Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Kunst. Jaargang 6 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Kunst. Jaargang 6
Afbeelding van Onze Kunst. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Onze Kunst. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (36.80 MB)

ebook (42.32 MB)

XML (1.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Kunst. Jaargang 6

(1907)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Boeken & tijdschriften

Camille Lemonnier L'école belge de peinture 1830-1905 Bruxelles, Librairie nationale d'art & d'histoire G. van Oest & Cie, 1906 Een deel kl.-4o, 240 blz. en 140 pl. buiten tekst - Prijs frs. 20. - Ingen.

Wetenschappelijke’ beoefenaars der kunstgeschiedenis zullen voor dit boek misschien de schouders ophalen. Zij, die het ‘vak’ beschouwen als een opeenstapelen van namen en data, een navorschen en rangschikken van feiten; zij, die willen dat men bij de studie van kunst zijn ‘koelbloedigheid’ bewaart, als bij de studie van een plant of van een stuk steen, - zullen hier zeker hun gading niet vinden. Want niets lijkt minder op een methodische, naar de eischen der wetenschap samengestelde verhandeling, dan dit boek van den schitterenden Fransch-Belgischen stylist.

Een kunsthistorische roman in drie deelen zal het misschien genoemd worden, en het heeft er inderdaad wel iets van. Niet als een historicus of als een filosoof staat Lemonnier tegenover de schilders en de schilderijen, die hij beschrijft, maar als een gevoelsmensch, als een kunstenaar die op zijn beurt in woordkunst het schoone vertolkt, dat andere kunstenaars in beeld brachten.

Heeft zijn wijze van opvatten niet evengoed recht van bestaan als ieder andere? Mag de literatuur haar onderwerpen niet zoeken bij de beeldende kunst, evengoed als ook het omgekeerde dagelijks gebeurt?

En is ten slotte de faculteit om kunst in haar innigste wezen te doorvoelen, niet een even onontbeerlijke vereischte, voor hen die kunstgeschiedenis willen beoefenen, als een stevig opgebouwde, behoorlijk gedisciplineerde en veelomvattende vakkennis?

Toch schijnen deze twee eigenschappen voor velen nog steeds niet in één persoon vereenigbaar. Aan de eene zijde staan de literair aangelegde critici, met hun arsenaal

[pagina 66]
[p. 66]

van schetterende woorden en ronkende volzinnen; - aan de andere zijde de ‘wetenschappelijk’ geschoolden, zich verschansend achter een bolwerk van archieven en paperassen - en aan heide zijden is de wederkeerige verachting even groot.

En slechts weinigen beseffen, dat uit geen der beide partijen alléén ooit een waarlijk groot kunsthistoricus zal kunnen geboren worden, maar dat beide elementen daartoe moeten samengaan...

* * *

Camille Lemonnier staat wel degelijk aan de zijde der letterkundigen; de wetenschappelijke grondslag van zijn werk is zwak, en het is er hem blijkbaar niet om te doen geweest, dien te versterken. Toch is zijn boek volstrekt niet over éen kam te scheren met de tallooze schrifturen die dag-in, dag-uit door dichterlijke kunstdilettanten in de wereld gezonden worden... Lemonnier heeft een groot deel der Belgische kunstgeschiedenis der laatste vijf-en-zeventig jaren mee gemaakt. Hij is een ooggetuige van veel, dat zich in die spanne tijds heeft afgespeeld, terwijl hij de traditie van wat vóór hem, sedert 1831, gebeurd is, nog levendig heeft opgevangen. Hij is zelf als een brok van het kunstleven, dat zich in het zelfstandige België zoo rijk en verscheiden heeft ontwikkeld. Zijn tekst heeft dus in menig opzicht de beteekenis van een document, dat ook voor toekomstige geschiedschrijvers zijn volle waarde zal behouden.

En hoe weet hij zijn indrukken, zijn meeningen te zeggen! hoe weet hij met een woord, met een pittige zinwending het eigenaardige van een kunstenaar of zijn werk te kenschetsen, er het mooie of leelijke van te doen uitschijnen. In schitterende synthesen weet hij een schildersfiguur voor ons te doen oprijzen, en die vizioenen vergeten wij niet meer, al is zijn critiek soms wat vluchtig, al blijft zij meestal erg subjectief, en al laat hij zich gaarne door de geestdrift van het oogenblik beheerschen. De taal is in zijn hand een machtig en kostbaar instrument. Als een soepel en vlijmend lemmet weet hij haar te hanteeren; hij verbluft ons met de vaardigheid van een schermmeester, die met lenig en vlug gebaar steeds zijn doel weet te treffen. Naast het glimmende staal van zijn woorden lijkt ons de stijl van zoo menig hooggeleerd criticus stomp en onhandig als een ouden roestig aardappelmes.

