Toen hij officier zou worden diende hij dan ook zijn ontslag in en kwam bij zijn moeder inwonen in het huis, dat deze zich te Spa had doen bouwen. Zooals we verderop zien zullen, heeft hij te Spa voor 't eerst 't penseel opgevat. Na een reis naar Parijs, keerde hij er weer terug en huwde met Maria-Elisabeth Gavage ‘qui lui donna six enfants, dont trois encore en vie, une fille et deux fils, dont l'un est chef de portefeuille à la Banque de Paris et des Pays-Bas à Bruxelles et l'autre officier dans l'infanterie belge’. In 1863 vestigt hij zich te Etterbeek bij Brussel; - de jaren 1867 en '68 zien hem in Bretagne, waar hij voor 't eerst in voeling komt met de zee: in 1873 en '74 verblijft hij te Antwerpen, keert na 1874 naar Parijs terug, komt dan weer in België, schildert achtereenvolgens te Terneuzen, Breskens, Vlissingen, Blankenberghe, Nieuwpoort, de Panne en Duinkerken. Eindelijk, vanaf 1882, werkt hij hoofdzakelijk aan de Panne. Den 24n Mei 1890 sterft hij te Bad-Nieuwpoort op 't grondgebied van Oost-Duinkerken. Op het kerkhof aldaar werd den 18n Aug. 1895 het mooie monument | |
[pagina 210]
| |
onthuld, dat zijn bewonderaars en de offieieele wereld, ter zijner herinnering hebben opgericht.
Nu weet ik niet, of 't geweest is in een holle weg, op een open plek in 't hosch, of in een salon te Spa, dat Louis Artan de schilders Marcette en Delvaux ontmoet heeft. Deze laatste kwam in ieder geval naar de mode van dien tijd, dapper voor 't front, met zijn Onweders, zijn Bosch gezichten, zijn Holle wegen. Delvaux had zijn wetenschap opgedaan bij den hem zeer genegen Assche, en Wappers was in België de laatste revolutionair geweest! Evenals Mareette, werkte hij veel meer in de werkplaats dan in de schaduwen der hooge boomen of in den wind aan den weg. LOUIS ARTAN: Golfbreker.
(Eig. van den heer G Lequime, Brussel. Onder leiding van deze beide schilders, werd Artan ingewijd in de behandeling van penseel en palet en werden hem de eerste begrippen onderwezen. En hij was niet weigerachtig om zich te buigen onder de offiëeele tucht. Blindelings volgde de jonge man de, een beetje al te simpele voorschriften van die schilders en zijn in de open lucht genomen nota's voltooide hij in 't atelier. Deze werden dan getransponeerd volgens vaste wetten, destijds even geëerd bij de kunstenaars als bij het publiek. Boomen en gras, bergen en ruïnes, moesten een kinderachtig en gestreng examen bestaan, eer ze in de compositie van een geschilderd landschap konden worden opgenomen. In ieder fatsoenlijk landschap moest een boom op den voorgrond komen, die altijd dezelfde silhouet vertoonde en die boven naar de kruin toe, knoestig | |
[pagina 211]
| |
moest worden. 't Gras moest bleeker worden, naarmale 't meer wegdiepte naar den horizont: ruïnen, kasteelen of hoeven, vond men bijna identiek dezelfde weer op elk paneel en bergen, minder blauw dan die der schilders in de xvie eeuw, maar die evenwel aan deze deden denken. LOUIS ARTAN: Schuiten.
(Museum te Elzene). In 't kort, het was altijd, zooals André Fontainas in La Peinture française au XIXe siècle zegt: ‘l'art dn paysage, qui à la suite de Claude Lorrain, s'était restreint à l'élude des ruines antiques et des belles perspectives. Il était au reste, considéré comme généralement inférieur à la grande composition allégorique ou d'histoire, au portrait et même à ce qu'on appelait la peinture d'intérieur. Cependant les peintres qui s'y adonnaient, prenaient bien soin de corriger et d'embellir la nature. Ils ne la représentaient guère dans sa réalité brutale, mais l'ornaient d'enjolivements propres à en bannir l'aspect choquant et rustique; ils édifiaient aussi, au milieu de mille cascatelles, de façades solennelles et de bâtiments en ruines, des rues dont la noblesse exaltât l'àme et satisfit le goût le plus délicat’. Evenwel toch scheen Delvaux zich reeds meer dan zijn voorgangers hadden gedaan, naar de natuur te willen wenden. Hij had, zegt Camille Lemonnier ‘des allures plus délibérées; ses intérieurs de forêts, auxquels, depuis son début en 1830, il était demeuré fidèle, dressaient des architectures vertes, trop visiblement inspirées de la poétique qui comparait les voûtes des bois à des arceaux, les branches des arbres à des nervures et les troncs à des | |
[pagina 212]
| |
