Onze Kunst. Jaargang 7
(1908)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)Uit AmsterdamArtiDe maatschappij Arti et Amicitiae gaf een belangrijke groepen tentoonstelling, alleen wat wonderlijk samengesteld. Willem Maris, Breitner, Neuhuys, Verster, Witsen, Dijsselhoff, Bastert, Th. Schwartze, Frankfort, Gorter, van Essen, v.d. Waay en Martens, - ziedaar toch wel een zeer gemengd gezelschap van werkelijke en zeer twijfelachtige grootheden. De vijf of zes laatstgenoemden kunnen een tentoonstelling zeker niet ongemeen aantrekkelijk maken en hinderlijk in ieder geval was er een groot en grootschdoenerig landschap van Gorter. Deze panoramaschilder, die, ik begrijp zoo ongeveer om welke redenen, de gunst genoot van een vertegenwoordiging op deze bijzondere tentoonstelling, had van die eervolle uitnoodiging bescheidenlijker gebruik kunnen maken en zich tot inzending van zijn kleine, welvoegelijke studie's moeten bepalen. Maris overheerschte niet. als verwacht mocht worden zijn omgeving. Daar waren drie werken van hem, waarvan er twee toch niet meer dan een schilderij-opzet konden heeten of hoogstens een machtige aanhef, die afgebroken bleef. Meester Neuhuys deed zich krachtiger gelden; de gewichtige hoedanigheden van zijn schilderwerk, positief en kloek, hollandsch vooral, deden zich in eenige stukken in vollen omvang kennen. Hij is wel onder de hollandsche boerenbin-nenhuisschilders, wat men noemt de karakterteekenaar, en de overweging kwam hier weer in me op, of deze kunst, in haar grondaard naturalistisch, niet bij meerder toeleg op vormkracht dan naar kleurexpressie, hooger ontwikkeling had kunnen bereiken nog. Binnenhuizen van Neuhuys boeien ontegenzeggelijk door kleurbloei, maar 't is soms of de neiging tot vorm geven daarbij wat onderdrukt werd. Zijn figuren zijn meer realiteits-gedaanten dan die van Israëls; hij is zelfs dramatischer dan deze vooral bij uitdrukking van een enkel figuur; een vrouw met een kind aan de borst, een beeld van sjofelheid, bijna star realistisch, - dat hier geëxposeerd was, vertoonde een statische kracht. Breitner en Verster, treffend in elkaars nabijheid, hielden, ongewild, een wedstrijd en 't wou me lijken, dat Verster daarbij in 't voordeel kwam. Althans vertoont zijn tegenwoordig werk meer groeikracht dan dat van Breitner. Beiden hebben, gedreven door koortsigen kleurzin, op aanzienlijke wijze bijgedragen tot de glorie der moderne hollandsche kunst, en van hun beider productie, in beduide gelijksoortigheid, leveren de stoute verbeeldingen van het Amsterdamsch stadswezen door Breitner daartoe zeker het belangrijkst aandeel. Maar beiden zijn in die richting nu ook tot de uiterste spanning geraakt en waar Breitner tot onderhoud der veerkracht blijkbaar het heil zoekt in verheldering van den kleur-aard is Verster gaan inzien, dat een volkomene inkeering tot zich zelf noodzakelijk was om tegenover zijn kunststreven een nieuwe regeling te stellen, nu de eerste hartstocht aan het uitvieren raakt. En bij zijn tegenwoordig energiek streven naar uitvoerigheid langs logische bepaling van den vorm, met scherpe analyse van het détail, blijkt herhaaldelijk nog dat de onstuimige schilderlust met | |
[pagina 156]
| |
wijsheid betoomd is. Want hij schildert studie's van bloemen, landschap-impressie's, die nog als voorheen maar tevens zinrijker, kleurexplosie's zijn. Dysselhoff had een wand vol studies en doorwerkte schilderijen, aquariums voorstellend. De collectie bood levendiger verscheidenheid dan vermoed kon worden. Als ik reeds meer zei, er wordt te weinig speling gelaten bij zijn zeer bekwame en nauwgezette teekening. Maarer waren hier verschillende, meest kleinere, werken waarin de karakteriseering van gedaante en beweging der visschen minder onder controle stond van een bovenmatige verzorging van den vorm; daar was in de uitdrukking iets van de snedigheid, en luchtige correctheid der japanners. Witsen was vertegenwoordigd met werk uit verschillende, en onderscheidbare, perioden van zijn werkzaamheid. Uit Gelderland waren er eenige knappe dierstudie's, en een krachtige boschstudie, een fijne kleurschets van huizen, beide met sneeuw. Van zijn allerlaatste werk, gezichten in werkplaatsen met een of twee figuren aan den arbeid, opgewekter dan zoovele zijner Amsterdamsche stadsgezichten, waren er ook een paar stalen. Eindelijk van Bastert eenige van zijn goede, en dan altijd aantrekkelijke buitenstudie's, en tevens een zijner beste impressie's van een zonsondergang boven een weiland. De overigen kunnen onbesproken blijven, - alleen van Th. Schwartze waren er een paar harer beste portretten; de gelijkmatigheid in weinig belangrijke kleurkwaliteiten bij Frankfort verloochende zich niet in zijn studie's uit het Zuiden en van Jan van Essen een paar aardig-fijne buitenstudietjes. Breitner en Verster, en Neuhuys met enkele stukken, gaven vooral de zwaartekracht aan deze tentoonstelling, maar Vester bovenal. W.S. | |