Zeker is het hier niet de plaats om uit te wijden over de zuiver literaire verdiensten van Lemonnier's boek. Maar het mag toch wel eens betoogd worden, dat mooiheid van vorm, zuiverheid van stijl ook aan een kunsthistorisch werk volstrekt niets bederven. Alleen was het onderwerp soms wat ondankbaar, en voelt men hier en daar dat de schrijver zich geweld heeft aangedaan, om ook in de saaiste paragrafen nog door woordenkeus en zinwending ‘interessant’ te blijven. Dat was misschien niet heel juist gezien, en het ware wellicht beter geweest om de banale dingen, die in een boek als dit toch noodzakelijk moeten vermeld worden, ook maar heel eenvoudig te zeggen, zonder het literaire sausje dat er nu meestal wordt overheengegoten.

Niettemin blijft het werk in zijn geheel een uiterst boeiende lectuur. De schrijver volgt in de behandeling van zijn stof een algemeen chronologische orde. De Belgische kunst is zijn heldin, en hij vertelt ons hoe deze zich geleidelijk ontwikkelde, van den eenen meester tot den anderen overgaande, steeds vernieuwd, steeds herboren wordende in de opkomende geslachten. Gaarne gaat hij hierbij uit van de groote tentoonstellingen of ‘Salons’, waar de jonge talenten zich openbaarden, of de gerijpte krachten hun groote zege behaalden. Levendig schetst hij wording en bloei der generaties die zich in die vijf-en-zeventig jaar hebben ontwikkeld; wij nemen deel aan de homerische gevechten, die om hun princiepen en idealen gestreden worden, en waar wij nu ten slotte de vruchten van genieten.

Maar, zoo de hier gevolgde verhaaltrant er veel toe bijdraagt om het boek aantrekkelijk te maken, heeft die toch ook weer een groot gebrek. Eenzelfde meester wordt soms in verschillende hoofdstukken behandeld; voor iemand die goed vertrouwd is met de vermelde namen, is dit bezwaar nu niet zoo groot, omdat hij bij het hooren van een naam dadelijk de figuur van den genoemden meester vóor zich ziet; maar de gewone

[pagina 67]
[p. 67]

lezer kan onmogelijk onthouden wat nu ook de schilder weer was, waar twintig bladzijden vroeger reeds over gesproken werd, en waar nu weer wat nieuws over gezegd wordt. Menige karakteristiek, die anders hoogst belangwekkend had kunnen zijn, verliest hierdoor iets van haar kracht en eenheid.

Een roman, met een paar hoofdpersonen en een dozijn figuranten, kan men gerust op deze wijze ontspinnen en de ten tooneele gevoerde karakters allengs duidelijker doen spreken, Maar in een kunsthistorisch boek, waar honderden namen vermeld worden, raakt de lezer op die manier noodzakelijk de kluts kwijt.

En hier kunnen wij niet anders dan het gebrek aan methode bij de samenstelling van dit overigens zoo beteekenisvolle boek betreuren. Want ook aan de chronologische volgorde heeft de lezer geen hoûvast. Wel is de tekst in ‘boeken’ en hoofdstukken verdeeld, maar nergens komt men te weten waarop die verdeeling eigenlijk berust, noch wat er in elk hoofdstuk behandeld wordt. Het boek heeft niet eens een inhoudstafel, en wie zijn toevlucht tot het naamregister neemt, moet soms tien, twaalf verschillende plaatsen opslaan, eer hij gevonden heeft wat hij zoekt. Het biografische gedeelte is totaal verwaarloosd, al zouden in een werk als dit enkele gegevens van dien aard, desnoods als nota bij den tekst gevoegd, toch onontbeerlijk moeten schijnen; bij geen enkel kunstwerk haast wordt vermeld, wáár het zich bevindt. De schrijver schijnt, in één woord, een grenzelooze verachting aan den dag gelegd te hebben, voor wat wetenschappelijke discipline heet....

Dit is zijn recht - en wij nemen zijn werk gaarne zooals het is. Het bracht ons menig oogenblik van intens en zuiver kunstgenot, zoowel om zijn meesterlijke taal, als om de breede opvattingen, de schitterende ideeën die er ons als heldere lichtstralen uit tegenschitteren. Het is en blijft een eigenaardig boek, met zijn eigenaardige gebreken en zeldzame kwaliteiten; en daarom waardeeren wij het, naast de goede kunsthistorische werken, die weer ànders zijn....

P.B. Jr.

