| |
| |
| |
| |
Adriaen Brouwer en de ontwikkeling zijner kunst
(Vervolg).
Na het soepeler worden van de makelij, wijzigt zich ook de kleur. Van nu af zal op alle mogelijke wijzen Brouwer er naar trachten om de levendige kleuren die hij uit Vlaanderen mee heeft gebracht, eenvoudiger en gedempter te maken. Reeds Bürger veronderstelde dat op een gegeven oogenblik Brouwer door Rembrandt was beïnvloed en het is niet onwaarschijnlijk dat Brouwer legen het eind van zijn Haarlemsch verblijf, d.w.z. omstreeks 1630, eenige werken uit de jeugd van den grooten meester heeft gekend. Hij bekommert zich om de studie van atmosfeer, van licht-en-donker, van het avondlicht, van alles wat verzacht en harmoniseert. De heldere roomkleuren van vroeger veranderen in sombere gouden, het rood der kersen wordt verslenst granaat en het felle kopergroen verdwijnt voor teeder olijfgroen.
Op het Avondtoilet, in de verzameling Schloss, - een der zeldzame onderwerpen met kunstlicht, die Brouwer schilderde - heeft de nacht alle lokale kleur uitgewischt. Moet men zich voorstellen dat die boer voor een venster zit, dat uitziet op dat sombere groen, op dien lagen wolkenvollen hemel? Die achtergrond met zijn vreemden schijn, voegt een lugubere noot bij deze compositie, die niettegenstaande de komische zijde van het onderwerp, reeds van zoo een aangrijpend effekt is. Hoeveel uitdrukking ligt er in dit figuur-fragment ter helft door een grooten breedgeranden vilten hoed verborgen! De weerglans van het flakkerende licht, de doorschijnendheid der vleeschdeelen, is met veel meesterschap weergegeven. Het landschap vooral, met zijn doorschijnende glacis is breed van uitvoering.
De studie van clair-obscuur en atmosfeer trekt hem naar nevelige kelderverblijven, naar tabakskitten, waar men de lucht kan snijden, waar de schaduwen alom diepe gaten boren en waar het licht niet meer dan twee of drie kleuren gelden doet. Eenige der beste paneelen die hij later schilderde gaan uit van dezelfde werkwijze. Tot deze manier behoort bijv.: De Tabaks-
| |
| |
kroeg en de Operatie, beide in de verzameling Schloss In de Tabakskroeg wordt enkel het voorplan door het licht getroffen, dat niets doet uittreden dan twee gekleurde huizen en een prachtige kruik. De achtergrond rechts ligt verdronken in nevelen, maar links, vóor den gouden glans van den haard, bewegen enkele figuren als chineesche schimmen.
ADRIAEN BROUWER: Avondtoilet.
(Verz. A. Schloss. Parijs).
De Operatie vooral, reeds tot een volgende periode behoorend, is van een groote volkomenheid, wat betreft de weergave van de atmosfeer. Het stuk, geheel door schaduwen ingenomen, wordt enkel door een kelderopening die
| |
[pagina t.o. 46]
[p. t.o. 46] | |
ADRIAEN BROUWER: INTERIEUR VAN EEN TARAKSKROEG. (Verz. A. Schloss, Parijs).
| |
[pagina t.o. 47]
[p. t.o. 47] | |
ADRIAEN BROUWER: DE OPERATIE.
(Verz. A. Schloss, Parijs).
| |
| |
een stukje lucht, 't rood van een dak met een beetje groen binnenlaat, verlicht. Men voelt de vochtigheid der atmosfeer, zoowel builen als binnenshuis. Rechts komt een deur uit in een lichter vertrek. Een glazen bol, wondertje van schilderkunst, midden in het vertrek opgehangen, karakteriseert het beroep van chirurgijn, die in dien tijd allerhande curiositeiten verzamelde, waaronder de krokodil een eerste plaats innam. Brouwer, heel sober kunstenaar die hij was, hield zich tevreden met de weergave van een enkel detail.
ADRIAEN BROUWER: Tabakskroeg.
(Louvre, Parijs). Aan de benedenzijde der foto ontbreekt een smalle strook.
Het mooiste en tegelijk minst opgemerkte werk van den schilder, dat de Louvre bezit, een Tabakskroeg, toont aan hoezeer hij op zeker oogenblik om de studie van het licht bezorgd was. Een licht, geheel Rembrandtesk, concentreert zich op den machtigen rug van den een of anderen slapenden boer, waar het een feëenspel van kleuren te voorschijn toovert - een brok van een wit hemd tusschen 't licht citroengeel van de broek en een parelmoerig-beige vest - alles opgehaald door enkele roode rijgveters, terwijl deze aantrekkelijke helderheid rondom nog door donkere groenen verhoogd wordt.
