| |
| |
| |
| |
Kunst van heden
(Vervolg en Slot)
Het is ongelukkig een hulde na den dood, die aan 't werk van Evert Larock gebracht werd - van den kunstenaar, die te vroeg aan zijn kunst ontviel, vriend en makker van meer dan een der inzenders, wiens buitengemeen sympathieke herinnering nog levendig onder hen wordt bewaard. Teer van gestel, werd hij helaas gedurende zijne schoonste werk-periode, door de kwaal ondermijnd die hem een pijnlijken en langzamen dood deed sterven. Men begrijpe dus met welk een gloeiende volharding die gevoelige natuur zijn troost moest zoeken in het aanvoelen der zichtbare schoonheid, hoe zijn kunstenaars-intuïtie moest worden opgezweept om in gespannen en ononderbroken werk, vergetelheid te zoeken voor een zwaarladend en onverbiddellijk naderend noodlot. Zóo dringen we door in het geheim van zijn kunst en we zoeken er niet in die lichte en spontane scheppingen, die enkel uit verbeelding gesproten zijn, noch de uitkomst van afgetrokken overweging, die naar een kunst van afgerond-definitieve vormen streeft, maar wel 't zich vastklampen aan tastbare verschijnselen, die hij zich bevlijtigt om vast te houden op het doek, met kleurenaandoeningen doorweven, die hij in zijn onmiddellijke omgeving had opgemerkt.
Hij kwam op het oogenblik toen in onze kunst de beginselen waren ingevoerd der weeke schaduwen, van heldere kleuren, gebroken door de weerkaatsing van het licht; de weg dien hij te volgen had, was hem dus aangewezen. Hij zocht van dan af naar de ontbinding der tonen door de ontleding van de lichtbron. Toevallig bijkomstige associaties, zooals de wanorde in een schilderswerkplaats, afgebrokkelde steenen van een ingevallen huis, waar de grond met puin bedekt is, zijn de geheel kunstelooze voorbereidselen die hij trof en die de motieven werden voor zijn zorgvol geschikte en wél tegen elkaar opwegende kleurverdeelingen. De voldoening die het werk hem gaf, lag voor hem in de, tot in 't uiterst doorgevoerde, oplossing van het eenmaal aangevatte vraagstuk.
| |
| |
De tentoonstelling toonde ons twee replieken van die kerk in Capelleop-den-Bosch, die hij met zoo bijzondere liefde schilderde - in het wijde veld een grijze klokketoren, tegen een onttinten hemel en landelijke binnenhuisjes met de zachte verdeeling van een licht dat door doorschijnende gordijnen filtert, - de werkplaats van een aqua-fortist, met blauwe en geokerde akkoorden, evenals de studie van een Spinster, een teedere vereeniging van grijze tinten.
CHARLES MERTENS: Waterspiegeling (avond).
Zekere overeenkomsten in de wijze van zien, bij vaak gelijksoortige opvatting van het onderwerp, vinden we weer in sommig werk van Charles Mertens; deze was overigens een der bovengenoemde vrienden van Larock. Gemeenschappelijke kunst-overtuigingen verbonden deze beide kunstenaars en de bevestiging hiervan vinden we in een zeker Herberg-interieur, een stuk dat de Dronkelap gedoopt is en waarin we vooral de edele ontwikkeling bewonderen van een overheerschend roode noot.
Niettemin zijn hun persoonlijkheden onderscheiden. Larock, bij zijn werk door een koortsachtigen hartstocht geleid, ontwikkelde op evenwijdig loopende wijs zijn gevoel en zijne middelen van uitdrukking, terwijl Mertens,
| |
| |
die altijd aan 't zoeken blijft en meer berekenend overleg in zijn kunst brengt, zich samenvat en synthetisch wordt. Dank aan zijn knappe teekening en zijn gaaf om de herinnering aan een toon in zijn geheugen te bewaren, kan hij zich in de nauwkeurige waarneming van een vluchtigen indruk laten gaan en ze in innige en verdiepte schildering wedergeven. Men merke op in zijn reeks sneeuweffekten, met welk een aandacht de verschillende graden van intensiteit, de doorschijnendheid van het licht zijn vastgehouden, waar hij met zijn geoefend oog een bijna wetenschappelijke nauwkeurigheid inlegt, waarbij de kunstbekoring zich paart aan zijn harmonieuse kleur.