Marius Vachon L'hotel de ville de Paris 1535-1905 Paris, Plon-nourrit & Cie, imprimeurs-editeurs 8, rue Garancière, 1905 (un vol. in-4o de 225 pages, 123 planches hors texte et 102 dessins dans le texte. Prix: 60 francs)

Men kan het betreuren dat bouw-, beeldhouw- en schilderkunst in den loop der tijden meer en meer van elkaar vervreemd zijn, en ieder haar eigen weg is gegaan; dat monumenten als de grieksche tempels of de middeleeuwsche kathedralen, waar ze zich zusterlijk de hand reikten, in onzen tijd hun weergâ niet meer vinden; men kan hoopvol uitzien, naar wat de nieuwe tijd zal brengen; maar hoe sceptisch men dan ook gestemd is tegenover de monumentale kunst der vorige eeuw, zal men toch moeten toegeven dat er enkele zeer ernstige, zeer prijzenswaardige pogingen werden gedaan om een toenadering tusschen de beeldende kunsten te bewerken en ik weet uit dien tijd te nauwernood éen poging te noemen, die met beter gevolg ondernomen werd, dan het heropbouwen en versieren van het tijdens de Commune verwoeste Stadhuis van Parijs.

Niet dat er daar reeds kwestie geweest is, van een inniger samengaan der beeldende kunsten, van een zich aanpassen en zich voegen naar een gemeenschappelijk doel. Maar toch is het gebouw méér dan een toevallig samenraapsel van schilder en beeldhouwwerk; er heerscht, zoo niet een beredeneerde, gewilde en streng volgehouden eenheid, dan toch een eenheid van geest, van sentiment; men voelt hier niet enkel het werk van alleenstaande individuën, maar het werk van een school, van een volk. Het Parijsche stadhuis is geworden wat de oprichters wenschten: een samenvatting, een document der Fransche kunst in 't laatste kwart der xixe eeuw.

Dit grootsche werk, waar niemand die de moderne kunst wil kennen, voorbij kan, werd op schitterende wijze beschreven en afgebeeld in het boek, dat we hierboven vermeldden. Een eerste uitgave ervan verscheen in 1899, doch kwam niet in den

[pagina 68]
[p. 68]

handel; in 1904 besloot de Gemeenteraad van Parijs om deze tweede op 700 ex. gedrukte editie voor het publiek beschikbaar te stellen. Het werk ligt thans vóór ons.

In een levendig geschreven tekst vertelt de bekende criticus Marius Vachon de geschiedenis van het gebouw, en geeft een uitvoerige beschrijving van het uit- en inwendige, van de tallooze kunstwerken die het bevat. Een schat van voortreffelijke reproducties verrijkt het keurig uitgevoerde boek, dat de uitgevers tot eer strekt, en een vreugde zal zijn voor iederen liefhebber van moderne Fransche kunst.

X.

Les grands artistes leur vie, leur oeuvre Praxitèle, par Georges Perrot Lysippe, par Maxime Collignon Douris et les peintres de vases grecs, par E. Pottier paris, Henri Laurens, editeur, 6 rue de Tournon chaque vol.: 2 fr 50.

De stortvloed monografieën door ondernemende uitgevers in de wereld gezonden, wordt met den dag onrustbarender.... Gewoonlijk behooren de behandelde onderwerpen tot een beperkten kring kunstenaars, die volgens 't min of meer gemotiveerde oordeel van den uitgever als ‘verkoopbaar’ gelden... Het zou wel interessant zijn eens op te tellen, hoeveel van die prutsboekjes er b.v. reeds over Rembrandt, van Dyck, Dürer, Michelangelo e.m.a. verschenen schenen zijn, en om na te gaan, wie die dingen blijft koopen....

Een gunstige uitzondering op dezen zeer algemeenen regel van banaliteit vormen de hierboven vermelde deeltjes. Praxiteles, Lysippos, Douris! Er is reeds een niet alledaagsche voorbereiding noodig, om in deze drie namen iets méér te hooren dan een ijdelen klank, en alleen reeds ‘eenigszins gevorderde’ kunst-dilettanten zullen er door aangetrokken worden.

Dit wil volstrekt niet zeggen, dat deze boekjes alleen voor vaklieden genietbaar zijn. Integendeel werd er juist naar gestreefd om, in den geest van deze reeks, den inhoud algemeen verstaanbaar te maken, en men kan het in geleerden van allereersten rang als Perrot, Collignon en Pottier niet genoeg waardeeren, dat zij bereid zijn gevonden om zélf iets van hunne uitgebreide kennis aan den weetgierigen lezer mede te deelen. Het is een voorbeeld dat navolging verdient. Al te vaak wordt het ‘vulgariseeren’ van kunstgeschiedenis overgelaten aan scribenten van elf- en dertigsten rang, die zich bevoegd achten om een kunstenaar te behandelen, wanneer zij een paar kunstlexika hebben doorsnuffeld. Met de hier genoemde auteurs mag men gerust in zee gaan; een genotvolle en leerrijke reis op het gebied der grieksche kunstgeschiedenis mag men iederen lezer voorspellen.

B.



illustratie

[pagina t.o. 69]
[p. t.o. 69]


illustratie
DE MAAND JANUARI.
Miniatuur der Très riches Heures du Duc de Berry.
(Musée Coudé, Chantilly).



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken