Onze Kunst. Jaargang 6
(1907)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
EdelsmeedkunstGeen drijver dreef met vaster hand, ... hij had gereisd in Nederland. Toen mij vijftien jaar geleden eens op de Academie te Brussel aan bovenstaand rijmpje herinnerd werd, rees de vraag in hoeverre Neêrland's roem ten opzichte van Goud- en Zilversmidskunst en van artistieke metaalbewerking in het algemeen nog gehandhaafd kon worden. Immers een moderne Paulus van Vianen is ons op heden niet bepaald bekend. Levende meesters op dit gebied zijn er op 't oogenblik niet, getuige de inzendingen op binnen- en buitenlandsche tentoonstellingen. De voorloopers of beter gezegd leerlingen misschien van vroegere grootheden zouden allicht goed doen een en ander voor te bereiden. In verband hiermede schijnt een vakman zich aan het schrijven te moeten zetten om te trachten in ‘Onze Kunst’ op eenige mogelijkheden van toekomstige ontwikkeling en verbetering te wijzen. Om te beginnen dan moet aan de letterlijke beteekenis van het woord ‘Edelsmeedkunst’ meer gedacht worden bij ontwerpen zoowel als daarstellen van Metaalkunst. De opvatting, de geest die dan uit het werk zou spreken, zou ongetwijfeld anders en beter zijn als, helaas, nu dikwijls het geval is. Aan de Kunst van handenarbeid, aan het beginsel van bezielend levend werk van levende kunstenaars moest inderdaad wat meerdere aandacht gewijd, meer protectie verleend en misschien ook grootere waarde toegekend worden als tot nu toe het geval blijkt te zijn. Weinig waardeering, doch weinig begrip of besef van den beoefenaar zelf, valt dikwijls hiervoor waar te nemen. Dus, bekwame vaklieden, overweegt eens goed wanneer hamer-of ponsslag aan het schoone en nuttige bevorderlijk is, en in welk geval vijlen, riffelen, slijpen, polijsten of bruneeren uitgeoefend mag worden. Geenszins wil ik een dezer laatstgenoemde technieken minachten of ter zijde stellen, zelfs niet het soldeeren. Alles te klinken of te schroeven waar een geschikte of soliede soldeering kan plaats vinden is ook weer eenzijdig en overdreven van opvatting. Laat ons overwegen welke de eigenaardigheden en mogelijkheden van het te verwerken materiaal zijn en | |
[pagina 218]
| |
welke de duurzaamste en schoonste werkwijzen zijn om het voorwerp praktisch maar ook kunstvol te makenGa naar voetnoot(1) F. ZWOLLO: Gedreven voorwerpen.
Juist dat gebruik maken, - het toepassen van verschillende technieken, de keuze van een gereedschap, enz. dat alles en veel meer vereischt een helder, scherp denkvermogen en inzicht, - een zuivere Kunstopvatting. Voorzeker kan men het handwerk, in welk materiaal men ook werke, door aestetisch begrijpen en praktische bekwaamheid tol ‘Kunst’ opvoeren. Het behoort immers tot het verleden dat ‘het schilderij’ hij voorkeur en uitsluiting tot ware kunst zou gerekend worden. Juist in verschillende materialen en werk-methoden zijn schijnbare nietigheden dikwijls van meer belang als de uitvoerder bewust is. Het is voor vaklieden uiterst noodzakelijk hooge idealen voor hun werk te koesteren, zichzelven strenge eischen te stellen, geen studiegelegenheid te laten voorbijgaan, enz., om wat schitterender resultaten te bereiken. F. ZWOLLO: Gedreven zilveren servetring à jour bewerkt.
| |
[pagina 219]
| |
F. ZWOLLO: Geslagen tombak beker, met amethist.
Maar ook andere personen van ontwikkeling en vermogen zullen misschien hunne belangstelling willen versterken om dit kunstvak tot meerdere bloei te brengen. Wat meer geduld en volharding in studie en anderszins moet bij jongelieden die zoo'n kunsthandwerk mogen leeren, bizonder aangekweekt worden, en - niet het minst moeilijke van alles - zij, die reeds iets bereikt hebben moeten blijven trachten aan de hoogste eischen van het goede, ware en schoone te voldoen. Goede ontwerpers wat meer vakkennis, de uitvoerders meer schoonheidsbegrip en - zoo mogelijk een welbegrepen samenwerking tusschen beiden. F. ZWOLLO: Gedreven zilveren presse-papier ‘Caduceus’.
