schijnen, is voor een Thijs Maris niet onmogelijk: In een zelfde gegeven zou Jacob in de eerste plaats getroffen worden door de majesteit der lucht boven de kleurrijke rust eener Amsterdamsche gracht; en het heele pracht-fijne voorgrondje, van af het baliekluivend ventje, het paarsche vrouwtje bij het roer, het heerlijkuitvoerige kajuitje, het tolhuisje, tot de bruggen met de ontelbare figuren toe, zou hij opgeofferd hebben aan het geheel van zijn eersten indruk. Op hem zou de soms verrassende perspectief van een stereoscoop, de levendige détails op den voorgrond, zou heel het lijnenspel daarvan, geen of althans geen sterken indruk hebben kunnen maken.
Matthijs daarentegen aanvaardde in zijn Hollandschen en in zijn Parijschen tijd, het gegeven zooals het zich voordeed, dat wil zeggen het stukje voorgrond, of beter, het complex van het gegeven dat hem om de een of andere reden getroffen had. Voor hem waren de kleinste bizonderheden op den voorgrond belangrijk, hij nam ze, subtiele realist die hij was, in zich op, hij omdroomde ze, verinnerlijkte de op zich zelf geringe feitjes, verteederde ze door ze te zien in hun eigen wezen, tot zooals Coleridge zegt, ‘natuur gedachte, en gedachte natuur’ is geworden en zijn droom naar buiten zichtbaar wordt, objectief, dat wil zeggen zóó dat de dingen hun eigen, hun werkelijke beteekenis, hun eigen samenhang, duidelijker nog, inniger en eigenlijker, terug krijgen.
En wanneer men nu de reproductie hiernevens of de photogravure in de Goupil-catalogus, de zelfde die als titelplaat in ‘De Hollandsche Schilderkunst in de XIXe eeuw’ staat, eens goed met de loupe bekijkt, niet het aesthetische alleen maar vooral het perspectievische, vooral het onnoemelijk aantal figuurtjes, meer dan een Hollander van onzen tijd en zelfs van de 17e eeuw er bij te pas zou brengen - alleen van Eyck in de Louvre en in zijn Barbara in Antwerpen komt dit nabij, overtreft hem hier, - wanneer men het eenvoudige volgen der ontelbare détails ziet, de ongeloofelijk uitvoerigheid van lijnen, vlakken en opstanden, de bizondere enkelvoudigheid van coloriet: iets van een warme grisaille met het fijne lila zoo heelemaal van hem, met het diepere roodbruin, eveneens een eigen kleur, en men weet dan dat hij het typische Amsterdam kende, - wel, dan is het niet zoo heel ongeloofelijk dat de lijnenopstand, de lijnenperspectief van een eenvoudig sterescoopplaatje de aanleiding kon worden tot een meesterstuk als dit. -
Maar ook, de oplossing is alleen bij den maker, bij Matthijs Maris te vinden.
Den Haag, Februari.
G.H. Marius.