| |
| |
| |
| |
Kunstberichten (van onze eigen correspondenten)
Uit Amsterdam
Tentoonstelling D. Nijland bij Wed. erven Dorens & zonen
Dirk Nijland bepaalt zich tegenwoordig tot teekenen. Zijn expositie in den winkel van bovengenoemde firma doet uitkomen, dat het doelen daarbij vooral gericht is naar uitdrukking door de lijn. Zijn procédé is het zwartkrijt of de pen, afgewisseld soms door waterverf in een enkele kleur, meest sepia. Het typeerende is dus het voorname element in dit werk, en dit streven naar een wel verantwoorde kenmerking van het karakter der dingen, die allerwege bij de schilders meer bekend zijn uit de schilderijen dan uit de werkelijkheid, maakt het reeds aanstonds belangstellingswaard. Want er zijn er toch weinigen, die de ervaringen van hun waarnemen stand kunnen doen houden in de bewegingen van de geoefende uitvoering. Het krijt is het dienstige middel tot stellige aanduiding der markante kennelijkheden van hel vormwezen, met zijn oneindigheid van détail, het gullere waterverf-penseel leent zich bij uitstek tot rechtstreeksche vaststelling der toonverhoudingen, die de détail-menigvuldigheid resumeeren zal tot een organischen samenhang. Aldus genomen leverde de teekening van de Nieuwe Maas bij Pernis een zeer gelukkig resultaat. In een stilleven van schoenen werd uitnemend gelegenheid gevonden tot een krasse toepassing van het teekenen met vlakke massale tinten. In zijn techniek legt deze schilder zich toe op een krachtdadige uitingswijze met strakke omlijning, van een ietwat graphisch karakter, die zijn talent wel aangelegd doet lijken tot beoefening der houtsnee-kunst. Nijland is een schilder, die weet wat hij wil en in zijn werk iets eigens heeft, wat evenwel niet altijd zuiver tot uiting komt. Er is nog veel in dit werk dat, hoewel onder een schijn van kracht, de toeleg van een vaardigen handgreep blijkt te zijn. Al schijnt de teekening ook vast ze heeft in werkelijkheid weinig uitdrukkingsvermogen; de lijnen zijn niets anders dan fiksche krijtstrepen, waterverfteekeningen vertoonen
slordig aangewasschen tinten. Een anderen keer bij toch serieus gemeende uitvoerigheid, geeft de nauwlettend preciseerende teekening alles van een te gelijksoortige waarde. In de water- en riviergezichten zijn wellicht 't meest de opmerkelijke eigenschappen van dezen schilder te vinden. Ik herinner me onder meer, een teekening van een rumoerige breede rivier met opzwalpende golven aan den voorgrond als een werkelijk oorspronkelijke en zeer expressieve studie. Elders ook toonde Nijland, dat vooral in deze lijn hij dingen zou kunnen maken die gunstig afzonderlijk staan tusschen de vele banale interpretatie's van water- en zeegezichten.
W.S.