Laat ons de wording van een beker, een vaas of kelk eens schetsmatig nagaan, van het essentiëele schoone van zoo 'n voorwerp iets begrijpen.Ga naar voetnoot(1) Een vlakke ronden plaat van behoorlijke dikte, daar de boord- of bovenrand breed moet blijven, wordt van uit het midden op hout, lood of staal uitgediept; een gedeelte ervan wordt op- of ingetrokken; daarna het metaal gegloeid, in verdund zwavelzuur schoongemaakt en zoo hij herhaling aan verschillende vormveranderingen onderworpen. Intusschen worden in de verschillende stadia schoone momenten waargenomen, tot eindelijk de bedoelde vorm verkregen is. - Er moet echter vooral werking in blijven. (Kleine voorbeelden zijn hierbij als proeven gegeven). Men ziet daar tevens eenvoudige parelranden ingedreven. Op enkele plaatsen een zilveren figuur- | |
[pagina 220]
| |
tje of edelsteen aangebracht. Die uitdrukkingen (te goeder trouw) ‘ik heb dat nu nog zoo en zoo gedaan’Ga naar voetnoot(1), e.a. sluiten verkeerd begrip in. Het moet tóch strak en zuiver van vorm en (indien naar teekening gewerkt is) juist zijn, niet te veel in uiterste volmaking, doch zoodanig dat het prettig aandoet. De vakman moet zelf maar eens nagaan in hoeverre hij met allerlei technische variatiën zijn voordeel kan doen. Zoo 'n hamerrek met vlakke en holvormige planeerhamers, scherpe en breedere penhamers, knop- en uitdiephamers, eenige speerhaken in houten blok, een draai-bankschroef met een paar honderd ponzen, wat pek of cement en snaarijzers moeten bij den metaalbewerker voor het doel alzoo aanwezig zijn, hoewel het waar is dat zelfs met een paar spijkers op hout of zandkussen een schaal wel typisch gedreven kan worden. Dit laatste zou men primitieve kunst kunnen noemen en hierin krijgen wij (beschaafde volken!) eigenaardig van b.v. minder ontwikkelde Afrikaansche kunstbroeders soms nog een deugdelijke les. F. ZWOLLO: Gedreven geelkoperen muurkandelaar met onyx.
Gegoten-, galvano-, plastische- of wel gestampte voorwerpen, (b.v. de medailleerkunst) kunnen natuurlijk in bepaalde opzichten groote kunstwaarde hebben, doch ons hier meer speciaal tot de Edelsmeedkunst bepalende, hebben wij na te gaan wat alzoo met den hamer in hoofzaak gevormd kan worden. Want zooals een levendige duimdruk of een gang van een boetseerstuk een karaktervolle uitdrukking aan het te behandelen onderwerp kan geven, zoo kan een pons- of hamerbewerking ook bijdragen om een begrip of vorm meer van zich te doen spreken. De natuur levert inderdaad hiervoor te schoon materiaal om hieraan geen aandacht te wijden. De meeste vaklieden gaan, jammer genoeg, te veel in de oude sleur door: ‘'k Heb het altijd zoo geleerd en zoo behoort het’, of wel ‘anders kan het niet’. Dit vakdogma | |
[pagina t.o. 220]
| |
F. ZWOLLO: GEDREVEN EN A JOUR BEWERKTE TOMBAK SCHAAL.
| |
[pagina 221]
| |
moest ter zijde gesteld en zooveel mogelijk door vrij en zuiver denken of anderszins vervangen worden. Waarom zou een voorwerp in zilver of zelfs in het kostbare goud niet af zijn, als men nog kan waarnemen hoe de hamer dit of dat zoo en zoo heeft weten uit te drukken en vorm te geven? Waarom niet zoo 'n gouden ring of broche, evenals weleer bij Egyptenaren en Etrusken het geval was, met zeer kleine hamers uit de hand echt mooi bewerkt? Waarom al die gepolijste ‘vreeselijk’ mooie ringen, geperste lijfsieraden in het algemeen waarin absoluut geen zieleleven van den maker-ontwerper aanwezig is? en waarom doen zoovele moderne miskelken en andere religieuse voorwierpen niet zoo warm aan en doen die kleuren van dat eveneens moderne email soms meer aan confiseur-werk denken dan aan devotie en stemming, zooals dat door diepblauw en andere kleuren in oude religieuse kunst eerbied afdwingt? Zullen de roemrijke kunsttijdperken van weleer met rijpere verstandelijkheid terugkeeren en zal de Edelsmeedkunst ook van een krachtige wedergeboorte in de toe komst kunnen getuigen? F. ZWOLLO: Geslagen tombak bakje met zilver versierd.
F. ZWOLLO: Gedreven zilveren ceintuur-gesp en broche met turkoois.
Laat ons intusschen een stap verder gaan met de technische bespreking, nadat hoofdvorm geslagen is. Wat nu? Dat hangt ervan af. Wilt ge een fijne inscriptie, monogram of orna- | |
[pagina 222]
| |
ment op den beker gegraveerd zien, dan is het in overeenstemming, met de fijnheid dezer schoone techniek dat het voorwerp ook meer afgewerkt worde; dit kan geschieden door vijlen, met puimsteen slijpen, schuren, polijsten ofwel bruneeren. F. ZWOLLO: Gedreven tombak schaal.
Zooals gezegd, geen dezer bewerkingen behoeven over boord geworpen te worden. Elke werkwijze heeft haar eigenaardig ‘schoon’. In de toepassing ervan ligt het geheim. In de wapenkunde worden de kleuren door punten, horizontale, vertikale, schuine en gekruiste lijnen, enz. aangeduid ofwel uitgedrukt. Iemand die gevoelig genoeg is leest daar ook tot op zekere hoogte de kleuren uit. Eveneens nu brengen verschillende technische bewerkingen ook zeer verschillende indrukken te weeg. Iemand die van krachtig, stoer en sprekend houdt, zal een levendige hamer- of ponsslag de voorkeur geven boven gepolijst werk. Iemand die in de Véélheden, in het rijke en afwisselende kunst- en natuurschoon de Groote Wereldziel werkzaam ziet, zal van rijkversierde arbeid, waarbij velerlei technieken in combinatie zijn toegepast, geen afkeer hebben. In bedoelde voorwerpen kan desniettemin éénvoud en harmonie aanwezig zijn. Dit sluit alweer niet uit dat in een voorwerp van volstrekte | |
[pagina 223]
| |
eenvoud en soberheid evengoed een hoog begrip van kunst aanwezig kan zijn. Het schijnt mij niet nutteloos zulke dingen te overwegen opdat wij langs verschillende wegen tot het beste mogen besluiten en naar overtuiging handelen. F. ZWOLLO: Gedreven, roodkoperen doos, met lapis lazuli bezet.
Ter zake. Na dan het voorwerp van den hamer gereed te hebben ga ik nu eens mijn smeedkunst in onderdeelen toepassen en waar de hand-hamer mij meerdere kans van uitdrukking ontneemt, wordt de z.g. pons met drijfhamer als hulpmiddel aangewend. Althans voor de bewerking aan de buitenzijde. Om op een cylinder-vormige beker relief te ontwikkelen moet weer een ander gereedschap te voorschijn treden en wel het snaarijzer, dat door trilling het metalen voorwerp op de gewenschte plaatsen op- of uitdrijft. In het Fransch-Engelsche woord ‘Repoussé-work’ is deze bezigheid eenigszins uitgedrukt. Als nu het snaarijzer voldoende getrild heeft, ziet het voorwerp er bizonder ‘impressionistisch’ uit en menig artiest hoorde ik zeggen: ‘zoo laten, niet meer aan afwerken’. En waarlijk, ieder kunstbeoefenaar behoort hieraan te denken, moet er rekening meê houden, zoo goed als de kunstschilder. Dit neemt nochthans niet weg dat verdere afwerking niet per se behoeft nagelaten te worden. Dit kan van doel en materiaal afhangen. Er is veel voor te zeggen om van het kostbare goud zeer fijne en duurzame kunstzaken te maken. En eigenlijk.. wat doet het er toe hoevéél arbeid aan een kunstwerk besteed wordt, als 't maar geen bepaalde verkwisting is, niet nutteloos. - Met alle eerbied voor Perzische en Indische kunst b.v. zou ik dikwijls aan de achterzijde van den bodem eener schaal geen versiering gewenscht hebben, waar het wel het geval was, en de handige artiest schijnt soms geen plekje onbewerkt te willen laten. 't Is waar dat in geduld, opvatting van harmonie en niet het | |
[pagina 224]
| |
minst in technische vaardigheid de Oosterlingen den haastigen Westerling nog steeds ten voorbeeld kunnen zijn. Alzoo gaan wij met ponsoen en hamerslag en andere kleine gereedschappen ons nog wat aan verfijning van arbeid wijden. Nog steeds is de taak het levendige in onderdeelen op beteekenende plaatsen uit te drukken; hier kan een streep-, parel- of zandmat (mat à la point), boutrol of valençoir wellicht dienst doen. Denkt verder eens aan de keuze en het plaatsen van edel- of half- edelsteenen (Diamant, Opaal, Robijn, Smaragd, Saphier; of wel Aquoimarinus, Topaas, Granaat, Lapis, Lazuli, Onyx, enz.) En dan de velerlei wijzen, waarop zulke kostbare en minder kostbare steenen kunnen gezet worden. Ook hier eischt schoonheidszin en techniek welbegrepen samenwerking. Hoe moeilijk blijkt het combineeren van dit alles. Kleurenleer, vormenspraak, technische kennis, geduld, fijn gevoel, zuiver denken, ziedaar wat men zoo als eischen kan stellen voor den kunst-metaalbewerker. Zóó bedoeld kan een beker van zich doen spreken. Eveneens elk ander voorwerp. Het is de wijze waarop iets gedaan wordt, dat het onderwerp tot een kunstvoorwerp maakt. Is men eenmaal goed gewapend en van schoonheidszin doordrongen dan kan het ook in de Metaalkunst weer bewezen worden wat Ruskin in zijn lezingen over kunst aanhaalde: ‘A thing of beauty is a joy for ever.’ Hiertoe zal de edelsmeedkunstenaar zijn bijdrage kunnen geven, mits hij blijve trachten in het metaal te smeden, zooals Rembrandt op doek geschilderd heeft, - en aldus zijn roeping hoog houden.
F. Zwollo. Amsterdam, November 1907. |
|