Met een zoo hoog ontwikkelde wetenschap, waarbij de landschapschilder zich tot portrettist van de natuur maakt, moet de figuurschilder met doordringenden blik de ziel van zijn model weten te ontleden, hetgeen het door hem tentoongestelde Portret van een Jong Meisje bewijst.
Larock, zoowel als Mertens, hield zich aan de methodieke, wel bewuste, objectieve studie der natuur. Evenals hij, volgde hij haar stap voor stap, om tot een uitdrukkingsvol beeld te geraken. James Ensor daarentegen, is meer intuïtief van aanleg en stelt al schilderende de eigenaardigheden van zijn temperament ten toon.
Als leuk satirist en geboren kleurenmenger, heeft de ontwikkeling zijner kunst langs geheel natuurlijke wegen plaats gehad. Zeer gevoelig voor wat van den fictieven vorm afwijkt, die door de wet van oorzaak en gevolg zou zijn vastgesteld, ontdekt hij, geheel spontaan, het belachelijke in een houding, het linksche van een gebaar, de ontwrichte kant van een beweging. Hij bezit den vroolijken en den sardonischen lach, steekt den draak met lachverwekkende vormen, geeselt zedelijke tekortkomingen door wanschapenheden van het gelaat. Zoo vind hij in Vastenavondmaskers kostbare hulpbronnen bij zijn werk, overdreven defiguraties van het leelijke, waarop hij beweert zoo gesteld te zijn en met behulp van zijn gaven als kolorist, worden er zulke werken van groote beteekenis geboren als Masques scandalisés. In een vuil en schamel kwartier, voert hij twee personnages ten tooneele, toegetakeld met mombakkesen met enorme neuzen, de man met een slim trekje op zijn gezicht, is aan de tafel gezeten en houdt de oogen gevestigd op een bizarre gedaante, die als vrouw verkleed in de open deur verschijnt en daar staan blijft. Het gezicht met een kevelkin, een neus als een komkommer, waarboven twee groote ronde geschilderde brilleglazen. Die twee vogelverschrikkers trekken elkaar onweerstaanbaar aan en ze zien er beide zoo grappig uit, dat de een onwillekeurig den ander zijn gezicht trekt.
Een ongedetermineerde zielestudie, die echter door het nauwkeurig opmerken van de verschillende graden in het wezen van het groteske zeer aantrekkelijk is. Met deze aangeboren verbeeldingsgave, allen superieuren
| |
| |
talenten eigen, heeft de schilder de bijna onmerkbaar komische noot van het tooneel verstaan, om ze weer te geven in een stuk dat uiterst sappig en rijk van kleur is. Roodachtige bruinen plakken tegen de lichtende okers van den muur, als tegenstelling van het email van het wit tegen zwart als vloeiende inkt; aardbezierood speelt henen door de kobalt getinte vlakken van het binnen vallende licht.
VICTOR HAGEMAN: Moeder en Kind.
Het overige der inzending toont ons de groote gevoeligheid van zijn oog voor kleur - de kleur gezien in groote plekken, - de kunst om den omtrek van de figuur met den achtergrond ineen te doen smelten, of de silhouet der vormen weer te geven in lichte, als flikkerende bewegingen, met de punt van het penseel in het teedere grijs, dat hij Op Zijn palet heeft.