Uit AntwerpenInhuldigingstentoonstelling der stadsfeestzaal ingericht door de kon. maatsgh. tot aanmoediging der schoone kunsten met de ondersteuning van het gemeente-bestuur van 8 Febr. tot 9 Maart 1908Een behoorlijk lokaal voor groote tentoonstellingen was te Antwerpen sedert lang een behoefte. Tot nu toe werden de oude Museum-zalen in het gebouwencomplex der Kon. Akademie daarvoor gebruikt, maar die kale, ongezellige omgeving voldeed sedert lang niet meer aan de behoeften des tijds. Door het oprichten van een groote feesthalle, in 't centrum van het moderne stadsleven, verrichte het Antwerpsch gemeentebestuur een goed werk, waarvoor kunstenaars en kunstlievenden dankbaar mogen zijn. Over de eigenlijke architectuur van het gebouw valt alsnog niet goed te oordeelen. De zaal ligt achter winkelhuizen, die nog niet voltooid zijn, en vertoont aan de straat alleen een ingangspoort; binnenin krijgt men niets te zien dan betrekkelijk lage houten schutsels, met velums overspannen, waarboven de zich hoog welvende koepel van glas en ijzerwerk vrijwel onzichtbaar blijtt. Een zaal, opzettelijk voor tentoonstellingen ingericht, en als dusdanig te beoordeelen, is dit dus niet. Het is een reusachtige halle, waaruit de houten beschotten bij gelegenheid kunnen verwijderd worden, en die dan als concertzaal of wat ook kan gebruikt worden. Overigens heeft de doelmatigheid der inrichting daardoor niet te lijden. Het licht is er goed en in de kleine hokjes komen de meeste schilderijen beter lot hun recht, dan in menige groote museumzaal. Nu de Tentoonstelling zelf. Het was een tentoonstelling van Antwerpsche artisten, d.w.z. dat men zich, in princiepe, beperkt had tot dezulken, die | |
[pagina 157]
| |
gewoonlijk in de Provincie Antwerpen verblijf houden. Of men zijn werk moest introduceeren met een getuigschrift van den policiecommissaris, weten wij niet. Maar in ieder geval betoonde de jury zich, tegenover onze poorters, zeer breed, en er werden, indien ik mij niet vergis, alleen schilderijen afgewezen wegens plaatsgebrek, niet wegens gebrek aan kunstwaarde. Dit was zooveel als een revanche voor sommigen, die op vorige officieele tentoonstellingen van een al te hervormingsgezinde jury den bons hadden gekregen. Deze tentoonstelling zou nu eens voor eenieder openstaan, zonder onderscheid van strekking of... verdienste - en, laten we maar bekennen dat ze al niet veel slechter was, dan zoovele andere tentoonstellingen van hetzelfde soort. Het heeft weinig nut, om hier het koren uit kaf te zoeken, en stil te staan bij het paar dozijn werken, die, tusschen ruim zevenhonderd tentoongestelde nummers iets tot onzen kunstroem zullen kunnen bijdragen. Wij vergenoegen ons met de verheugende opmerking, dat Antwerpen's kunstenaarsbent, quantitatief ten minste, voor geen andere uit den lande behoeft onder te doen. Waarlijk, de artiesten schieten hier als paddestoelen uit den grond en in den catalogus vonden we heel wat nieuwe namen. Wat het eigenlijke gehalte betreft, doet zich een eigenaardig verschijnsel voor. Antwerpen vertoont, - misschien wel door haar groot verleden - in kunstopzicht zeer conservatieve neigingen. Dit wil zeggen dat een kunstsoort, dat overal elders heeft uitgediend, hier nog hardnekkige beoefenaars en... koopers vindt. Daarnaast treft men kunstenaars aan, die meer meegaan met den geest van den tijd. Doch dezulke zijn hier meestal volgelingen, die van elders hunne impulsie ontvingen, geene leiders, - zoodat we tusschen seniele aanhangers van een ten doode opgeschreven kunstsoort, en jeugdige voorstanders van een nieuwere richting, bijna vruchteloos zoeken naar een sterke een forsche persoonlijkheid, die op haar midden en haar tijd een eigen stempel zou kunnen drukken. Men behoeft dit niet als een jammerklacht op te vatten. Wij hebben het grootste vertrouwen in Antwerpen's toekomst als kunststad. Maar we geloven dat we leven in een tijd van overgang, tusschen een ‘gisteren’ en een ‘morgen’, en dat er nog heel wat water langs onze lage Scheldeoevers zal moeten stroomen, eer die weer tot een hoogen, rijken kunstbloei zullen bevrucht zijn. B. | |