colonnes rondes ou cannelées’. Maar het oogenblik der absolute vrijheid was toch niet daar. Artan was omringd door oude en jonge schilders, aanhangers van het poncif; ‘alle’ vervolgt hij verderop: ‘à très peu d'exceptions près, composaient leur paysage d'après les recettes de Poussin, de Claude Gelée ou de Salvator Rosa; des arbres séculaires affectaient des airs de vieux burgraves; on apercevait se tordre les branches connue des arbres de gibet; la nature participait aux désolations de Manfred et d'Antony. Quelques-uns seulement s'ingéniaient à une approximative réalité de verdures gazées par des ors fluides, sous des estompes de vapeurs gorge-de-pigeon. Tout à coup une lueur se fait jour: Théodore Fourmois, qui ne s'était révélé jusqu'alors que comme aquarelliste et lithographe, expose un Site pris dans les Ardennes, ce moulin dans les arbres qu'il répètera souvent et qui, chez lui, est comme un rappel d'Hobbéma. Oh! que ce moulin est différent de ce que nous voyons apparaître vingt ans plus tard! Pourtant on progressait, les artistes militaient comme aujourd'hui, on leur opposait les mêmes arguments qu'aujourd'hui. Et demain, la même lutte aura lieu, et après, nos fils se battront comme nous!’ De landschappen van Louis Artan wijken nergens af van 't begane pad; en toch zijn ze vol gunstige voorteekenen en trokken later, toen ze tentoongesteld werden, zeer de aandacht van 't publiek. Te Parijs, waar hij enkele stukken in den Louvre copieerde, onderhield hij betrekkingen met beroemde kunstenaars als Courbet en Corot. Zeker hebben deze meesters een machtigen invloed op zijn kunst gehad, een invloed, die nog versterkt zou worden, toen Artan zich na zijn huwelijk in 1863, precies in de buurt van den levendig-bewegelijken Louis Dubois had gevestigd, die geheel in de kunst van Corot, Courbet en andere, min of meer baanbrekende Franschen opging. En inderdaad vond hij bij Dubois, die al heel gauw zijn vriend werd, alles weer wat hij in Frankrijk zoo zeer bewonderd had. Bij het epitheton bewegelijk, moeten we ook dat van geestig voegen. Men weet welk een geestigen toon Dubois deed heerschen in dat ‘Petit Paris’ waarvan hij, samen met Theodoor Baron, Artan en Dubois, een der stamgasten was. Onder de levendigste discussies over kunstkwesties, slingerde Artan daar hoogmoediglijk zijn banvloek voort of stelde zijn, vooral voor de toekomst geschikte wetten. Dubois mopperde en iets van dat gemopper is hier en daar door zijn toehoorders, zelf artisten of door critici en letterkundigen voor ons bewaard. O. a.: ‘Les femmes adorent les artistes, mais détestent cordialement l'art... Aujourd'hui, les réalistes fument des pipes d'après nature, les classiques des cigarettes d'après photographie... La vertu est le vice des gens qui n'en ont pas... Une Administration des Beaux-Arts, | |
[pagina 213]
| |
c'est comme les gendarmes; on a beau en changer, c'est toujours la même chose’. Men zegt verder nog dat hij zich 't gezegde van Courbet toeëigende en op zichzelf en zijn vriend Artan toepaste: ‘Il y a deux grands peintres au monde, moi et toi, et encore toi...’ Die groote, plantureuse Vlaming, die in 1857 had gedebuteerd, ging gaarne tot aan de alleruiterste grenzen van vrijgevochtenheid en buitenissigheid. Wanneer men echter zijn karakter ontleedt, schijnt de natuur van Dubois een heel andere te zijn geweest dan die van den zeeschilder en men kan zich hun vriendschap slechts dan verklaren, wanneer men er deze drie oorzaken voor opmerkt. Dubois zong den lof van en volgde Courbet, die evenzeer in den smaak van Artan viel; het toeval had deze buitenissige menschen, vijanden der conventie, bijeengebracht. Dubois vertegenwoordigde het geestigste gezelschap, dat Artan in zijn omgeving vinden kon. ‘Ging hij niet door 't leven heen als de woestijn van Sahara’ en veranderde hij niet ‘even vaak van plaats als een Arabier’, zou Charles Baudelaire gevraagd hebben. Heeft men ooit voldoende doorgrond die diepe melankolie, - dat heimwee zou ik zeggen, - indien dit woord niet zoo banaal ware geworden, dathet zijn juiste beteekenis en zijn dichterlijke waarde verloren heeft - die diepe droefgeestigheid, die langzaam vernietigt de mannen van het Zuiden, overgeplant, - ontworteld - in een min heuvelachtige streek, onder eeuwig nuchtere medemenschen, die tonnen bier en liters alkohol, nauwlijks vermogen te ontdooien tot figuurtjes van Teniers. Ik zeg van Teniers omdat opwekkende middelen bij hen op dezelfde wijze werken. Moeten we hierin niet de rede van zijn voorliefde zoeken voor dien heel frenetieken en vurigen, die Dubois is geweest; voor zijn herhaalde veranderingen van woonplaats, waar hij een ideaal van leven en kunst scheen te vervolgen, dat voortdurend wegvluchtte voor zijn oog, van die algeheele overgave eindelijk van zijn wil, van die ontmoediging zonder schijnbare oorzaak, die hem gedurende de laatste jaren van zijn leven hebben gekweld? (Slot volgt). J. d. B. |