Mari Bauer vervangt dezen zang der kleuren, door de fijne waardebepaling eener eénverwige noot. Zijn schilderijen zijn breed schilderachtige vertolkingen, uitsluitend gemaakt met het doel om een aandoening van grootheid aan ons mee te deelen; in het verdiepingsgewijs opstellen der verschillende plans, roept hij het visioen voor ons op van den overstelpenden rijkdom van het Oosten - van Hindoetempels of de strenge majesteit der
| |
| |
cathedralen. Bij het vermijden in zijn architecturen van de droogheid der geometrische lijn, vervalscht hij willekeurig de verhoudingen, om het algemeen effect ervan des te heter uit te drukken; - de menschengestalte maakt hij kleiner, ten behoeve der afmetingen van het geheel - bij het aanvaarden voor zijn perspektieven, van gezichtspunten, die enkel in zijn verbeelding bestaan, bewaart hij echter in al zijn doeken een verbazingwekkende waarschijnlijkheid. Bij zijn uiterste spaarzaamheid in het aanbrengen van de kleurstof, zijn bijna onmerkbare nuanceeringen voldoende voor hem, om de indrukwekkende tegenstellingen van schaduw en licht aan te duiden. Diezelfde kenmerkende eigenschappen vinden wij weer in zijn etsen, waarvan de tentoonstelling ons treffelijke specimens heeft getoond. Die platen zijn heel krachtig van teekening, met de uiterste voorzorgen gebeten en toonen die knappe verbinding der vormen onderling, waarachter men een over 't algemeen kalme verbeelding raadt, die niettemin aan den gloed van een Delacroix, soms een onstuimig accent in de schikking ontleent.
Het schildersdoel van Victor Hageman is het leven in de Haven, vooral met het oog op het veelkleurig mengelmoes van het Proletariaat, dat hier uit alle oorden der wereld samenstroomt, het tijdelijk oponthoud der landverhuizers in onze steden. - Zijn kunstenaarsverbeelding moest wel levendig worden getroffen, door dat onzekere bestaan, gaande uit den angst en het ongewisse van het verleden, een kommervolle toekomst te gemoet. Als een telkens zich hernieuwende en wisselende vloed, stroomen die onbekenden naar ons toe, trekken, onder zware lasten gebogen, door onze straten en op buitenissige wijze aangedaan, zeulen ze naar den hen wachtenden steamer en verdwijnen in den vallenden nacht. En zóo heeft Hageman ze voor ons geschilderd, zooals ze op regenavonden dwalen langs de rivier, - met zware slappen en doode oogen. Meegesleept door het schilderachtige in hen en in eerbied voor hun kommervol leven, heeft hij ze zoo van nabij bestudeerd. Hij heeft hun droomers-aard begrepen, hun uitspringende lijnen onderstreept, hun half gesloten oogen, hun zon-gebruinde gelaten, hij legt den nadruk op het karakteristieke, dat hij in die verschillende modellen heeft opgemerkt. Door het zorgvuldig afzonderlijk bestudeeren van elk onderdeel, wordt hij synthetisch en slaagt er in om zoo heel naar waarheid weer te geven, de moederlijke teederheid, een onderwerp dat hij graag behandelt, een stukje menschengeluk, dat hij uitzoekt onder al die zorgen. Indrukwekkend is 't ernstige van die kunst; zijn opoffering van banaliteiten geeft iets ruws, dus iets onaangenaams zelfs, bijwijlen aan het beschilderde vlak, maar dit is een opoffering die alleen terwille van een superieur denkbeeld gedaan wordt, waarin men toch altijd
| |
| |
het verlangen speurt om den afstand te verminderen tusschen de breedheid der inspiratie en de verwezenlijking er van.
WALTER VAES: het Festijn.
Het intellektueele in de kunst van Leon Frederic is niet met de vorige in overeenstemming te brengen. De wel overlegde beschouwing van alle gezichtspunten en het scherp-juiste in de weergave er van, sluiten alle gedachten aan het niet van te voren overwogene uit. Gewoonlijk vermijdt hij het toevallige in de belichting, om des te meer aandacht te wijden aan den vorm. Indien hij zijn modellen onder het volk zoekt en ze plaatst in het licht, waarvan ze dagelijks omringd zijn, geschiedt dit enkel om des beter weer te geven wat zijn doordringende blik er belangrijks in heeft ontdekt en die zekere scherpte van lijnen aan te duiden, die een groote bekoring voor den beschouwer zijn. Dikwijls overheerscht er ook in zijn gevoel een edelmoedig medelijden, waardoor hem ongetwijfeld ook werd ingegeven die conceptie van het Witte Paard, een armen sukkeleer, vel over been, met droevig klagenden blik, dat hij onder een lucht, zwaar neerhangend van wolken, in een somber landschap heeft gezien. Dan zien we een monnik in het harenkleed van St. Franciscus, eenzaam voortwandelen langs een pad. We voelen in de klacht van zijn droeve grijsheid, de smartvolle, stomme gelatenheid van een gebrekkig wezen, naar wien een groote golf van goedheid en medelijden is uitgegaan. Indien bij
| |
| |
deze voorstelling de kunstenaar al afweek van den vorm die mogelijk is uit een anatomisch oogpunt, geschiedde dit wellicht met hetzelfde recht van den karikaturist, om den vorm, ten profijte van den geestelijken uitsprong te overdrijven; de schilder, waar hij hier als dichter optreedt, moet over gelijke vrijheid beschikken om een innig gevoel, op innige wijze weer te geven.
Zekere werken van Piet Verhaert vertoonen de schitterende eigenschappen van een schilder, die zich in den besten zin van 't woord aan de traditie houdt. Zijn zekerheid van toets, zijn groote ooggetrouwheid, gevoegd bij de gaven die hij dankt aan zijn ras, maken van zijn stukken als de Vischvrouw, de Portretten van zijn Moeder en van den heer W.B., werken, die om hun lenige werkwijze en maische pâte, zouden verdienen om naast die der schitterende schilders van de xviie eeuw te worden gehangen.
Daarentegen toonde ons het voor Walter Vaes bestemde zaaltje, de ontwikkeling van een persoonlijkheid; de verscheidenheid in de aangeduide intentie is hiervan het beste bewijs. Ter eener zijde zagen we het stuk dat op de laatste tentoonstelling te Brussel geweest was: het Festijn, als schilderwerk op zich zelf heel mooi, heel rijp van talent, dat met verfijnden smaak bijeen geschikt is. 't Is een fantaisie op het onderwerp van Salomé, die voor den viervorst Herodes danst. De feesttafel verschafte hem 't voorwendsel voor een rijke kleurenschikking, door de pracht der uitgestalde voorwerpen en 't aantrekkelijke in 't katachtig gebaar der danseres, die iets zeer bevalligs aan 't werk verleenen, dat wel in overeenstemming met de algemeene opvatting is.
Bij de vele deugden in dit stuk voegt zich nog een andere, die buitengewoon ontwikkeld is bij Vaes en die zich overal in een belangrijke reeks pastels, zoowel als in zijn etsen openbaarde, ik bedoel zijn levendig gevoel voor het dichterlijke dat er ligt in levenlooze dingen. Met veel onderscheiding doet hij een keus tusschen de teedere oogenblikken in de natuur, in haar kleurige droomentonen, kostbare herinneringen aan het feëenspel van zekere avonden, nachten vol geheim of gouden namiddaguren. Deze eigenaardige en zeer bizondere schoonheden laten een zeer levendigen indruk bij hem na, hij raakt geheel onder de bekoring er van en vermag, dank aan zijn buitengemeen ontwikkelde kunde, er 't innigst gevoel van vast te houden. Ter uitbreiding echter van zijn arbeidsveld en vast besloten tot het bereiken van de gaaf om met eén zelfde gevoel aan de dingen, die hij voor ons oproept ook vorm te geven, zien we hem in den laatsten tijd streven naar 't volmaken van zijn schildersgaaf, in ernstige studies naar 't stilleven: Het Konijn, de Snoek, de Jonge Haan, zijn zeer nauwkeurig opgemerkte werken, vooral waardevol om de juiste observatie van het over de vlakken heenspelend
| |
| |
licht en het nauwgezet aanduiden van de contrasten tusschen de verschillende stoffen.
EMIEL VLOORS: Zeepbellen.
Het staat vast dat Vaes een der meest begaafde talenten is, rijk aan gevoel en verbeelding en dat, zoodra hij zijn jongste pogingen toe zal passen op zijn ander werk, wij stukken van volmaakte oorspronkelijkheid van hem mogen wachten.
