Onze Kunst. Jaargang 7
(1908)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Anton Mauve en zijn tijd
| |
[pagina 59]
| |
ding in lijn en kleur. En zoo in zijn blonde kunst de fijne, brooze geledingen van het kleurgamma, maar vooral ook de subtiele waarden in de toonverhouding, zich door de aesthetische bevattelijkheid laten opnemen als de vibreerende grondtoonen in het vermischen van muzikale accoorden, is de gegeven stemming in zijne landschappen, als resultaat zijner visionnaire opvatting, te denken als een gezongen melodie, op een ietwat weemoedigen, langoureuzen toonaard. Mauves opvatting van het landschap heeft sentimenteele neigingen. Is het ook waar, dat de individuëele gemoedsbewegingen niet overheerschen mogen in de gestemdheid van den kunstenaar tijdens zijn arbeid, - wijl deze zijn onafhankelijkheid jegens zijn eigen persoonlijkheid, dat is tegenover zijn plaatselijke en tijdelijke ontroeringen heeft te handhaven - in Mauve's werken is er een harmonische opstreving der zielsbewogenheid van den mensch met de verrukking van den schilder. ANTON MAUVE: Op weg naar huis.
(Eigenaar: de Heer H.W. van Delden. Het werk uit den tijd, dat hij den invloed van zijn leerschool aan 't ontgroeiën was, is reeds, als hij Jacob Maris en Israels, kenteekenend den aard van zijn kunstuiting. In Maris' vroegste werken, juist ook in zijn figuurstukken, is al die gedragenheid van vormuitdrukking, welke later den climax | |
[pagina 60]
| |
zou bereiken in het rhytmisch lijnenstel, waarop zijn land- en stadsgezichten gebouwd zijn; Israëls ingeboren sentimentaliteit, dat is, een neiging tot zich verlustigen in pathetische en weekhartige levensaanschouwing, kon zich toen nog vrijelijk vermeien in den sfeer der romantiek; Mauves aanvankelijk werk doel blijken een genoegelijke belangstelling geneigd tot luimige opmerking van het alledaagsch levensverkeer, 't meest vertrouwelijk met tooneelen, stille voorvallen, in het vreedzame buitenbedrag. Van uit deze psychische eigenschappen is ook het essentieele verschil tusschen het landschap van Mauve en dat van Maris aan te duiden. Mauve de opmerker van het voorvallende, karakteristiek voor de plaatselijke omgeving, met een ontroeringsvolle waarneming, maar tegelijk fijnen kijk op het menschtype, - Maris de ziener van het landleven in zijn meer algemeene proportie's, minder gemeenzaam met de intieme aangelegenheden in zijn verschijning, maar met wijder begrip van de rust, die zich uit de wisselvalligheden van het tijdelijke en het voorbijgaande in den duur verheft. En dan kan opgemerkt worden, dat de zin voor wat men kan noemen den huishoudelijke kant van het landschap, en die in den beginne zich nog meer verhalenderwijs uitte in den keus van onderwerp, als: voerlieden met hunne paarden, die elkaar op een landweg ontmoeten, of, een oud echtpaar wandelend in een park - steeds in zijn werk is aan gebleven. Want later zien we zijn figuren, hoewel in handeling of houding minder anecdotisch gedacht, toch bovenal strekkende, om door een passende voorstelling het landelijk milieu te karakteriseeren, de bedoelde stemmingsaard te schragen en te completeeren. Zijn figuren hebben volkomen het karakter van stoflage, maar zeker werd dan ook zelden stoffage met fijner takt en juister plaatsingsbegrip in schilderijen aangebracht dan in het werk van Mauve. Dit komt temeer uit wanneer het figuur zeer klein in proportie is tot de omgeving: een landman in zijn karretje rustig eenzaam op weg naar huis, een schipper met zijn trekschuit in een vaartje - het is, meer dan een richtige verlevendiging van het tafereel, het ware leidmotief van de gegeven natuurstemming. Soms neemt het bedrijf der menschen het overwicht in het kader, wordt de figuurgroepeering zwaartepunt der compositie, als bij de voorstelling van een houtveiling in het bosch. Daarbij dan vooral laat zich den aard van Mauve's observatie, wanneer die zich beperkt tot het plaatselijke van menschenhandeling in het buitenleven, nog eens nader herkennen: dat daaraan een trek eigen is van dien specifiek hollandschen, eerzamen humor, die in het figuur-typeeren beurtelings naar het grappige en het ontroerende doelt. Niet onjuist lijkt me de opmerking die ik eens hoorde maken, dat Mauve daarin iets van Hildebrand's geest aan zich heeft. En wanneer dan zoo'n buitentooneel in de zeggingsvaardige aquarel-leertechniek gegeven werd, vond Mauve's spiritueele teekenwijze met het | |
[pagina t.o. 60]
| |
ANTON MAUVE:
DE MELKBOCHT, (Aquarel). | |
[pagina 61]
| |
waterverfpenseel, hier wel 't vlotst zich op dreef om in snedige aanduiding van het teekenachtige, een karakteristieke, maar illustratieve afschetsing te geven van het leven. ANTON MAUVE: Winterlandschap.