Uit BrusselTetoonstelling van ‘voor de kunst’De tentoonstelling van den Kunstkring ‘Voor de Kunst’ is dit jaar niet schitterend geweest. Behoudens enkele uitzonderingen bleven de meeste der exposanten beneden hun eigen peil en kwamen met niets nieuws voor den dag. Geen enkele heeft zich zelf overtroffen. Zij op wie we 't meest rekenden hadden zich onthouden of hadden beter gedaan met dit te doen. Fabry van wien we ons nog de prachtige decoratieve paneelen herinneren, waarvan de Dans, door de stad Brussel aangekocht, de groote trap van het Munt-theater versiert, stelde een interessante Indruk uit Italië ten toon, die edel gezien en zeer schoon van stijl was, maar tamelijk onbehagelijk van kleur. Ciamberlani was er met een kranig opgevat karton, fragment van een versieringsontwerp. Langaskens - een beginner - had vele doeken uitgestald, waarvan de meeste niet meer dan zinnebeeldige embryoes waren maar waarvan enkele goed opgevatte brokken ons toch een temperament hebben geopenbaard. Amédée Lynen, was een van de weinige kunstenaars in den groep, dien ik zonder voorbehoud heb kunnen bewonderen. Hij is een meester-teekenaar en een weergaloos humorist, bij wien het heilig vuur nooit bluscht in canailleuse gemeenheid, die een vlek op onze meeste schilders werpt, welke aanspraak meenen te mogen maken op geest en satire. Dierickx was er met een stuk vol diep gevoel, dat zich volkomen aan den titel | |
[pagina 158]
| |
Droefheid aanpaste. Baes, Fichefet, Viérin, Opsomer, Viandier en Van Holder hadden eveneens verdienstelijke stukken geëxposeerd. Noemen we dan nog de beeldhouwers Rousseau en Boucquet en Philip Wolfers, die de edelsmeed-, juweliers- en emailleerkunst weer heeft doen herleven. | |
In den kunstkringvolgen de tentoonstellingen elkaar onafgebroken op, maar zonder zich ooit boven 't middelmatige te verheffen en in ieder geval niet boven dat banaal talent, dat niet veel meer dan marktgeschreeuw is en waar men niets nieuws meer van weet te zeggen. Af en toe, bij gebreke aan eenige héel diepe of héel hooge kunst, komt men dan eens den een of anderen kranigen werkman tegen, een dier sensueele lekkerbekken wien, op de wijze der Kleinmeesters van vroeger dagen, het schilderen in het bloed zit. Zoo is bijv. de heer Smeers, in het bezit der meeste kwaliteiten, waaruit men groote schilders maakt, het ontbreekt hem enkel aan fantasie en scheppende verbeelding. Al die wonderbaarlijke impressies verheffen zich nooit boven 't ambachtelijk kunnen. Het blijven altijd preludieën, maar we wachten vergeefs op het concert. Of werden deze meesterlijke studieën ons alleenlijk aangeboden ter voorbereiding op de geneuchten van het schilderij, van het echte schilderstuk, zooals een kunstenaar van 't talent van Smeers ons verschuldigd is. Onder het overstelpend heer onzer doek-bekladders verdient Pinot mede een loffelijke vermelding. Hij is wellicht minder virtuoos dan de heer Smeers, maar hij schijnt meer bekommerd om een kunst, die zich niet uitsluitend bepaalt tot het uitvoeren van bravoerstukken. Onder de volmaakte techniek trilt toch ook een zekere aandoening. Eveneens in den Kunstkring is ook een mooie tentoonstelling geweest van Mevrouw Gilsoul-Hoppe, van wie ik vooral een heerlijk Vlaamsch Binnenhuis heb bewonderd - een echt schilderij, en dat is niet weinig gezegd in dezen tijd van schetsen en vingeroefeningen. G.E. | |
Uit ParijsTentoonstelling Vincent van Gogh in de ‘Galerie Bernheim’De impressionnistische kunst is nu zoo goed als akademisch geworden en het publiek staat doodgewoon, alsof alles in de rechte orde was, te kijken naar het ergerlijkst gesmeer en de meest verregaande, rauwste kleurenbaldadigheden. Schilderijen, die in dagen, die nu reeds lang vervlogen schijnen, - ik bedoel twintig jaar her, zoo snel verandert alles op heden, - den schijn van al te gewaagde nieuwigheid hadden, en heftige gedachten-wisselingen deden ontstaan, loopen gevaar, te blijven hangen, zonder dat iemand er bij verwijlt. Maar de naam van van Gogh blijft steeds voortsuizen in ons oor: hij is ons welbekend, wij weten, dat hij een rechtzinnig kunstenaar was en goedhartig, dat hij met hartstocht aan zijn kunst verkleefd was en wèl trachtte te doen zonder bijgedachte omtrent eer en voordeel: men sla er zijn brieven op naGa naar voetnoot(1). Hebt gij die roerende, zwaarmoedige brieven gelezen? Weinige geven sterker de zielsnood weer van den modernen kunstenaar: weifelingen, aarzeling, twijfel, lijk van Gogh ze heeft gekend, randen hem aan, tenzij hem de ijdelbeid in ongeneeslijke onbewustheid voort doe leven; hij tast in het donker rond, spant zich in om den rechten weg te vinden; hij moet zich aan alle valsche leering ontworstelen ingeval hij akademisch onderricht heeftge had; indien niet, een eigen techniek zien te vinden en alléen het werk van verscheidene eeuwen volbrengen; hij moet door eigen oogen leeren zien, struikelende over een hoop theoriën, die hem verhinderen in eenvoud de zaken aan te blikken. Er is veel innerlijke kracht toe noodig om zulke hinderpalen te boven te komen. Het is inderdaad te verklaren, hoe iemand, zoo rechtzinnig en met zulk ontwikkeld gevoel als hij, iemand, wiens hart zoo hoog was, de hand aan zichzelf heeft geslagen. | |
[pagina 159]
| |
Het is bekend dat van Gogh omtrent 1880 begon te schilderen en in den beginne onder den invloed der Hollanders, vooral van Israëls, stond: in dien tijd bekritikeerde hij de kunstenaars, die niet dan heldere tonen verkozen en nooit schenen te willen schilderen dan tusschen 11 en 3 uur. Maar toen hij zich in 1886 te Parijs had gevestigd, werkten de impressionnisten sterk op hem in; in het Zuiden van Frankrijk, waar hij van 1888 tot 1890 woonde, ontstonden de schilderijen met de tot het uiterst gedreven toetsen, de schreeuwende kontrasten, het gebrek aan lucht en diepte, die opvallen in zijn laatste periode. Uit die werken voornamelijk bestond de tentoonstelling in de Bernheim-Galerie. In zijn brieven gewaagt hij van verschillende tentoongestelde schilderijen en het is de moeite waard, die werken met de daartoe staande teksten te vergelijken. B. v. is het Café de Nuit brutaal en kinderachtig bont geschilderd, de figuren vallen uiteen, biljarden tafels vergrijpen zich leelijk aan de wetten der perspektief, de stralen der lamp worden allernaiëfst weergegeven en hebben niets van hun onstoffelijkheid behouden. De lezer staat niet weinig verwonderd, als hij verneemt dat de kunstenaar beduidde, dat ‘een herberg een plaats is, waar men te gronde kan gaan en tot waanzin en misdaad vervallen’ en dat hij wenschte te doen voelen ‘iets als het donkere verderf, dat huist in een kroeg, wel te verstaan onder den schijn van een vreugd, lijk bij Japanners, en van een Tarlarin - goedleefsheid’. - Men blijve verder staan voor zijn Slaapvertrek: naar zijn oordeel moet de kleur ‘vereenvoudigd, de voorwerpen in strenger stijl doen voorkomen en zoodoende de rust en den diepen slaap in het algemeen influisteren... De lijnen der meubelen moeten uitdrukking zijn van onverstoorde rust’. Geen oogenblik vermoedt men het bestaan van al die literaire en symbolische bedoelingen bij den aanblik van het schilderij, dat eer gelijkt aan een gekleurde prent, werk van een wetende, die zijn best doet om van niets te weten. Naast die nauwgezet bewerkte stukken, vinden wij een aantal schilderijen, zooals van Gogh er voortbracht in éen zitting, op éen dag, zonder ze naderhand over te doen. Hij dacht dat ‘als hij er zoo honderd maakte, er toch wel eenige goede onder zouden zijn’. In waarheid zijn er meer slechte dan goede bij! Maar bij nader toezien, treft men er hoedanigheden in aan, die verborgen liggen onder de vlugge en brutale uitvoering: hier vindt men een bewogen lijnenrythme, daar trekken, scherp naar het leven, ginds een koor van kleuren, al te vluchtig weergegeven, maar onderling juist aangebracht. Van Gogh zelf begreep dat het niet meer dan studies, schetsen en geen ten einde gebrachte werken waren. ‘Ik zoude mij tien jaar lang willen oefenen, door niets dan door studies, om éen schilderij of een paar van de figuren te maken’. Hij gevoelde, dat hij met de traditie niet af moest breken en al het vroeger gevondene verwerpen zoodra iets nieuws werd ontdekt: ‘Laat het heilige Impressionism zijn wat het wil, maar ik zou toch gaarne dingen doen, die het vorige geslacht, Delacroix, Millet, Rousseau, Diaz, Monticelli, Isabey, Decamps, Dupré, Ziem, Jongkind, Israëls, Mauve, en menig andere: Corot, Jacques... konde verstaan.’ Hij wenschte ‘de kleur met den vorm te versmelten’. Zou het hem wel gelukt zijn op een leeftijd, dat de tegenwoordige kunstenaars doorgaans hun volle rijpheid eerst bereiken om en bij de vijftig? 't Is twijfelachtig, want hem ontbrak veel, de allereerste onderlegdheid, een klaar begrip omtrent het na te streven doel, de macht van het genie. Te oordeelen naar de honderd schilderijen in de Bernheim-Galerie, moet hij in zijn derde periode, die, waarin hij alles het verste doordreef, zijn krachten en zijn bedrevenheid niet hebben weten te ordenen en saam te doen vloeien in zulke mate als noodig is, om een stuk van hooge waarde in het licht te brengen. Wat hij vroeger, van 1886 tot 1888, te Parijs verrichtte, laat, zoo bescheiden als het is, een beteren indruk, omdat het beter evenwicht houdt. Een der beste stukken uit dien tijd is het schilderij De Verwelkte Zonnebloemen, in dit tijdschrift gereproduceerd (Juli 1904): het uitzicht der bloem is goed weergegeven en de schilder heeft op uitstekende manier partij getrokken van de ornamentale motieven, die zij hem ten dienste stelde. De eerste periode is niet voldoende ver- | |