Emiel Vloors is de welsprekende vertolker van vrouwenmooi, in verband met den wellustigen glans van rijke stoffen en den toon, die een zacht getemperd licht door 't atelier spreidt. De Dame met de roze anjelieren, Het groene Medaljon, zijn als kleurendroomen, waar de kunstenaar zijn penseel laat waren langs die teer-gemodelleerde vormen, langs rijk-gekozen accessoires, allerliefste bibelots en behangsels van satijn en zijde. De paneelen van In het Land der gouden Vruchten, zijn als een herinnering aan de zacht-voluptueuse
| |
| |
lijnen van Toskanje, met die jonge meisjes, die mollig liggen uitgestrekt, geliefkoosd door den zuiderwind en de zon, die door de struiken een regen van blauwe schaduwen vallen laat.
In tegenstelling met naturen van dichterlijke intuïtie, zooals Walter Vaes en Vloors, komen we met Oleffe weer onder de palet-virtuosen; hij doet over 't doek de uitdrukking vloeien van een breed-picturale noot en ontleent zijn elementen aan de werkelijkheid, door ze in verband te brengen met het denkbeeld van frischheid, dat ze onweerstaanbaar bij ons opwekken. Het stuk, dat hij Juli noemt, is het zomersch gevoel, dat in zijn verbeelding ontstaan is, door een aantal lichte zomerjaponnetjes van jonge meisjes in een zonnigen tuin; ze zitten aan een tafeltje met een wit tafelkleed, het blauw porcelein, de gele suikerpot, een ruiker bloemen, zijn de levendig gekleurde noten in dezen wedstrijd tusschen toiletjes, zacht-rose vleesch en teeder groen. 't Belang, dat ons het stilleven inboezemt, is hier ook op de menschenfiguur toegepast. Het handhaven van de Irischheid van den eersten opzet, brengt de noodzakelijkheid van een zeer snelle uitvoering met zich mee, waardoor de teekening soms wat oppervlakkig schijnt.
Hendrik Luyten vat de natuur aan, om haar op heftige wijs te doen spreken; hij borstelt zijn doeken met een vertoon van kranigheid, doet de verschillende kleurenwaarden tegen elkaar stooten en kapt de omtrekken af.
Indien zijn groot doek de Werkstaking, door zijn onloochenbare verdiensten van verve en geestdrift de aandacht trekt, ontbreekt het hem echter aan de rijpe overweging, waaraan we ons bij hem hadden verwacht; wel is het te begrijpen dat het moeilijk was om op zulke afmetingen een tooneel te schilderen, dat hij maar even had gezien; evenwel wordt de mate van wat hij had kùnnen geven, aangeduid door de ware, gemouvementeerde houding van een figuur, beneden rechts in de schilderij. Het is die van een forsch gebouwde, jonge vrouw, die halverwege in de lijst zit. Met de éene schouder omhoog getrokken, met vaag omlijnd profiel, wijd open mond, waardoor we aan een luiden kreet - een woede-uitroep denken. Indien hier de uitdrukking op 't leven is betrapt, schijnt die van de overige personnages verstard te zijn: al hun bewegingen vervallen in uitersten. Deze herhaling over het geheele oppervlak van éen zelfde gebaar en eigenlijk van hetzelfde model, schijnt weinig in overeenstemming met een vergadering, waar 't zóo heftig toegaat en waar de eigenaardigheden van elk individu, in plaats van te verdwijnen, des te meer op den voorgrond zouden moeten treden.
Zijn stuk Midday is karakteristieker om de observatie-gave van den schilder en de bizonder krachtige kleurennoot.
Looymans drukt zich, evenals Luyten, gaarne uit in van die heel rijke en vettig-smeuïge pâte, met gloeiende noten in zijn gelen en rooden
| |
[pagina t.o. 74]
[p. t.o. 74] | |
FRANS HUYGELEN: DE DAG-CYCLUS: DE DAGERAAD - DE DAG - DE AVOND EN DE NACHT. (Fries voor het hotel van den heer Scheibler, te Antwerpen).
| |
| |
en iets bijtends, als van scherpe loog, in het blauw. Wat we hier van hem te zien kregen, waren binnenhuisjes en heel knap behandelde landschappen, verder decoratieve schetsen, die aantoonden dat, hoewel hij de academische herinneringen nog niet losgelaten heeft, men daar toch een gelukkig gebruik van kan maken, zonder zijn eigen persoonlijkheid prijs te geven. Wat het werk van Eugeen Bracht betreft, vinden we daarin veel theorie, veel dat van anderen is overgenomen, maar toch veel knaps in het noteeren van zijn indrukken en een vaste wil bij de uitvoering er van. Maar dat natuurlijke talent van bijna al onze schilders in de weergave der atmosfeer, ontbreekt er in, hetgeen, niettegenstaande de ernstige kwaliteiten van den kunstenaar en hoewel hij een der beste landschapschilders van zijn land is, een indruk van kilheid bij ons achterlaat.
Waar we vervolgens overgaan op de beeldhouwkunst, is het overbodig om nog eenmaal den lof te verkondigen van Julius Lagae, of te zeggen met welk een zekerheid deze voorname portrettist den vorm opbouwt, om hem hoe langs zoo meer te vereenvoudigen, naarmate hij verder doordringt in de onderdeelen er van. Bij zijn zeer belangrijke inzending troffen mij vooral de portretten van Arnold Goffin, Juliaan Dillens, Dr. Lambotte en het bewonderenswaardig saamgestelde borstbeeld van wijlen Mgr Goossens, Aartsbisschop van Mechelen. Verder vermelden we de teerfijne en wél bekende kunst van Victor Rousseau, die o.a. een klein figuurtje de Overvloed had ingezonden, met een heerlijke uitdrukking in het gevend gebaar.
Opgevoed onder den invloed van de marmers der antieken, verstaat Frans Huygelen de kunst om alle leering die hij er uit weet te halen, dienstbaar te maken aan zijn eigen begrip en munt hij uit in het ernstig bewerken van de stof; hij bouwt met vastheid op, maakt een uitdrukkingsvolle omlijning, polijst en volmaakt, zonder ooit in 't peuterige of kleine te vervallen. Zijn fries, de Cyclus van de Uren, omvat de gevoelde vertolking eener gerythmeerde beweging, die als een hernieuwing van de Ouden is. - Eerlijkheid kenmerkt Edward Decker's talent, vooral de Portretten van zijn vader en van den heer Corty zijn uitstekend van uitvoering en verzorgde bewerking. In het werk van Charlier, is de kunstwaarde echter aanmerkelijk geringer. Het beste er in is zijn groep der Blinden, dank aan het principe van het gesloten blok dat hij aan Rodin ontleend heeft. Maar terzijde gelalen deze theoretische deugd, blijft het theatrale element in de meeste zijner scheppingen voortbestaan: die zoogenaamde Blinden zijn modellen, die met gesloten oogen gaan.
Nu blijft ons nog over hier een woord bij te voegen over de afdeeling plaatsneden en teekeningen. De gekleurde etsen van J.E. Raffaelli, blijven altijd heel interessant, maar zijn reeds te veel verspreid dan dat wij er hier in
| |
| |
onderdeden over uit zouden hoeven te wijden. Het valt te betreuren dat deze kunstenaar zijn inzending niet met zijn schilderwerk gecompleteerd heeft, evenals men bij die van Rodin, de afwezigheid van den beeldhouwer betreurt. De teekeningen, die hij inzond, vormden een minder belangrijk geheel dan die welke hij onlangs in de Libre esthétique had gegeven. Die bladen hebben echter een documentaire waarde in het werk van Rodin en te dien opzichte is het gepast om den lezer hier naar de onlangs verschenen werken over den kunstenaar te verwijzen.
Op de overige platen lazen we de namen van Vaes, Oleffe, Bauer, Baseleer, ter vollediging van de kunst van elk hunner en we eindigen met den naam van Delaunois, die in een reeks belangrijke physionomische studies, gelaatsuitdrukkingen bestudeert onder den invloed van slechte aangenomen gewoonten, atavistische invloeden, gevolgen van den levensstaat of bedrijf. Hij streeft er naar om de typen te bepalen van alle standen in de maatschappij, legt in deze gezichten de uitdrukking die hij er in raadt en ontdekt nivelleerende grondbeginselen.
Zijn kunst is de som van zijn gewaarwordingen, die hij heeft opgegaard in den loop van zijn pelgrimstochten als kunstenaar door de wegen en velden van de streek die hij zelf zoo zinrijk: Kloosterland heeft gedoopt.
Jules Schmalzigaug.
|
|