Onze Kunst. Jaargang 7
(1908)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
De Sforza-triptiek in het museum te BrusselIn de tweede uitgave van zijn Catalogue des tableaux du Musée de Bruxelles wordt de kleine, dusgenoemde Sforza-triptiek door A.J. Wauters aan den milaneeschen schilder Zanetto Bugatto toegeschreven. In de eerste uitgave stond het drieluik op naam van Rogier van der Weyden, en nog vroeger, in Sept éludes pour servir a l'histoire de Hans Mending (Brussel, 1893), beschouwde de schrijver het als een werk van Memling in zijn jeugd. Waarop berust de nieuwe toeschrijving? In zijn boek over de Lombardische schilders der XIVe eeuwGa naar voetnoot(1), wijdt de Heer Malaguzzi Valeri aan Zanetto Bugatto en de portretschilders aan het hof van Francesco en Galeazzo Maria Sforza een hoofdstuk waarin alle bescheiden betreffende den schilder bij elkander gebracht werden. Bugatto was portretschilder aan het hof der beide vorsten; maar jammer genoeg is er niet een erkend werk van hem bekend. Twee van bewuste dokumenten zijn van aard om bij hen, die belang stellen in de Vlaamsche kunst, de aandacht te wekken. Het zijn twee brieven. De eerste, gedagteekend 26 December 1460 behelst een aanbeveling van den hertog van Milaan aan den hertog van Bourgondië ten gunste van Zanetto Bugatto, die zich naar diens staten begaf om van de lessen van een befaamd meester te genieten. In den tweede ontvangt deze meester, niemand minder dan Rogier van der Weyden, den dank der hertogin wegens de bereidwilligheid waarmede hij den Milaneeschen schilder al de geheimen zijner kunst heeft medegedeeldGa naar voetnoot(2). | |
[pagina t.o. 232]
| |
SCHOOL VAN ROGIER VAN DER VVEYDEN: DE SFORZA-TRIPTIEK.
(Kon. Musea voor Schilder- en Beeldhouwkunst, Brussel). Phot. Hanfstaengl, München. | |
[pagina 233]
| |
In de Chronique des Arts van 13 Augustus 1904 schreef de Heer Paul Durrieu een artikel onder den titel van Achat par le roi de France Louis XI d'un tableau du peintre milanais Zanetto Bugatto, waarin schrijver een rekening uit het jaar 1468 aanhaalt, volgens welke een bedrag van 41 frank 5 sous werd uitbetaald aan meester Jehannet de Milan voor een schilderij, vertoonende ‘een afbeelding naar het leven van wijlen den hertog van Milaan en van zijn zoon, nu hertog’. Zonder te besluiten, dat het stuk in de rekening vermeld, hetzelfde was als het werk in het museum te Brussel, vestigde de Heer Durrieu de aandacht op de kenschetsende omstandigheid, dat beide schilderijen hertog Francesco en zijn zoon voorstelden en dat beiden het werk waren van een kunstenaar uit de school van Rogier van der Weyden. Ofschoon zeer bescheiden, drukte hij de veronderstelling uit, dat het schilderij wel van Zanetto Bugatto kon zijn. Deze veronderstelling werd door den heer Wauters aangenomen zonder verder bewijs. De vaste gegevens zijn dus samen te vatten als volgt: de Milaneesche schilder Zanetto Bugatto is niet te Milaan geweest van einde December 1460 op zijn vroegst tot begin Mei 1463 op zijn laatst; een gedeelte van dien tijd heeft hij doorgebracht bij Rogier van der Weyden. - Van een anderen kant schijnt de kleine triptiek in het museum te Brussel, voorstellende Francesco Sforza, diens vrouw en diens oudsten zoon, het werk te zijn van een leerling van Rogier van der Weyden. - Uit dit weinige de slotsom trekken, dat dit drieluik van Zanetto Bugatto is, is op zijn minst zeer voorbarig. Een onderzoek van het stuk kan ons leeren in hoeverre waarschijnlijk is, wat tot nog toe voor niet meer dan een eenvoudige veronderstelling kan doorgaan. Dat het schilderij voor de familie Sforza werd vervaardigd staat boven twijfel: zij vertoont het wapen der familie met den karakteristieken helmtopGa naar voetnoot(1), onmiddellijk naast de portretten der begiftigers; bovendien kan men bij vergelijking met gelijktijdige oorkonden met volle recht verklaren dat de voorgestelde personen wel degelijk de bewuste Sforzas zijn: die vergelijking geeft ons eveneens de middelen aan de hand om met tamelijk groote juistheid den datum van ontstaan der schilderij vast te stellen. Het gezicht van Francesco Sforza is overschilderd, zoodat het van geener waarde is voor het onderzoek: de hoofdtrekken echter bleven in 't algemeen bewaard, als blijkt uit een medalje van Sperandio, de eenige die den hertog, van driekwart ter zijde gezien, weergeeft (waarschijnlijk werd zij in 1466, het | |