(Eigenaar: de Heer J.T. Cremer). In Mauve's kunst is het menschbeeld altijd meer figurant dan vertegenwoordiger van een eigen leven, secondair aan zijn omgeving, waarmee | |
[pagina 62]
| |
het intusschen innig verband houdt, om aldus in zijn eenvoudige en natuurlijke pose of verrichting, de stemmingsaard van het schilderij aan te vullen en op te voeren. Hij schijnt voor zijn figuren enkele vaste modellen gehad te hebben; zijn herders en koewachters vertoonen, als van hun gelaat de trekken te onderscheiden zijn, veelal hetzelfde type. In Mauve's opvatting is de aanwezigheid van het menschwezen en van de diergedaanten gelijkwaardig als onderdeel in de mooie verschijning van het algemeene buitenleven. De kleederen der menschen, - vooral der buitenlieden - en de vachten der dieren zijn even belangrijke factoren tot verrijking der kleurwerking van het geheel; hun houding en beweging, suggereert de illusie door den ontroerden kijk van den schilder aan een bepaald landschapstafereel toegedicht. Een ploeger op den rug gezien en achter zijn paarden gaande over den zwaren bodem, heeft het bovenlijf bekleed met lichtblauwen kiel; deze kleurnoot is van gewicht, is er op aangelegd om luchtiger te verglijden in de atmosferische tinten van de ruimte, waarin de menschengedaante gaat; en aldus is de verwijderende gang van deze figuur in de wijdschheid, waarin hij zich beweegt, reëel waarschijnlijk en... dichterlijk uitgedrukt; een man, 's avonds aan 't werk op zijn akker, in een kruipende gebogen houding, is niet de dramatiseering van menschelijken arbeid, maar vormt met zijn schemerende silhouette boven den donkeren bodem, het centrale punt in de lyrische verbeelding van een avondstond; - een vrouwtje dat in de duinen haar waschgoed te droogen hangt, is in de allure van haar afgewerkt lichaam wel juist getypeerd, maar bovenal is toch de plaatsing van het figuur in dit milieu dienstig om den geestelijken inhoud der schoonheid van zilverblanke toonverhouding die den schilder ontroerde, te commenteeren. Mauve heeft de vermaardheid uit te munten als schapenschilder; zeker heeft hij het voldongen meesterschap over de teekening en de grepen der techniek, om van de onbestemde gedaantevormen dier woldragers de karakteristieke uitbeelding te treffen, en meer nog, om het gezamenlijke van die talrijke enkelheden, als een aaneengeslotenheid van onderlingheden, met het golven der vormen in hun schuifelende beweging, wat men noemt natuurgetrouw, dat is zonder stoornis der realiteits-waarschijnlijkheid van ordeloosheid in orde, weer te geven. Hij beschikt daartoe als dierenschilder over een beeldend vermogen gelijk Willem Maris, wijl ook hij zich dit won uit aanhoudende studie, die hem diepere kennis van het vormwezen aanbracht, voor goed. Maar het is de heideruimte tegelijk die Mauve schildert bij het afbeelden eener kudde schapen; die wiegelende klomp leven van een zoo ondefinieerbaar vormwezen, is als een dwarrelende lichtwolk, verstuivend in de placiditeit van de atmosfeer. Ik las ergends dat Mauve, als er gasten ten eten waren, wel eens de borden bewalmde boven de lamp, om uit de toevallige schikkingen van die roetnevelen | |
[pagina t.o. 62]
| |
ANTON MAUVE: HUISJE BUITEN.
(Eigendom der familie Mauve). | |
[pagina 63]
| |
landschappen te fantaseeren, welke hij dan den vrienden als aandenken meegafGa naar voetnoot(1), Deze mededeeling kan op zich zelf maar de betrekkelijke waarde hebben van een locale eigenaardigheid in het levensverkeer van den meester, toch is ze bij nader inzicht wetenswaardig ter kenschetsing van zijn aesthetische neigingen. Als ieder uit den aard en de taktiek zijner kunstuiting, een bepaald procédé of te bezigen werkmateriaal 't gunstigst tot zijn handelen geëigend kan bevinden, dan is het wel begrijpelijk dat uit den chaos van futiele wasem-vlekken dezer zwartsellaag, hem de beelden tegenschemerden van de wereld zijner eigen impressie's van het landschap. Mauve is de schepper van het blonde landschap in de fijnste spanning der kleurnuancen. ANTON MAUVE: Houthakkers.
(Eigenaar: de Heer F.P. ter Meulen). Den toonaard van grijs heeft hij in zijn subtielste gradatie's nagespeurd, uit de fijnste weefselen van zijn lichthoudendheid de kleurweelde zien ontbloeiën. De duinstreek met de zachte deiningen van zijn grillige heuvelingen, waar de kleur in de ijle atmosfeer van de zeelucht bleekt tot een | |
[pagina 64]
| |
parelenden schijn van groenende kleurigheid, de heide met haar fluweelig donkerende huid en de malte blinkingen van de schelle zandplekken, grasvelden in diffuus licht intiem onder het lommer van boomgaarden, het lichtgloren in een avondlucht, de verzonken stilte van boschschaduw, de ongerepte effenheid van een sneeuwdek, een glazige witte stoffelijkheid, die in hoogste blankheid afkaatst de glimpen van het licht, - 't waren hem zijn geliefkoosde motieven. En waar in de (uitvoerig voltooide) schilderijen de delicate, smeltende schildertoels soms verkwijnt in het behaagzieke en het weeke, heeft Mauve van zijn landschapvisie wel in aquarelleerkunst de meest precieuse uiting gegeven. De praktijk van waterverfschilderen, zoo eigenaardig ‘wasschen’ geheeten, heeft nooit als in onzen tijd resultaten bestreefd, equivaleerend met die, welke door aanwending der kneedbare, dekkende olieverf slechts bereikbaar schenen. Het ‘teekenen in sapverf’ bedoelde meer een notitie der kleuren als voorbereidende arbeid tot de meer doorwrochtende behandeling der schilderij. En dan is het wel vooral Mauve, die met gedistingeerd beleid en soepele behandeling, de eigenschappen van de brooze, onbesmette aquareltinten door sponzen en dekken, heeft geassimileerd met het expressie-vermogen der gedegene olieverf. Daar waren er verscheidene, die door wasschen resultaten verkregen van kleursterkte en rijpe tonaliteit als in hun schilderijen, maar geen is er geweest die op het witte papiervlak de kleur heeft doen uitdijen zoo vast en tegelijk vluchtig, zoo gaasfijn en van licht doorwasemd, als Mauve. Het is daarbij wel vooral, in de zuivere eenstemmigheid van lichtlinkende tonen en klare kleurigheid, dat deze kunst van schilderen van muzikalen geest is. Intusschen heeft Mauve met zijn sensitieve uitbeelding van het landschap, ook wel de oogen wijd geopend gehad op de reliefwerking der realiteit, zijn talent aanspannend op een krachtig plastische wedergave van het object. Zijn kloeke dierstudie's zijn daarvan de schitterende resultaten en een enkel portret - hier gereproduceerd - is tusschen zijn voortbrengselen werkelijk een verrassing. Hij heeft schilderijen gemaakt, als de Houthakkers in het Suasso-Museum te Amsterdam, waarbij hij met sterk aangebonden oplettendheid de visueele karaktertrekken van vorm en kleurwezen der dingen bestudeerde, schilderend zoo nadrukkelijk mogelijk wat hem daaruit als het klaarblijkelijke impressionneerde. En dit klemmende expressievermogen is een kant van zijn talent, die wel moet aangemerkt worden om lot algeheel besef te komen van het essentieele zijner gaven, en tot grondiger waardeeren van zijn kunst. We raken hierbij aan de technische beteekenis van dit schildersbedrijf. Hij was een teekenaar van uitnemende vaardigheid. Hij was in de beoefening | |
[pagina t.o. 64]
| |
ANTON MAUVE: HET KALFJE, (Aquarel).
| |
[pagina 65]
| |
van zijn kunst een virtuoos zelfs, maar dan in den goeden zin van deze kwalificatie. Hij kon zich verlustigen in het spel der penseelvoering, los en veerkrachtig, scherp accentueerend en teeder-toetsend. In het werk van zijn vroeger tijd, in zijn teekenen van boomen en struikgewas, uitvoerig en nauwkeurig, is reeds die vlotte gemakkelijkheid van een teekenvaardige hand te bewonderen. En wanneer hij zich later bij ongewone uitvoerigheid, als in het schilderij der Koningin, in de waarde van alle détail verdiepte, werd de hoedanigheid van iedere kleur, het karakter van iederen vorm, tot in de vezelen van het bijzonderlijke fijn uitgeslepen. Het sentiment, dat door deze technische boedanigheden zijn uiting vond, is sinds lang door de wereld van schilderij-minnaars en ‘kenners’ geweten, maar laat zich natuurlijk altijd weer als bij alle kunst, in zijn bodemlooze diepte naspeuren, wanneer de waarachtige smaak voor wat naar de uiterlijke gedaante een schilderij genietbaar kan doen zijn, herhaaldelijk tracht aan te proeven, de kostelijkheden van den vorm. Dan slechts kan men van den geestelijken zin dezer moderne, impres-sionnistische interpretaties's van het landschap, in hun dichterlijke beteekenis, als pastorale vertolkingen van het hedendaagsche hollandsche buitenleven in Duin- en Gooistreek, ten volle overtuigd zijn en... blijven. W. Steenhoff. |