| |
| |
| |
Uit Brussel
Tentoonstelling der Maatschappij voor Schoone Kunsten
Het grootste en voornaamste belang der laatste tentoonstelling van de Koninklijke Maatschappij voor schoone Kunsten, bestond in de tentoonstelling der werken van Alfred Stevens, waaraan Onze Kunst een bijzondere studie heeft gewijd. Deze tentoonstelling heeft zelfs geschaad aan de werken, die tegelijkertijd uitgestald werden en m.i. kwamen deze er slecht bij te pas. Wil dit zeggen dat ze 't aankijken niet waard waren? Verre van daar! Maar ze moesten noodlottiglijk worden verduisterd door een geheel als dat was samengesteld uit een keur der schilderijen van Alfred Stevens, een keuze uit de beste voortbrengselen van den meester, die hij in den loop van zijn glorierijke loopbaan heeft gemaakt. Onder de werken van verdienste en groote verdienste, die we buiten en behalve die van den zanger bij uitnemendheid der Grande-Dame van het 2de Keizerrijk en der 3de Republiek te zien kregen, waren er ten eerste enkele portretten: dat van zijn vader door Lucien Woliès, dat we reeds in den Kunstkring hadden bewonderd en het krachtige, niet zonder elegantie gedane portret van Mevr. H.P. door Philip Swyncop. Verder merkte ik op de inzendingen van George Morren, die meer en meer meester wordt over zijn penseelen en palet en die in zijn persoon iets stevigs en volwichtigs begint te krijgen, dat hem in den aanvang ontbrak. En vooral hebben we behagen gevonden in zijn Boeket, een mooie, frissche compositie met eenige symbolistische neigingen. Léon Frederic zond drie doeken in, die, zonder de envergure, de ontroering en het ontroerende of zelfs maar de reine bekoring van enkele zijner vroegere stukken, zooals de Krijtkoopman, de vier Leeftijden van den Boer, de Loting, de Hoogstraat, de Stroom, Het volk zal de zon zien lichten te bereiken, niettemin dezen zeer
individueelen eerlijken meester volkomen waardig waren. Twee zijner jongste producten: De drie Zusters en de Brei-les vragen door zijn gewone groote hoedanigheden onze aandacht.
Eugeen Laermans vonden we hier eveneens terug, met een gestrengelijk aangrijpend stuk, zoo buitengewoon van visie, zoo tragisch van koloriet, dat zijn neo-gotieke teekening, die soms wat te veel naar 't hansworstige trekt, er geheel door werd aangevuld. Noemen we dan nog Moederzorg, een diep ontroerd en heerlijk geschilderd doek van Jan Gouweloos. Wevers-binnenhuisje, een stevig stuk van Pieter Dierckx, mooie dingen van Melchers, Herman Courtens, (van hem een sappig, hartig geschilderd stukje de Hut) René Jansens, Alfred Verhaeren en andere. Onder het groote aantal landschappen waren mede de beste van Paul Matthieu, vooral zijn Eerste Sneeuw, waarin de winter zich eer droevig en teeder dan gestrengelijk of ernstig aan ons openbaart; dan Rookwolken, het groote transatlantische schip van Maurits Blieck, de krachtige, gespierde schilder, die de eerste geweest is om ons de schoonheid en epische grootheid onzer Leviatans der groote vaart te doen zien, die meest moderne, die meest alles in één begrip omvademende onzer marinisten.
Er is vuur en passie in die woeste, hittere poëzie van Richard Baseleer's Hollandsch Strand en een woord van lof komt mede toe aan Dordrecht, een kranige akwarel van Madame Kitty Gilsoul-Hoppe.
Vermelden we onder de beeldhouwers dan de heeren Desenfans met zijn Danseres met de Vaas, Victor Rousseau met zijn heerlijk klein figuurtje Vermoeidheid, Lagae met zijn buste van Dr Lambotte, Thomas Vinçotte met zijn uitnemend portret in marmer van den heer Emiel de Mot.