De franke kolorist, die Brouwer bij zijn aankomst in Holland was, heeft hem nooit geheel verlaten. Zijn tonen blijven altijd helder en als elkaar tegenovergesteld. Nooit, zooals bij Teniers, lijden zijn schakeeringen onder een overmaat van vermenging. In die onderlinge tegenstelling van twee of drie
| |
| |
kleuren legt Brouwer zooveel kunst, dat de aandacht zich vaak geheel afwendt van 't onderwerp om enkel de pracht der kleur te genieten.
ADRIAEN BROUWER: Drinkebroers.
(Verzameling Dutuit, Petit Palais, Parijs).
Een kostelijk stuk uit de Dutuit-verzameling, vertoont ons een dergelijk geval. Een krachtig licht valt op het voorplan, waar twee Drinkebroers neerhurken op bankjes en een derde op den achtergrond zich meer in de schaduw houdt. Een der dronkaards legt al zingende de hand op het hoofd van zijn makker in een dier aanvallen van ‘verteedering’ die tot een zeker dronkenmans-stadium behooren. Maar wat ons nog meer aantrekt in dit paneeltje dan de fijne psychologie, is een kostuum, geheel geschilderd in schakeeringen van grenaat, heel dof, heel sober, hier en daar opgehaald met crevees van carmijn, en het door de zon beschenen groenachtig-blauw van het andere kleedingstuk, gereleveerd door het olijf-groene email van een kruik op het voorplan.
Bij deze reeks schilderijen en in hetzelfde verband vermelden we den fraaien Vroolijken maaltijd, uit de verzameling van den heer Leo Nardus te Suresnes, eveneens merkwaardig door zijn koloriet en waarvan het sappige groen bizonder tieft. De eetwaren, waartusschen een haring in mooten, zijn verbazend knap weergegeven.
In dat zoeken naar licht in duister en die transformaties van het koloriet, telt de invloed van Hals voor heel weinig; maar wat Brouwer hem wel grootendeels dankte, is dat hij hem tot de studie van het spel der physionomieën heeft aangezet, misschien de grootste dienst dien Hals hem heeft bewezen.
Vóór zijn aankomst in Haarlem had Brouwer er zich toe bepaald, om in
| |
| |
plaats van verschillende individuën, veeleer vertegenwoordigers te schilderen van het ras, allen met denzelfden familietrek op hun typisch geschoren gezichten. Dat was nog van de traditie van den ouden Bruegel. Hals voor alles portrettist, had hem de bekoring geleerd der individueele trekken. Indien Brouwer die fijne navorscher der menschelijke trekken is geworden, heeft Hals, de virtuoos der vlietende expressies, hier in hooge mate toe bijgedragen.
ADRIAEN BROUWER: De Vroolijke maaltijd.
(Verz. L. Nardus, Suresnes).
De verzameling van Baron Steengracht in den Haag, is in 't bezit van een eigenaardig dokument betreffende de betrekkingen tusschen Brouwer en Hals.
| |
| |
Het is een prachtige Tabakskroeg, waar men Brouwer zelf meent op te herkennen, in den ‘Toebackdrincker’ op het eerste plan, die kringetjes zit te blazen en die levendig herinnert aan den Rooker uit de verzameling La Caze. Het is zeer waarschijnlijk dat we daar inderdaad Brouwer voor ons hebben, maar de grijns heeft zijn gezicht te zeer vertrokken om het eenige psychologische waarde te doen behouden als portret. Brouwers lawaaiïge houding is in eigenaardig kontrast met het rechts gezeten personnage, die, en met reden, door de overlevering wordt aangeduid als Frans Hals. De trekken, hoewel hier veel jonger, komen overeen met zijn zelfportret in de Porgès-verzameling te Parijs. Hals onderscheidt zich van Brouwer door zijn verzorgd uiterlijk, door zijn zwarte kleeren en zijn breeden witten halskraag. Ondanks zijn glimlach ziet hij er teruggehouden en zeer oplettend uit. De drie koppen op den achtergrond, waarin men eveneens het portret van kunstenaars meent te herkennen, zijn eer varianten van den rooker op het voorplan. Zij wijzen op de pogingen van Brouwer in de weergave van het mimisch effekt.
ADRIAEN BROUWER. Expressiekop.
(Verz. Ch. Sedelmeyer, Parijs).
Het is de heftige mimiek, die hem in de eerste plaats aantrekt. Waar
| |
[pagina t.o. 50]
[p. t.o. 50] | |
ADRIAEN BROUWER: TABAKSKROEG. (Museum. Dulwich).
| |
| |
Hals in de weergave van den vrijen lach en den bijna unmerkbaren glimlach uitmunt, zoekt Brouwer zijn gelijke voor de grijns. Zijn kunst, die het voorbeeld van Hals overdrijft, wordt een echte kunst der mimiek. Hij bestudeert sensaties die zich door heftige spiertrekkingen kond doen. Hij observeert zingende en gillende gezichten, de riekers van den kwaden geur, de proevers van den wrangen drank. Komen vervolgens de spontane grimassen te voorschijn geroepen door de peilstift of het insnijmes van den dorpsbarbier; de trekken, die door alle mogelijke hartstochten misvormd zijn, door een plotselinge razernij, door angst, door een of andere heimelijke begeerte. Als tegenhanger van die verdraaide smoelen, schildert hij weldra ook koppen verstompt door het genot. Hij observeert alle gradaties van overgave en zich-laten-gaan; vervolgens de ontspanning der gelaatstrekken in den slaap of na de uitspattingen, de beestachtige facies van hen die ergens in een boek liggen te ronken.
ADRIAEN BROUWER: Expressiekop.
(Verz A. Schloss, Parijs).
Om zijn waarneming des te heter samen te vatten, voert Brouwer kleine expressiekopjes uil, gekke typen, die den beschouwer vragend aankijken, hem aanspreken of doodeenvoudig de tong legen hem uitsteken, zooals op het amusante tondo in de verzameling Sedelmeyer, naar tijdsorde waarschijnlijk een der eersten. De beer Adolf Schloss bezit er twee, tintelend van geest, waarvan de linker met zijn Cyrano-neus de fijnste en spiritueelste is, dien ik ken.
ADRIAEN BROUWER: Expressiekop.
(Verz. A. Schloss, Parijs).
Brouwer's uitgesproken smaak voor mimische effekten verklaart in zekere mate zijn voorliefde voor die duistere holen, die verdachte tabakskitten, waar in dikke, drabbige dampen, het uitvaagsel der maatschappij
| |
| |
ligt te wriemelen en te wroeten op en onder elkaar. Nergens vond hij grooter verscheidenheid van hartstochten dan op de tronies van die niets meer te verbergen hebbende zwelgers.
ADRIAEN BROUWER: Twee rookende Boeren.
(Pinakotheek, München).
Zijn levensbeschrijvers verhalen dat Brouwer zelt in die kroegen zat te werken en inderdaad zien zijn teekeningen er vaak uit, of ze op 't leven betrapt zijn. Tot betere observatie van dat eigenaardige kanalje dat meer en meer de plaats van zijn spelemeiende boeren gaat innemen, moest de schilder, dit blijkt duidelijk, deel nemen aan hun spel en aan hun lage uitspattingen. Men voelt overigens dat hij ze in zijn hart gesloten had, die kortgedrongen, schunnige rakkers, wier nauw aansluitende buizen hun stevige constitutie verraden. En Brouwer zoekt hun kring op, niet enkel als nauw speurend artiest, maar als mensch van gelijken aanleg, die zich in gelijke uitspattingen vermeit.
| |
| |
‘Brouwer étoit extrêmement adonné au Tabac et à l'Eau de Vie’ verhaalt ons Bullaert, zijn biograaf. Dat dit inderdaad zijn bevoorkeurde zonden waren - de werken van den kunstenaar herhalen het luid.
Tabak en Brandewijn waren twee nieuwe hartstochten, die zich in het begin der zeventiende eeuw hadden verspreid. Het gebruik van onvermengden alcohol was in de 16de eeuw nog tamelijk zeldzaam en beperkte zich zooals Michelet verhaalt, bijna uitsluitend tot medicinale doeleinden. Doch in Europa meer en meer vervaardigd, maakte deze veroorzaker van alle denkbaar kwaad zich weldra van de bevolking meester. Sedert de zeventiende eeuw zijn de gevolgen van het drankmisbruik in niets veranderd.
DAVID TENIERS (?): De Rooker.
(Verz Maurice Kann, Parijs).
Met de tabak echter, die verdoovend werkt, waar de alcohol als opwekkend middel optreedt, is het geval geheel verschillend. Eenige eeuwen van
| |
| |
een cultuur, die zich voornamelijk toelei op vermeerdering der geurige hoedanigheden, ten koste der narcotische eigenschappen, heeft het scherpe ‘petuin’ van Brouwer's tijd in het bijna onschadelijke kruid, dat we heden genieten, veranderd. Het petuin, wellicht nog met hennep en wolfkers vermengd, was veeleer een op opium gelijkend product. Drie of viermaal daags bedwelmden zich de rookers door middel van hun pijp en in de Nederlanden werd ze met den naam van ‘Toeback-drinckers’ aangeduid.
ADRIAEN BROUWER: Interieur van een Kroeg.
(Verz. Rudolph Kann, Parijs).
Op
| |
| |
Brouwer's stukken kan men de hevige uitwerking dier vroege tabakssoorten nagaan.
ADRIAEN BROUWER: Zich afzonderende rookers.
(Pinakotheek, München).