[pagina 160]
| |
tegenwoordigd: er zijn slechts enkele stukken te zien, ontstaan te Nuenen. J.M. | |
Uit RotterdamRotterdamsche kunstkring tentoonstelling van hedendaagsche Friesche kunstnijverheid (23 febr. - 15 maart)Van deze hoofdzakelijk voor den verkoop gearrangeerde tentoonstelling valt niet veel te zeggen. Voorwerpen als deze schijnen wel uitsluitend geproduceerd te worden, om aan de binnen- en buitenlandsche vraag naar dergelijke bonte rariteiten te voldoen. Welk nut, anders dan dit uitsluitend commerciëele, het natrekken b.v. van de naïeve grotesken der Hindeloper tafels heeft, is me niet recht duidelijk. De oude modellen in hun eigen omgeving waren goed en wel; de nieuwe copieën uit hun milieu gerukt en in een modern allegaartje geraakt verliezen daar eigenlijk hun karakter van gebruiksvoorwerpen. Een uitzondering moet gemaakt worden voor het gedreven zilvergoed, waarvan echter maar weinig een specifiek-Friesch karakter toonde. | |
Rotterdamsche vereentging ‘voor de kunst’ tentoonstelling van schilderijen en teekeningen van moderne Hollandsche meesters (26 febr.-15 maart)De heer G.L.M. van Es, bezitter van een aantal goede moderne werken, heeft de welwillendheid gehad een deel van zijn collectie ter bezichtiging aan bovengenoemde vereeniging af te staan. Jaap Maris is er vertegenwoordigd met twee rijpe studies, o.a. eene voor het bekende gezicht op Dordrecht met de kerk in den linkerhoek boven het zware geboomte uit. Door het rijke contrast van den blijden blauwen zet in de lucht en de prachtig-gemodeleerde wolken met de grommend-donkere stadsmassa schijnt het op het eerste gezicht kleurrijker dan het is: bijna-monochroom bruin met pittige licht-accidentjes van room-wit en even-oranje. Zijn onna-volgbaar talent, om met haast onnaspeurbare middelen de constructie van een stadsgeval te suggereeren, komt hier op het overbluffendst uit. Van J.H. Weissenbruch een groote aquarel, Strandgeval, uiterst dun in de verf, waarin de vochte atmosfeer en het narrige, druilige licht voortreffelijk gegeven zijn. Een Drinkende koe van Mauve, vlot opgezet, maar in enkele partijen fijn doorwerkt, innig en teer van groen, zooals hij dat in zijn beste oogenblikken wezen kan. Witsen heeft er een buitengewonen Winter, groolsch van verschiet, waarin de verschillende waarden van wit prachtig tegen elkaar gezet zijn; de rustige, bezonken stemming heeft niets van dat vermoeide, dat in zijn latere werk niettegenstaande de degelijke kwaliteiten vaak te bemerken valt. G. Poggenbeek met drie goede studies; W. de Zwart met een donkerkleurig, iets naar het Fransche trekkend Marktplein; G.H. Breitner met een Japansche vrouw in rood, een kleur, die even vloekt (het schilderij moest trouwens een andere lijst hebben); Albert Neuhuys met een voortreffelijke aquarel Moeder met kind. Bauer's groote aquarel, een van zijn bekende Oostersche voorstellingen, is zooals gewoonlijk een knap maar vrij onverschillig ding, wat bont in de kleur en onklaar in de groepeering. Van De Moor zijn er een paar kleine fantasietjes, waarvan vooral het eene, twee onbegrijpelijk acteerende figuurtjes, toch maar heel zwakjes is. Over het geheel een aangenaam en door zijn overzichtelijkheid ook wel leerrijk tentoonstellinkje. | |
Kunsthandel Oldenzeel tentoonstelling van schilderijen, teekeningen en etsen van W. de Zwart (Half Februari - Half Maart)Over De Zwart's schilderwerk heb ik het vorig jaar naar aanleiding van een tentoonstelling bij Reekers reeds gesproken. Zijn zwaarheid, zijn wreedheid in de kleur bleef me ook nu weer hinderen; maar bij de kracht en de cordate zelfbewustheid van zijn voordracht dient men deze onaangename eigenschappen op den koop toe te nemen. Zijn stemmingen zijn ten slotte even- | |
[pagina 161]
| |