| |
In den kunstkring Isidoor Verheyden, Frans Courtens, Frans Hens, Houwaert
Tegen het einde van het seizoen zijn er verschillende exposities in den Kunstkring gehouden - laten we zelfs zeggen dat er te vele waren. Twee er van echter, waren inderdaad artistiek en echt, namelijk die van Isidoor Verheyden en
| |
| |
Frans Courtens. Van den eerste had men bijna een honderdtal doeken bijeengebracht, ons toonend in al zijn volheid, zijn tegelijk stevig en lenig talent, onder al zijn verschillende aspecten en met gemak behandelend de meest verscheiden genren. Zeer terecht heeft Camille Lemonnier van Verheyden gezegd dat hij de schilder was - de schilder absoluut, die zijn vak in den grond bezat en gelijk welk onderwerp behandelde met de zelfde smettelooze techniek, dezelfde meesterlijke autoriteit en ook met dezelfde inspiratie en dezelfde gave van sympathie. Portretten, binnenhuizen, landschappen, weelderige rivieren, dorre zandstreken, vlakke stranden, smaragd-groene weiden, vlakten en bergen, lanen in de Kempen, het geheimzinnige onder 't bosch en de wijde horizonten. Deze onvermoeibare en gewetensvolle kunstenaar schilderde dit aardsche tooneel met menschelijke figuratie bevolkt in al zijn openbaringen. Niemand stelde, meer dan hij, belang in het geheele leven, in de menschen als in de atmosfeer. Hij was een werker en een strever. Er zijn kunstenaars geweest, meer schitterend dan hij, doch slechts weinige die zoo volmaakt in evenwicht waren en zoo volkomen van harmonie. Bij oogenblikken zal het werk van Verheyden ons eenigszins koud voorkomen - een weinig streng, hij geeft zich niet zoo gemakkelijk over - hij heeft niet die ontboezemingen, dat overborrelende, - dat ons als bij voorbaat meesleept, maar als men er een poosje voor blijft stil staan zal men er weldra heel diep de ontroering van ondervinden, die ons geheel gevangen neemt; al is hier minder talent, is het fludium toch niet minder intens en wat zijne werken in glans - in vurige vlammen verliezen - winnen ze in gloed. Ze maken deel uit van de zwijgende, peinzende kracht van het Vlaamsche ras. Onder deze landschappen, of liever deze openlucht schilderingen, die we in den Kunstkring weerzagen, noem ik vooral Het Moeras van Zeelhem, de Bloeiende Appelaar,
de Maaister, met haar gouden aren, de Duinen bij den Haan en de Open plek in 't Bosch uit 't Brusselsch Museum. We zagen hier ook weer de Libellen, een allerliefste, idyllische studie naar 't naakt, een buitengewoon mooie, heldere bladzij, in dit overigens zoo ernstige werk. - Maar 't is wellicht in het portret dat Verheyden 't meest blijk gaf van zijn zeldzame gaven. Portretten, zooals dat van Mad. Lucien Solvay en vooral dat van den zachten, beminnelijken, geestigen en zoozeer gedistingeerden Frans Binjé, die nu ook al sedert jaren dood is, zouden voldoende zijn om hem een plaats te verzekeren onder de beste meesters in dit genre, van hen die tegelijk zieners zijn en psychologen.
Geen grooter tegenstelling denkbaar dan tusschen Verheyden en Courtens. En toch zijn beide bij uitstek Vlaamsch. Waar de een echter een vertegenwoordiger is - ik durf dit hier wel zeggen - van de zwijgende, peinzende, tot zich zelf ingekeerde ziel, van dat boven alle andere picturale ras, incarneert de ander en geeft uitdrukking aan diezelfde ziel, aan de vurige, overborrelende, geestdriftige zijde, door zijn lyrisme. Zooals ik reeds in de gelegenheid geweest ben om te bevestigen in een studie, die ik destijds aan Frans Courtens heb gewijd, is hij wellicht de meest lyrische onzer meesters. Geen andere onzer koloristen beschikt over een dergelijke betoovering. Hij vermooit en vergoddelijkt alles wat hij ziet. Hij stelt zich niet tevreden met vertolken, hij schept de natuur nog meer dan hij ze weergeeft. Hij wedijvert met een vuur als van edelsteenen met onze zon en onze herfsten. Het eenvoudigst motief levert hem stof voor de meest verblindende kleurschakeeringen. Dáar waar anderen zich concentreeren, exalteert hij zich en ontluikt. Hij geeft zich aan uitbundige uitwijdingen over, die een Victor Hugo waardig zouden zijn.