In verschillende landen verontrustte de overheid zich over deze vreemde passie. De rookers werden met de galg of neus-afsnijden bestraft. Paus Urbanus VIII deed ze in den kerkban. Niettegenstaande den tegenstand der regeering, verbreidde zich het tabaksmisbruik en werd tegen 1625, vooral onder de lagere standen der bevolking, meer algemeen. Een redetwist ontstond aangaande de schadelijkheid of heilzaamheid van dit kruid. Dichters trokken voor en tegen partij en zelfs schilders, getuige de superbe Rooker van Frans Hals in de verzameling Schloss. De schilder bevestigt daar met een
| |
| |
Latijnsche inscriptie ‘dat er geen kostelijker kruid bestaat dan de heilzame tabak.’ De tabak heeft, waarschijnlijk door den steun der faculteit, gaandeweg het pleit gewonnen. Men smoorde voortaan onder voorwendsel van behoud der tanden en verheldering van het brein.
Niemand heeft het beter dan Brouwer verstaan, om het verleidelijke van den toeback en zijn opéenvolgende uitwerkingen te schilderen. Het nieuwe kruid werd in de vunzige kitten opgediend op kleine papieren servetjes om daarna in korte, aarden pijpjes te worden gestopt, echte neusbrandertjes, die den rooker al de onheilvolle kracht der nicotine deden ondergaan.
Brouwer voert ons voor de eerste stil-aandachtige momenten, het aansteken van de pijp door een lont of gloeiende kool tusschen een ta ngetje gehouden. Vervolgens kwamen de eerste rookwolken, die in dit wonderlijke gezelschap voorafgingen aan de verhalen vol gesnoef en opsnijerij. Weldra treedt een bot zwijgen in, elkeen zondert zich af aan zijn kant; dan begint het neerzijgen, het flauw vallen, het stille gehik en eindelijk het braken. Men herinnere zich den Rooker in het Münchener Museum, geheel in groen gekleed, die nog net genoeg benul over heeft om zijn pijp en zijn kroes niet uit de handen te laten vallen. Binnen enkele oogenblikken gaat hij onvermijdelijk onder de bank rollen.
De prachtige Rooker, uit de collectie Maurice Kann, waarschijnlijk werk van Teniers naar een schets van Brouwer, is even expressief. Hoe geeft deze ontaarde zich over aan zijn genot! Met golvend lichaam, de kop achterover gebogen, volgt hij vagelijk de lichte rookspiralen die de atmosfeer verduisteren. Dit vermakelijk doekje, onder Brouwers onmiddelijken invloed geschilderd, is teertjes met tinten van gemshuid en kastanje-bruin genuanceerd.
De Rooker uit de collectie Budolf Kann, voor 't vuur gezeten, heeft 't tangetje reeds opgenomen voor 't aansteken van z'n pijp. De drie zangers die zich achter hem vermeien, hebben hem gestoord. Hij aarzelt. Zal hij in zijn eentje blijven zitten smoren of zich bij zijn lustige kornuiten voegen? Zijn soepel lichaam vertoont de bijna eurythmische houding, die Brouwer zijn sujetten zoo vaak verleent. Dit paneeltje behoort minder tot de studiën van den Rooker, dan tot de algemeene psychologie van den bruut, waarin Brouwer zoo eigenaardiglijk uitmuntte.
De psychologie van den Rooker vinden we geheel volledig op de schoone Tabakskroeg in het Museum van Dulwich en de zes Rookende Boeren in de Pinacotheek. Noemen we dan nog het vermakelijk Rookertje uit de verzameling Adolf Schloss, met zijn woesten blik, z'n verwarde haren, die onder zijn onmetelijken vilthoed uitsteken en hem 't uitzicht geven van den een of anderen terrorist met versuizelden bol.
Na deze uitwijdingen over alcohol en tabak begrijpt men beter de
| |
[pagina t.o. 56]
[p. t.o. 56] | |
ADRIAEN BROUWKR: DE KLEINE ROOKER. (Vera. A. Schloss, Parijs).
| |
| |
beteekenis van scheppingen als de Rooker uit de La Caze-collectie en de Vroolijke Gezel bij Adolf Schloss. De eerste, met wijd opgespalkte oogen en verstummeld gezicht, drukt drankflesch en pijp aan zijn hart, terwijl de dikke witte rook uit zijn mond welt, uitstekend zinnebeeld van den waanzin die gansch een volk plotseling meesleurde naar deze twee vreeselijke passies. De Vroolijke Gezel is eveneens voorzien met pijp en kruik, maar toont veeleer de zedelijke ontaarding en lichamelijke verwoesting door deze twee tegenovergestelde hartstochten verwekt. Zoodanige stukken zijn even zoovele belangrijke bescheiden voor de zeden van den tijd.
(Wordt voortgezet).
F. Schmidt-Degener.
|
|