| |
| |
| |
| |
De tegenwoordige drukletter
(Vervolg en slot)
Aan het streven Romeinschriften te ontwerpen in modernen geest, met minder verschil tusschen op- en neerhalen hebben wij van haast iedere duitsche gieterij een type te danken. De Plantin Antiqua van Genzsch en Heyse en de Austria van Klinkhardt zijn in den geest van het Kloosterschrift en de Mediaeval Egyptisch. De om zijn studies over lettervorming en verdeeling bekende Oostenrijker Rudolf von Larisch, ontwierp voor de k.k. Hol- und Staatsdruckerei een Larisch Antiqua zeer dicht bij de bovengenoemde soorten komende, maar zwaarder van lijn, zelfs zoo zwaar als maar met mogelijkheid een boekletter mag zijn. Toch maakt zij een aangenamen indruk, doordat de typen goed tegen elkaar sluiten. Nog noemen wij de door Ludwig Mayer aan de markt gebrachte romeinsoorten Augenheil en Esperanto. Bij de laatste zijn de dwarsstreepjes weggelaten, en vervangen door het in driehoekigen vorm uitloopen der letterstokken. Zij voldoet aan praktische eischen, geeft ook een prettige kleur aan de pagina, maar de vorm is niet juist te roemen, wellicht door het ongewone gemis der gebruikelijke schraveeringen. De Augenheil ofschoon zwaarder en iets breeder van beeld heeft overigens van vorm veel overeenkomst met de, door den Krefelder artist Richard Grimm voor Julius Klinkhardt te Leipzig ontworpen Saxonia Antiqua. Bij beiden het korte ombuigen der ronde onderkast letters naar de rechte stokken, zooals in h, u, enz. Grimm zocht door vermeerdering der onregelmatigheden, zijn type in leesbaarheid te doen winnen, maar bracht deze ook onder den regel aan; ik acht dit niet gelukkig, omdat dan meerdere kans ontstaat dat deze uithangende letters als f en de lange duitsche s, op de naar boven uitstekende letters komen te sluiten, waarvan ik in de proef een minder fraai exempel zag. De a en g zijn
echter gelukkig opgelosl. Om voor elke klank een karakteristiek, niet met andere letters te verwarren teeken te vinden, voegde de ontwerper eenige gothische typen in T, U, H, W, Z, terwijl het ook uit aesthetische oogmerken gebeurde, zooals met de altijd slecht aansluitende A, T, W. Ook wordt de Saxonia met eenige weglatingen, vereenvoudigd onder den naam Neue Römische
| |
| |
Antiqua door dezelfde firma gegoten. In dezen vorm komt ze mij evenals de Augenheil als wel te gebruiken boekletter voor.
Romein van Nicolaas Jenson Colophon uit ‘Decor Puellarum’
(Zie het eerste deel van dit artikel).
Een in velerlei opzicht verdienstelijke letter is de hier door een pagina van het Drukkers Jaarboek ingeleide Nordische Antiqua, waarvan de vermaarde Zweedsche drukker Waldemar Zachrisson te Göteberg de ontwerper is, zij het ook in navolging van de fransche romein van omstreeks 1500. Ziehier wat Zachrisson er van schrijft in den laatsten jaargang van zijn met dat type gedrukt wel verzorgde Boktryckeri Kalender, ‘Toen vóór twee jaren mij de opdracht te beurt viel om een nieuwen drukstijl te ontwerpen, die zou beantwoorden aan onze zweedsche behoeften, dacht ik dadelijk aan Christoffel Plantin's mooie en zeer krachtige romeinen uit het midden van 1500, welke, zoo mij toescheen, gemakkelijk zouden kunnen worden omgewerkt en dan zelfs zouden kunnen voldoen aan de technische en aeslhelische eischen van onzen tijd. Dat omwerken evenwel ging gepaard met groote moeilijkheden en het is mij een behoefte hier mijn dank uit te spreken aan de Heeren Genzsch & Heyse te Hamburg, voor de goede, maar tijdroovende samenwerking bij het moderniseeren van dit karakter, waardoor de zoogenaamde Nordisk Antiqua ontstond,’ De Heer Enschedé, die het wel kan weten, toont in het Drukkers Jaarboek aan, hoe door een min nauwkeurige wetenschap van Plantin's bedrijf Zachrisson er toe is gekomen over het hoofd te zien, dat de door Plantijn gebruikte letter uit Frankrijk afkomstig is ofschoon hij (E.) niet betwijfelt, ‘dat de eerste impuls voor deze boekletter uitgegaan is van een Plantijndruk.’