goed genomen uit de Hollandsche natuur, als de fijnere en warmere van anderen en voorkeur voor dit of dat in iets volkomen persoonlijks. - Als teekenaar en etser kan hij met de besten vergeleken worden: zijn opzet is uiterst vast en krachtig, zijn lijn gedurfd en vaak van groote zwierigheid, zonder gemaniëreerd te worden. Wat hij in zijn schildering opzettelijk schijnt onderdrukt te hebben: het pogen om aangenaam te zijn en te behagen, - iets wat evenzeer den schilder als naar aloud klassiek maxime den dichter vrijstaat, - het maakt zijn grafische werk dubbel aangenaam voor wie er voor het eerst mee kennis maakt. En het is wellicht goed, van het laatste uit te gaan om tot een betere en billijker waardeering van het eerste te geraken. R.J. | |
KunstveilingenOpenbare verkooping der schilderijen, teekeningen en etsen, nagelaten door wijlen Theod. Verstrakte in de kustzaal Forst, te Antwerpen, op 10 maart 1908Niet zonder een gevoel van diepen weemoed betrad men de zaal, waarin men voor de laatste maal een zestigtal schilderijen, een dertigtal lijsten met teekeningen en evenveel etsen van den grooten meester vereenigd vond. Het waren werken van nogal ongelijke waarde: - sommige uit vroeger tijd, met een wat koud, grijsachtig licht; latere, met felle, vroolijk schitterende kleuren, en ook enkele van de laatste jaren, toen men in zijn kunst als 't ware reeds de sporen ontdekte van de kwaal, die dit groote talent allengs ondermijnde, maar waarin de weemoed soms tot het aangrijpend-pathetische opsteeg. De Catalogus volgend, vermelden we hier enkele der doorgaans betrekkelijk hooge prijzen; No 1, De Kerk te Schoore, voor ons een der beste van de hier aanwezige werken frs. 4950. -; No 3, In 't Peersbosch, een monumentaal stuk, met frs. 7700. - goed maar niet te hoog betaald; No 7, Nacht te Brasschaet, een zeer fraaie maanlichtschets, frs. 2090. -; No 8, een kleurige Zeenwsche Boomgaard, frs. 3300. -; No 12, Augustusochtend te Blankenberghe, een groot zeestuk, in Verstraete's OEuvre nogal ongewoon, frs. 4950. -; No 17, Beek in het Bosch, fr. 2420. -; No 18, Mijn buurman de Hovenier, frs. 5940. -; No 21, Klopjacht frs. 3740. -; No 27, een teedere Avondstemming, frs. 3300. -; No 31, Hoek van een vijver, frs. 7150. -; No 42, Rhododendrons, frs. 3300. -; No 43, het Koewachtertje, een voor onzen smaak wat te bont gekleurd stuk, frs. 3520; No 47, Boord eener Rivier, een zeer belangrijk stuk, frs. 6050. -; No 53, Dorp te Schoore, frs. 2759. De zeer knappe en doorgaans weinig bekende teekeningen van den meester, gingen o.i. niet zeer hoog: zelden boven de 100 fr.; een schetsenboek uit Calmpthout deed fr. 275. - . De etsen gingen daarentegen vrij hoog: van 50 tot 110 frs. De totale opbrengst bedroeg frs; 97.300. -. X. | |
Boeken & tijdschriftenPeter Brueghel der aeltere kirmes mit tanzenden bauern kombinationsdruck und verlag der k.k. hof- und staatsdruckerei in Wien preis: 30 kronenKleurenreproductie is bepaald aan de orde van den dag. Terwijl de z.g. ‘driekleurendruk’ ondanks al de moeite welke daaraan wordt besteedt, ons nog steeds onbevredigd laat, wordt ons hier onder de eenigszins vage benaming ‘Kombinationsdruck’ weer wat anders aangeboden. De grondslag van deze reproductie schijnt een fototypie of fotolithografie te zijn, waarop de kleuren dan in steendruk werden aangebracht. Dus meer een voortwerken in den geest der gewone chromolithografie, wel met behulp der fotografie, maar waarin de combinatie der kleuren toch hoofdzakelijk handwerk blijft - terwijl dit in den driekleurendruk zoogezegd automatisch geschiedt. Ondanks het scepticisme, dat we tegen | |
[pagina 162]
| |
de kleurenreproductie van oude schilderijen nog steeds blijven voeden - moeten we bekennen, dat hier een zeer te waardeeren uitslag werd verkregen. Brueghel's vlakke, scherp-omlijnde kleurpartijen waren zeker bij uitstek geschikt, om in een dergelijke reproductie tot hun recht te komen. Bovendien had men het origineel, dat in het Weensche Museum hangt, op de Hofund Staatsdruckerei aldaar vlak bij de hand, en konden de verkregen resultaten voortdurend aan het echte schilderij worden getoest. Door de zeer groote afmetingen van deze reproductie (85 × 58 cm.) behoefde er ook van het detail niet veel verloren te gaan. Op deze wijze werd dan een afbeelding verkregen die, zoo niet in volstrekten zin getrouw te noemen - dan toch als geheel de kleurengamma van het origineel zeer nabijkomt, en b.v. als kamerversiering een zeer prettigen indruk kan maken. Nóch het wezenloos-vervelende van een ouderwetsche chromo, nóch het leugenachtig-getrouwe van een driekleurenprent bederven hier den indruk. De afbeelding bevredigt ons in dezelfde mate als een goede akwarel of pastel, door een handig copiïst naar het origineel gemaakt. Houtsnede uit ‘Leven ons liefs heren Jhesu Christe’.
Wanneer wij ons in de kunst van den ouden Breughel willen verdiepen, dan zal een eenvoudige fotogravure, als b.v. die van de Photogr. Gesellschaft ons toch steeds dichter tot hem doen naderen. Maar wie een vroolijke kleurenvlek in zijn kamer wenscht, en zélf geen oorspronkelijk werk kan koopen, zal zeker niet beter kunnen kiezen dan deze fraaie prent der Weensche Hof- und Staatsdruckerei. B. | |
Boeken & tijdschriftenHandschriften und drucke des mittelalters & der renaissance katalog 500, anlaesslich des 120 jaehrigen bestehens des antiquariates, joseph baer & Co herausgegeben III teile mit 15 tafeln und 154 textabbildungen Frankfurt am Main, Joseph Baer & Co, Hochstrasse 6. 1905-1908Deze met meer dan gewone zorg ineengezette en rijk geïllustreerde, volumineuse catalogus is niet alleen voor den bibliophiel een aangenaam bezit te achten, maar ook voor hen die belang stellen in de versiering van het boek en de houtsnede. Het eerste deel geeft een overzicht van een collectie handschriften met en zonder miniaturen van de 11e tot de 16e eeuw, waaronder eenige zeer belangrijke, en over typografische inkunabelen van 1450 tot 1500. De laatsten zijn alfabetisch gerangschikt naar de steden; de persen van elke stad en de drukker van die persen, zooveel mogelijk in chronologische volgorde. Een uitzondering op deze methode werd gemaakt voor het eerste nummer der inkunabelen, een buitengewoon goed geconserveerd exemplaar van het Mainzer Psalterium, hier genoemd Psalterium Bursfeldense, naar de Bursfelder Benediktijner-broederschap, waarvoor het gedrukt werd door Johann Fust en Peter Schöffer te Mainz in 1459. Aan de beschrijving van deze, ook om zijn in kleuren gedrukte initialen, zeer merkwaardigen foliant worden 4 bladzijden gewijd. Een reproductie van het impressum wordt op een buitentekstplaat in rood en zwart afgedrukt. | |
[pagina 163]
| |
HANS WEIDITZ: Houtsnede.
In ditzelfde deel komen ook eenige Zuiden Noord-Nederlandsche inkunabelen voor uit Brussel, Leuven en uit Leiden: Leven ons liefs heren ihesu xpriste. Gheprent te leyden. Bi mij Hu go Jassoen... 1498. opten XXV. dach in Meye. Dit boek is met ongeveer 50 houtsneden versierd, blijkbaar het werk van twee personen. Een prentje van de beste dezer twee, in gehalte nog al uiteenloopende soorten, krachtig van lijn en decoratief van opvatting, gaat hierbij. Verdere belangrijke drukken der bekende Duitsche persen en vooral van Venetiaansche drukkers: als Jenson, Renner en Ratdolt, en uit Rome o.a. van eene Martinus de Amsterdam en Johan Besinken. Het tweede deel bevat eene opsomming van 951 drukken uit de zestiende eeuw met illustraties van Duitsche kunstenaars, die in zoover dit mogelijk was zijn geordend naar de namen der kunstenaars, waarvan ook korte levensdata worden gegeven, terwijl de bibliografische aanteekeningen tot het noodzakelijkste zijn beperkt. Onder deze nummers zijn weder zeer gezochte en merkwaardige werken met versieringen en prenten van meesters als Dürer, Benam, Cranach en Holbein zoowel als van minder bekende monogrammisten uit het bloeitijdperk der houtsnijkunst. Van Hans Weiditz, bijgenaamd de Petrarca-Meister, een blijkbaar gezochte en productieve teekenaar en vormsnijder komen niet minder dan zeventig nummers voor, waaronder slechts enkele duplicaten. Een smakelijk staal van diens werk geven wij hierbij uit nr 1336 Dryander, Artzenei Spiegel en ook komt het voor, bewijs dat toen reeds een vrij algemeene cliché-handel werd gedreven, in No 1390a, Platina, Von der Eerliche/zimlichen, auch erlaubten Wolust des leibs, Sich inn essen, enz. Het derde deel op gelijke wijze bewerkt als het vorige bevat drukken met illustraties van Fransche, Italiaansche, Vlaamsche, Hollandsche en Spaansche kunstenaars. Bij de Fransche uitgaven o.a. Les quatre/filz aymon door Renaud de Montauban, te Lyon gedrukt in 1506. Een zeer zeldzame en kostbare uitgave, waarvan noch de Bibliothèque Nationale noch het Britsch Museum een exemplaar bezitten. Bij de Nederlandsche drukken vele van Plantijn en kopergravures van Lucas van Leyden. Eenige titelbladen | |
[pagina 164]
| |
van Fransche en Spaansche drukken, prachtig dekoratief van vulling, doen ons weder te meer betreuren de, sindsdien bijna uitsluitend technische, vooruitgang der boekdrukkunst. Een literatuuropgaaf en een zaakregister vergemakkelijken het naslaan in deze in menig opzicht gelukkige publicatie, van het bekende antiquariaat. | |
Letterboek voor den teekenaar en ambachtsman door K. van Leeuwen, leeraar m.o.m1 en m2. vieren-vijftig platen in kleurendruk met toelichting en omschrijving. uitgegeven door G. Schreuders te Bennekom (g.)Dit jongste werk van den bekenden kunstnijveraar en leeraar, onderscheidt zich in hoofdzaak van andere bestaande voorbeelden-werken op dit gebied, dat het niet zooals deze, verschillende a.b.c.'s geeft die dan op goed geluk maar gevolgd moeten kunnen worden, maar doordat alle er in voorkomende letters en cijfers zijn geteekend op een lijnenschema van vierkant en cirkel en de daarin getrokken diagonalen en onderverdeelingen. Op deze wijze is een zekere vormenéénheid, een gelijkheid in de verhouding in de onderdeelen der letters doorgevoerd, welke ten hoogste bevorderlijk is voor de rustige éénheid van het alphabel. Er is hier dus niets aan het toeval overgelaten, en met liniaal en passer zijn de meeste letters te teekenen. Wel vindt men hier geen groote verscheidenheid van lettervormen, maar waar deze verscheidenheid zoo vaak leidt tot allerlei wanstaltigheden, kunnen wij deze betrekkelijke soberheid een deugd roemen. Behalve eenige variaties van verschillende letterdikte van de zoogenaamde blokletter heeft van Leeuwen ook andere romeinsche typen geteekend, waarbij de vorm soms zeer gelukkig uit de constructie is voortgekomen. Ook treft men er de bekende geconstrueerde a.b.c.'s in door de Bazel en Lauweriks, jammer genoeg, slechts in kapitalen ontworpen. Om als voorbeelden van goede letter- en woordenverdeeling te dienen alsook om de juistheid van zijne hieronder nader aangeduide stelling aan te toonen, nam van Leeuwen eenige reproducties op van mooie oude opschriften, voorkomende op gothische en romeinsche gedenkteekens, penningen en zegels, die ons doen zien hoe schoon dergelijke opgaven kunnen worden opgelost. De letterconstructie van Dürer uit diens werk: Underweysung der Messung, mit dem zirckel nu richtscheyt, Nürnberg 1538, is bekender dan die van Geoffroy Tory uit diens boek: ‘Champ Fleury’. Au quel est contenu Lart & Science de la deue et vraye Propertion des Lettres Attiques, dit autrement Lettres Antiques, & vulgairement Lettres Romaines etc. etc. Paris 1529. Maar die van den laatste wint het in bruikbaarheid en vormschoonheid. Aan de hand van wat deze beide zestiende-eeuwers en de Italiaansche architekt Serlio, in navolging van den Romein Vitruvius, er van ver telt, besluit van Leeuwen: ‘Na deze toelichtingen is thans voldoende aangetoond, dat harmonische éénheid in het alphabet moet verkregen worden met behulp van meetkundige figuren, waarbij de lettervorm berust op positieve gegevens. Hierdoor was het alleen mogelijk, dat de oude Romeinen over geheel Europa, van de Zwarte- tot de Noordzee één lettertype bezaten, dat we een zelfde schriftéénheid waarnemen in de Middeleeuwen en evenzoo op de monumenten der Renaissance’. Het is wellicht doordat wij de gothische letter geheel ontwend zijn, dat de daarvan gegeven voorbeelden minder gelukkig zijn geslaagd. Zij zijn hier en daar wat schriel, vooral de s, en te veel geconstrueerd. Dit zelfde zou bij nog enkele letters te bemerken zijn en zonder nu op het overigens zoo sympathiek en smaakvol uitgevoerde werk iets af te dingen, lijkt ons dit toch een vingerwijzing, om toch vooral de constructie hulpmiddel te doen blijven. Nog dienen wij te vermelden, dat dit werk niet wil geven, voorbeelden voor de gedrukte maar voor de geteekende letter, waardoor dan ook sommige lettercombinaties, die in den boekdruk niet uitvoerbaar zouden blijken, hier wel gebruikelijk kunnen geacht worden. Ook de ontwerpen voor sierletters en initialen zijn te loven. dr R. |
|