[pagina 234]
| |
jaar van zijn sterven, vervaardigd)Ga naar voetnoot(1). Het portret van zijn zoon Galeazzo Maria is daarentegen van het hoogste gewicht voor de oplossing van het vraagstuk: de knielende jonge man is van terzijde gezien, wat vergelijking met de medaljes mogelijk maakt. Ouder dan 15 jaar kan hij niet zijn; hij werd geboren in Januari 1444, zoodat het schilderij niet later dan 1459 kan ontstaan zijn. Dit blijkt ook uit de studie van verscheidene portretten van Galeazzo Maria: de beeltenissen uit de laatste jaren zijns levens (het is bekend dat hij in 1476 vermoord werd), zooals dit uit de Uffizi te Florence, aan Piero del Pallaiuolo toegeschrevenGa naar voetnoot(2), vertoonen een scherp afgeteekenden, gebogen neus; maar het is duidelijk dat deze trek met de jaren gaandeweg bepaalder was geworden. Een medalje van 1470 vertoont een minder sterk sprekend profiel, waarin de neus aan de punt ietwat gebogen schijnt. Denzelfden aanblik, slechts nog minder uitdrukkelijk, vindt men weer op de medalje van Enzola uit 1459 (keerzijde van een medalje uit 1456 met de beeltenis van Francesco Sforza). Eindelijk is de neus heel en al recht op een medalje in 1457 gesneden door Antonio Marescotti van FerraraGa naar voetnoot(3). JOHANNES FRANCISCUS ENZOLA:
Beeltenis van Galeazzo Maria Sforza, naar een medalje van 1459; Verz. J. Friedländer. Het valt dus niet te betwijfelen, dat het stuk dagteekent van voor het verblijf van Zanetto Bugatto in de werkplaats van Rogier van der Weyden. Maar zelfs dit daargelaten, geloof ik niet, dat men het stuk aan den Milaneeschen schilder met recht kan toeschrijven: het is dermate Vlaamsch, zoowel naar de opvatting der vormen en de uitdrukking der gelaatstrekken als naar de uitvoering, dat men het nooit aan een Italiaan hadde toegeschreven, indien men het bestaan van de hooger vermelde oorkonden niet had gekend. Moest nu een Italiaansch schilder tot dit uiterste in de werkwijze der Vlamingen zijn opgegaan, dan ware dit alleen te verklaren doordat hij zijn leerjaren bij een Vlaamsch meester had doorgebracht: men vergeet nooit geheel wat men in den beginne heeft geleerd, vooral als men zijn eerste lessen gekregen heeft in een land waar de kunstproductie zoo overvloedig en oorspronkelijk was, als in het Italië der xve eeuw. Er is geen voorbeeld van | |
[pagina 235]
| |
zulke weergalooze vervorming. Wij weten dat Zanetto Bugatto reeds voor eigen rekening werkte en hofschilder was te Milaan, toen hij vertrok en zich bij van der Weyden begaf, niet om het meesterschap te bekomen, maar om zich verder te bekwamen bij een der meest beroemde meesters van zijn tijd. Zulks blijkt ten duidelijkste uit een brief van Francesco Sforza aan zijn vrouw, gedagteekend 7 Augustus 1460, waarin hij de komst van Zanetto Bugatto aankondigt en mededeelt, dat deze een voor den Franschen koning bestemd portret van hun dochter zou vervaardigen. ANTONIO MARESCOTTI: Beeltenis van Galeazzo Maria Sforza, naar een medalje van 1457, in het Museum te Berlijn.
Ik blijf dus bij mijn meening, dat de Sforza-triptiek het werk is van een Vlaming. Het komt mij zelfs waarschijnlijk voor dat zij werd geschilderd door een kunstenaar uit het Noorden, die wellicht nooit de door hem voorgestelde personen heeft gezien: het gebrek aan bepaald karakter der portretten en de onnauwkeurigheden, die men er in aantreft, geven reden tot die veronderstelling. Zoo bezat de jonge Galeazzo klaarblijkelijk een inspringende onderlip, waarvan niets te bemerken is in het schilderij; hertogin Bianca Maria vertoonde veeleer gevulde gelaatstrekken en had het uitzicht van een matrone, als blijkt uit gelijktijdige oorkonden (portret in den dom te Monza, schilderij van Campi te San Sigismondo bij Cremona, enz.): haar gelaatsuitdrukking was beslist anders dan die in de triptiek te Brussel, ofschoon men er de algemeene profiellijning in terugvindt. Alles wel beschouwd, is het nog best, het bij de aanduidingen, die een stilistische studie van het werk ons kunnen bezorgen, te laten en het tot nader order voorzichtiglijk onder de rubriek: school van Rogier van der Weyden te rangschikken. Jacques Mesnil. |
|