Wat ik op de letter zou willen aanmerken, is in de eerste plaats het nogal markante verschil tusschen dunne en dikke halen, maar vooral het ongewone dat de kapitalen lager zijn dan de staartletters. Niettegenstaande dat, is zij
| |
| |
‘König Antiqua’
Gebr. Klingspor Offenbach a/M.
‘Schelter Antiqua’
Schelter & Giesecke, Leipzig.
‘Cheltenham’,
Lettergieterij ‘Amsterdam’ v/h N. Tetterode, Amsterdam.
‘Trianon’ van Heinrich Wieynk.
Bauer'sche Giesserei, Frankfurt a/M.
‘Jugend-Schrift’
Gebr. Klingspor, Offenbach a/M.
‘Ridingerschrifl’
Lettergieterij Benjamin Krebs, Frankfort a/M.
‘Römische Cursiv’
Lettergieterij Genzsch & Heyse, Hamburg.
| |
| |
‘Grasset-Cursief’
Lettergieterijen Peignot & fils, Parijs, en Genzsch & Heyse, Hamburg.
‘Romaansch-Cursief’
Lettergieterij ‘Amsterdam’ v/h. N. Tetterode, Amsterdam.
‘Cheltenham-Cursief’
Lettergieterij ‘Amsterdam’ v/h. N. Tetterode, Amsterdam.
‘Schelter-Cursiv’
Lettergieterij Schelter & Giesecke, Leipzig.
‘Rundgotisch-Cursiv’
Lettergieterij Schelter & Giesecke, Leipzig.
‘Niebelungen-Ltter von Joseph Sattler’
Rijksdrukkerij, Berlijn.
‘Neudeutsch von Georg Schiller’
Rijksdrukkerij, Berlijn.
| |
| |
vooral door haar duidelijkheid en fijne vorm een aanwinst voor onze typografie, te meer daar zij haar oud nederlandsche verwantschap niet verloochent.
Behalve Frankrijk en Duitschland, heeft Amerika ons ook eenige boekschriften geschonken, die onze drukkers meestal door de Lettergieterij ‘Amsterdam’ met prijzenswaardig goed inzicht worden aangeboden. Wij wijzen op het Roycroft type hier Columbia genoemd, de Cheltenham of Moderne Elzevier, en de in voorproef vertoonde Caslon type, de laatste afkomstig van de Inland type-foundry. De Columbia is meer een smoutletter en bewees als zoodanig reeds goede diensten. Zij is van een zware en ongedwongen, eenigzins ruwe vorm, zooals er in Amerika veel typen beslaan, en maakt den indruk van geteekend te zijn, welke illusie bij nader beschouwing verdwijnt doordat de eigenaardige onvolkomenheden zich herhalen.
De Cheltenham is hier op luisterrijke wijze ingeleid door het Bilderdijk-Gedenkboek, zie mijne bespreking (bladz. 285 deel XI) in dit tijdschrift, en heeft intusschen bij veel boekdrukkers een verdiend succes genten. Het tot standkomen van dit lettertype heeft ongewoon veel moeite en hoofdbrekens gekost, om de bijzondere eischen die men wilde vervullen. Zij is ontstaan uit een behoefte der Linotype Company reeds in 1898 gevoeld aan een lettertype dat flink, kleurvol en bovenal leesbaar zoude zijn. Typen van alle landen en tot op de vroegste tijden werden onderzocht met groote zorg, en ofschoon velerlei mooie vormen werden gevonden, was er geen dat de vereischte kwaliteiten in zich vereenigde. Het was daarom en ook na nauw keurige vergelijking van het werk van Morris, Shannon, Ricketts en andere schriftteekenaars van dezen tijd, dat de Linotype Company zich met de resultaten dezer onderzoekingen vervoegde bij den Heer Ingalls Kimball, directeur der Cheltenham Press te New-York. Men veronderstelde, en niet zonder redenen, dat het verlangde type het beste zou kunnen worden ontworpen door iemand die door zijne professie meer speciaal met lettercombinaties bekend is, dan de uitteraard meer op de enkele lettervorm geschoolde teekenaar. Kimball mocht voor zijn taak medewerking vinden van den bekenden sierteekenaar B.G. Goodlue, die de teekeningen maakte. De Cheltenham is dus ontstaan door de goed begrepen samenwerking van typograaf en teekenaar en zij mag zich om haar duidelijkheid en goede vorm, verheugen in Amerika en Europa grooten opgang gemaakt te hebben. Wij meenen de eigenaardigheden van dit zoo gangbare type het beste te kunnen aantoonen aan de hand van wat de Lettergieterij Amsterdam er o.m. van verteil in haar Cheltenham-boekje.
‘Het streven was nu om de leesbaarheid, die bij het interlinieeren verkregen wordt, te bereiken, zonder de daaraan verbonden nadeelen en kosten. De werkelijke oorzaak van die meerdere leesbaarheid bij interlinieeren, zagen wij nog nimmer uiteengezet. Het is niet, zooals vaak beweerd wordt,
| |
| |
omdat het oog het begin van een regel dan gemakkelijker in zich opneemt, want dit is slechts een quaestie van regellengte. Maar de ervaring heeft aangetoond, dat de waarde van de interlinie ligt in het meerdere wit dat zij geeft boven den te lezen regel, en niet in het meerdere wit daaronder.
Wij laten hier twee voorbeelden uit een andere letter volgen, die dit duidelijk aantoonen: regel I heeft flink wat wit boven de regels en weinig er onder, regel II juist het omgekeerde.
Probeer de regels I en II te lezen, zonder Uw aandacht ook te schenken aan de regels, die er boven en onder staan:
I. De eerste pagina van den omslag mag slechts voor één derde gevuld worden met den titel van ons blad, de overige twee derden moeten voor advertenties beschikbaar
II. De eerste pagina van den omslag mag slechts voor één derde gevuld worden met den
Bij de Cheltenham is beoogden verkregen een meerdere quantiteit wit tusschen de regels, en wel met name boven de ronde letters in tegenstelling met dat wat er onder is, tegelijkertijd behoudende de grootte dier ronde letters.
Herhaaldelijk is aangetoond, dat men, een taal lezende, waarmede men vertrouwd is, de woorden in zich opneemt meer door hun vorm dan door de letters waaruit het woord is samengesteld. Vandaar dat ieder letterbeeld, hetwelk den ‘woordvorm’ (de buitenlijn van het geheele woord) verscherpt, bijdraagt tot de leesbaarheid, en daarentegen letterbeeiden, die den woordvorm ver zwakken, de leesbaarheid verminderen. Een pagina, bijv. uilsluitend uit bovenkast gezet, is moeilijk te lezen, eenvoudig hierom, wijl men bij het gebruik van enkel hoofdletters den woordvorm geheel ziet verdwijnen; alle woorden gelijken zeer veel op elkaar, uitgezonderd in de lengte der parallelo-grammen, die ze vormen.
‘Een tweede eisch voor de nieuwe letter was dus een verscherping van alle onregelmatigheden van den woordvorm in de bovenste helft van het woord. Maar toch hij het meer laten uitkomen van den woordvorm moesten zonderlinge afwijkingen vermeden worden.’
Ten overvloede gaat hierbij nog eene pagina uit de Cheltenham gezet, die beter dan elke uiteenzetting den lezer met de kwaliteiten van dit type bekend kunnen maken. Mogelijk dat in het begin, de wat ongewoon lange stokken, vreemd voorkomen, maar bij nadere kennismaking raken wij er mede vertrouwd, temeer waar overigens de lettervorm zoo eenvoudig is.
Ofschoon ten nauwste verwant aan de romein, en gelijk met deze hier ingevoerd wordt door onze hollandsche boekdrukkers, de cursief weinig gebruikt. Slechts waar zij dient om bijzondere plaatsen, zoo min mogelijk storend, te doen uitkomen, vindt zij hier toepassing. Maar er zijn ook voor
| |
| |
Letter van Paul Voigt
Rijksdrukkerij, Berlijn.
‘Neudeutsch von Otto Hupp’
Lettergieterij Genzsch & Heyse, Berlijn.
‘Walthari von Heiuz König’
Gebr. Klingspor, Offenbach a/M.
‘Hohenzolleru’
Bauer'sche Giesserei, Frankfurt a/M
‘Rundgotisch’
Schelter & Giesecke, Leipzig.
‘Echman’-letter
Gebr. Klingspor, Offenbach a/M.
‘Lang-Schrift’ von Paul Lang
Lettergieterij Flinsch, Frankfurt a/M.
| |
| |
‘Behrens-letter’
Gebr. Klingspor, Offenbach a/M.
‘Manuscript-Gotisch’
Bauer'sche Giesserei, Frankfurt a/M.
‘Rediviva’
Lettergieterij Benjamin Krebs, Frankfurt a/M.
‘Chistian Egenolff’
Lettergieterij Ludwig & Mayer, Frankfurt a/M.
‘Bek-Gran’ type
Lettergieterij Stempel, Frankfurt a/M.
‘Frankfurter-Buchschrift’
Lettergieterij Benjamin Krebs, Frankfurt a/M.
‘Liturgisch’ von Otto Hupp
Gebr. Klingspor, Offenbach a/M.
| |
| |
ander werk, gedichten, circulaires, en kleiner smoutwerk, niet te versmaden effekten mede te bereiken; in elk geval is zij verre te verkiezen boven de wel gebruikte schrijfletter, ter onzaliger ure uit Engeland ingevoerd, in navolging van het lithografisch z.g. Engelsch schrift.
De nieuwere eischen lieten ook de schrijfletter niet ongemoeid. En behalve dat reeds, vooral in Amerika, de bij alle romein-soorten bijgeleverde cursief meerdere appreciatie vindt, ontstonden ten gevolge van het verlangen naar een loopend type van moderner en krachtiger snede, eenige fraaie schriften, waarvan dat, door Heinrich Wieynk voor de Bauer'sche gieterij ontworpen Trianon wel de meest bekende is. De ook in onze kunstnijverheid zich sporadisch vertoonende neiging, naar Barok, Empire en Bas-Empire, die zooals bekend is in Duitschland tot een inmiddels ter ziele neigende manie heeft geleid, is wellicht ook Wieynk aanleiding geweest zich te inspireeren op het type der kopergravure-titels van de xviiie eeuw en het schoonschrift dier dagen, zooals trouwens de naam aangeeft. Het is hem gelukt een vlugge, sierlijke, ietwat kokette lettervorm te ontwerpen, die zonder er de factuur van te willen bezitten, toch verwant is aan haar voorbeeld. Wieynk licht dit nader toe in de inleiding voor zijn type en uit o.m. de meening dat het niet noodig is, tot in de kleinste bijzonderheden, de geschreven letters na te volgen, ofschoon deze voor de meeste typen het voorbeeld is geweest. ‘Lediglich die formale Schönheit eines Buchslaben, bei denkbar günstigstem Anschluss an seinen Nachbar im Wort-und Satzbild, gibt den Massstab für den künstlerischen Wert einer Schrift, die dabei als Ganzes klar und übersichtlich zu lesen sein muss.’ Ik zeg hem dit gaarne na, omdat het eenvoudig onmogelijk is, en door de technische en aesthetische bewerking die de drukletter behoeft, toch geconstrueerd moet worden om de noodige eenheid te verkrijgen, waardoor het geschreven karakter niet behouden kan en mag blijven. Ook Eckmann uitte zich in denzelfden geest, toen de Rudhard'sche gieterij zijn letter de wereld instuurde, die wij straks nog hopen te bespreken.
Bij de Trianon ontwierp Wieynk ook een rijk siermateriaal, waarin naast veel wat ons minder geschikt voorkomt, toch wel bruikbare randen en vul-en hoekslukjes.
De meeste buitenlandsche gieterijen hebben nu hun loopend schrifttype min of meer in den geest van den Trianon. De Gebr. Klingspor te Offenbach am Main staat met haar ‘schwung’ volle Jagend Schrift mede bovenaan en leverde daardoor tegelijkertijd een uitstekend te gebruiken materiaal, bij hun door den worpsweder dekadenten schilder, etser en kunstnijveraar Vogeler ontworpen Sierat. Volgen nog het Ridingerschrift van Benjamin Krebs te Frankfurt am Main, met schuiner stand en minder afwisseling in den vorm, de meer een schrijfletter imiteerende Marly van Flinsch en als ik mij niet
| |
| |
vergis de laatst ontstane dezer soorten, de Rühlsche Kursiv, ontworpen en gesneden door den bekenden stempelsnijder Georg Schiller.
‘Rühlsche Kursiv’ van Georg Schiller.
C. Rühl, Leipzig.
Ofschoon begeerlijke kwaliteiten bezitlende, geloven wij toch niet dat deze typen hier opgang zullen maken; dit is zonder twijfel ook de reden waarom onze gieterijen, niet met soortgelijk materiaal ter markt komen. En hoewel wij het ongetwijfeld een aanwinst zouden rekenen, weer een karakteristiek loopend type te bezitten als b.v. de vroegere Civilité, door de gieterij van Enschedé indertijd in den handel gebracht onder den naam van Oud Geschreven zijn er toch met de cursief van sommige der beste romeinsoorten wel aardige resultaten te verkrijgen. De Amerikanen kunnen ons dit bewijzen. De Römische Cursiv, de Grasset cursief, Cheltenham- en Nordische Antiqua Cursiv leenen zich het beste voor de door ons gedachte toepassingen.
Niet omdat ik verwacht, dat de meer beslist duitsche lettersoorten het destijds genoten burgerrecht weder zullen verwerven, is het, dat wij eenige fraktuur- en gothische typen behandelen, maar om eenige voor de huidige stand der typografie zeer zeker belangrijke schriften te memoreeren, temeer waar wij ook de karaktervolle prestaties van Eckman en Behrens daaronder rekenen, hoewel de letter van den eersten als romein is bedoeld. Evenzoo zijn de z.g. Neudeutsche Schriften, als middentype bedoeld, om aan den gedurigen strijd tusschen de voorstanders van fraktuur en romein een eind te maken, van uitgangspunt of resultaat van een beslist duitsch karakter.
Ongeveer terzelfdertijd, bij gelegenheid der Parijsche Wereldtentoonstelling van 1900, komen uit: het Nibelungentype door Joseph Sattler den bekenden illustrator, voor een uitgave der Rijksdrukkerij te Berlijn van de oude sage; de Neudeutsch van Georg Schiller, voor de katalogus van de duitsche inzending op de wereldtentoonstelling en de letter van Paul Voigt, deze beide typen ook voor dezelfde drukkerij; de Neudeutsch door Otto Hupp ontworpen voor de gieterij van Genzsch & Heyse, en de Walthari van de Rudhard 'sche gieterij door Heinz König geteekend. De tijd heeft bewezen dat deze typen (het Nibelungentype uitgezonderd) en de navolgingen er van als de Hohenzollern van de Bauer'sche gieterij en de Augsburger Schrift van Berthold, toch niet hunne roeping vervuld hebben, die was, om de reeds meermalen toegetakelde fraktuur te vervangen. Wijzen wij nog even op het vormverschil
| |
| |
dezer boekletters. Het Nibelungentype van Sattler, is meer een romein maar heeft veel gothische herinneringen, wat wij van den eenigszins archaïstischen teekenaar te verwachten waren, bij veel wat ons niet lijkt in dit type, vooral het soms groote onderlinge vormverschil der letters, heeft zij toch veel sympathieks. Ongetwijfeld kan zij de firma Schelter & Giesecke, aanleiding en voorbeeld geweest zijn bij het snijden van haar Rundgothisch.
De Neudeutsch van Hupp, heeft de oudste herinneringen maar alle vier, Eckman-, Schiller-, Voigt- en Hupptype leggen bijzonderen nadruk op de rechthoekige druklettervorm in verband met het gelijkvormige drukvlak. Dat is zeer zeker een deugd te noemen. De Neudeutsch van Hupp is mij om haar flink en krachtig letterbeeld en haar door de penmanier ontstane rondingen van de drie laatste het meest sympathiek. Bij de letter van Schiller merkt men te veel dat te de vermijden ronde overgangen, moesten worden gemaakt door korte rechte streepjes.
De door den te vroeg gestorven Otto Eckmann ontworpen romein is een geniale creatie, omdat er zoo duidelijk in uitkomt dat zij met het penseel is ontworpen, en zoo volkomen aansluit bij de lijn van zijn modern ornament. Eckmann versmaadde het niet, ook aan de gothische en fraktuur vormen te ontleenen, die er toch niet uitvallen. Het samenwerken met de gieterij heeft hem voorzeker behoed zijn ornamenteervreugde te vrij den teugel te laten. En ofschoon van een geheel andere vormentaal dan de onze moeten wij toch zijn soms gelukkige oplossingen bewonderen, b.v. de boven en onder verdikte stok, die alzoo door een gebogen lijn begrensd toch den indruk maakt van een krachtige loodrechte lijn. Trouwens aan kracht komt zij niet te kort, en ofschoon niet onduidelijk, blijkt zij voor het meeste boek- en smoutwerk te zwaar.
De duitscher Gustav Kühl zegt dat zij een te internationalen indruk maakt en daarom de fraktuur-lievende duitsche burger haar niet in zijn bijbel of gezangboek wil zien. Mag zijn. Voor ons heeft zij een te beslist duitsch-modern karakter, en dat niet van dezen tijd maar van een periode die men in Duitschland ook te boven is. Zij is zelfs daar om die redenen verdrongen gelijk met de vele navolgingen. Zij is te veel Eckmann om haar wordings-periode lang te overleven, dat is niet als een verwijt bedoeld, maar het is haar ongeluk. Eenige jaren na de Eckmann, in 1902, bracht de zoo artistiek werkzame Rudhard'sche gieterij een andere letter in den handel, door den toen in Darmstadt wonenden professor Peter Behrens ontworpen. Hij ging van vrijwel dezelfde beginselen uit als Schiller en Hupp, maar het is hem beter gelukt de oude schrijfwijze met een ganzenpen op zijn in modernen geest ontworpen drukletter toe te passen, mogelijk ook doordat hij de laakbare kwaliteiten van het Schillertype kon vermijden. Hij schrijft in zijn voorwoord o.a. ‘Es wäre
| |
[pagina t.o. 76]
[p. t.o. 76] | |
Breede ‘Cheltenham’ van de Lettergieterij ‘Amsterdam’ v/h N. Tetterode, te Amsterdam.
| |
| |
das höchste Lob für die Schrift, wenn man befriedigt würde, in ihr sowohl die hoheitsvolle Sprache Nietzsches, als auch Journal-Berichte zu lesen, und wenn zugleich ihre Buchslaben ein gutes Bild im Salz geschäftlicher Anzeigen ergeben würden.’
Eenige corpsen en vergrootingen der Liturgisch van Otto Hupp.
Gebr. Klingspor Offenbach a/M.
In hoeverre hij daarin is geslaagd willen wij in het midden laten, maar toch is zijn letter door dekoratieve kwaliteiten in de eerste plaats, eene die er zijn mag en zeker te prefereeren boven de minder leesbare Hohenzollern. Zij heeft opgang gemaakt, maar wordt reeds weder verdrongen door de inmiddels in de mode geraakte, nieuwe uitgaven van oude fraktuur-typen als de Breitkopf Fraktur van Gebr. Klingspor, Rühl en Ludwig & Mayer, de Alte-Fraktur van Genzsch & Heyse of de vereenvoudigde bewerkingen van Krebs Rediviva, van Flinsch Frankfurter Fraktur, van Numrich & C o Leipziger Fraktur, Dürer Fraktur van Ferd. Theinhardt en het König type van Gursch. Wij kunnen nu tegelijkertijd wijzen op een serie van meer moderne omwerkingen die het scherpe karakter der oude duitsche letters missen, waarvoor dan ronder en krachtiger vormen in de plaats zijn gekomen, zooals de Runde Fraktur en
| |
| |
het Egenolff-type van Ludwig & Mayer, Bauernschrift van Numrich, Bek-Gran van Stempel en het Frankfurter Buchschrift van Benj. Krebs.
Het zou ons te ver voeren al deze typen uitvoerig te bespreken, temeer omdat zij toch voor ons land geen beteekenis hebben; wij maken echter eene uitzondering voor de laatste schepping van Otto Hupp, die door de Gebr. Klingspor te Offenbach am Main in een zoo voornaam uitgevoerde, zeldzaam lijvige proef wordt uitgegeven onder den naam Liturgisch. De naam duidt reeds op hare voornaamste bestemming, ofschoon ook ander dan juist religieus drukwerk, zelfs briefhoofden, adreskaarten er mede in proef worden vertoond. Voor dit doel is zij hier absoluut niet te gebruiken, en voor kerkelijke doeleinden, tenzij katholieke, zal de praktijk moeten leeren, hoewel het mij niet onmogelijk schijnt, waar wij nog veelal voor kerkboeken de z.g. duitsche letters toepassen. Zij doet denken aan een geregulariseerde en techniesch volmaakter bewerking van het gothische type van Gutenberg. Voor bijna elke lettergrootte zijn nieuwe teekeningen gemaakt, om mogelijk storende en toch niet zichtbare détails te vermijden, wat het hierbijgaande voorbeeld duidelijk doet zien. De grootere corpsen zijn gecompliceerder van vorm dan de kleinere maar maken toch denzelfden indruk. Bij zijn letter teekende Hupp ook een aantal versieringen en symbolische figuren, sterk onder den invloed van de oude duitsche houtsnijders, maar toch zou het, zoolang wij zelf niet anders bezitten op dit gebied, geen achteruitgang zijn indien de banale religieuse prentjes werden vervangen door de soms zoo smakelijk gegeven toepassingen van Hupp's gemakkelijk ontworpen siermateriaal.
Wij sluiten hiermee de lange reeks van opsommingen, die lang niet volledig kan genoemd worden, trouwens stond dit bij ons niet voorop, en ook vreezen wij dat, gegeven de menigte van typen, veelal door concurrentiegeest in de wereld gestuurd, volledigheid buiten gesloten is. Ook werden eenige der hierbij vertoonde lettersoorten niet besproken, wij laten het gaarne den lezer over vergelijkingen te maken, ook omdat zoodoende ons doel het beste wordt bereikt, namelijk interesse te wekken voor een, tot zooveel schoons in staat te geven zijnd, kunstvak. Door de snel wisselende stroom der tijden en de daaruit voortvloeiende veranderde inzichten, zal worden uitgemaakt welke letter in staat zal blijken te zijn haar ontstaans-periode te overleven.
Hope dat dit het geval moge zijn met de lang en nog verwachte nederlandsche boekletter.
November, 1907.
S.H. de Roos.
|
|