Evenals Verheyden heeft Courtens de meest verschillende plekjes geschilderd; in alle jaargetijden, op alle uren van den dag. Maar terwijl zijn kunstbroeder, de voorkeur gevend aan het wél overlegde, hierin aanleiding vond voor zijn droomerijen, koos Courtens als zijn onderwerp de lofzangen. En aangezien ik Courtens in verband heb gebracht met Hugo, zou er wellicht aanleiding kunnen bestaan om de droomerige, lichtjes duistere kunst van Verheyden, in verband te brengen met de poëzie van de
| |
| |
Vigny. In ieder geval - ik herhaal het - vertegenwoordigen beide op meesterlijke wijze, den picturalen geest van ons Noorden en zijn ze even groote kunstenaars, als volmaakte technici.
Aan deze twee meesters, wier groote werken eens te meer deden uitkomen de eentonigheid en de middelmatigheid der meeste salonnetjes van dezen winter in den Cercle, moeten we nog den naam toevoegen van Frans Hens, die meetelt onder onze goede marine-schilders en wiens Visschers op de Benedenschelde en Bui op de Schelde, even als zijn morgen- of avondindrukken à la Corot, de aandacht van den Kunstkring op zich vestigden, zelfs na de glorieuse exposities, die ik zoo even heb genoemd.
Verder zonderen we van het legio kladders met kleuren op doek, die met hun improvisaties de al te gastvrije zalen van den Kunstkring vullen, nog een nieuweling, of bijna nieuweling uit, de heer Houwaert, een schilder van boerentooneelen, eenigszins in den trant van Melsen. Evenals deze ziet Houwaert onze goede landbouwers onder de meest verdraaide en overdreven vormen. Maar tevens bezit hij ook het oog en den poot van een echten schilder. Hij is zelfs heel persoonlijk in kleur en toets en tusschen vele brutale en triviale schetsen, had hij een zekere Adolescente tentoongesteld, die niettegenstaande haar volle vormen en dorperachtige gezondheid, werkelijk bevallig was.
G.E.
| |
Kunstveilingen
Veiling Sedelmeijer in de galerie Sedelmeyer te Parijs, einde mei en begin juni 1907
De bekende kunsthandelaar en kunstverzamelaar Sedelmeijer te Parijs heeft aan het eind van de vorige maand en in het begin dezer maand zijne schilderijen-collectie in het openbaar verkocht. De groote collectie was in vier gedeelten gesplitst, die ieder een afzonderlijke verkooping uitmaakten; ieder dier vier verkoopingen bevatte ongeveer tweehonderd stukken en nam drie middagen in beslag.
De eerste verkooping was voornamelijk aan de Engelsche en voor een gedeelte aan de Fransche school van de 18e eeuw gewijd; de tweede verkooping uitsluitend aan oud-Hollandsche kunst; de derde verkooping voor een gedeelte aan Vlaamsche kunst van de 17e eeuw; voor een gedeelte aan Italiaansche en Spaansche, verder aan de primitieven waaronder verscheidene Vlaamsche stukken. De vierde verkooping bevatte moderne kunst en eenige teekeningen en aquarellen.
Vier rijk geïllustreerde catalogi, in ruimen kring rondgezonden, hadden de belangstelling, door het feit zelf der veiling-Sedelmeijer reeds gewekt, nog doen toenemen.
Degenen, die de collectie Sedelmeijer niet kenden en in de catalogi zoo talrijke groote namen aangetroffen hadden, zullen mogelijk op de kijkdagen eenigszins teleurgesteld geweest zijn. Het was meer de collectie van een kunstkoopman dan van een kunstverzamelaar Verscheidene groote namen, verscheidene groote meesters waren wel vertegenwoordigd, maar lang niet met hun beste stukken. Er waren, vooral wat de collectie oud-Hollandsche kunst betreft, zeer weinig werkelijke keurstukken; vele stukken daarentegen, waarvan men zoo zou zeggen, dat ze bij den koopman in magazijn gebleven waren. Zoo bijvoorbeeld wat betreft de Ruysdaels; zoo de van der Neer's, waarbij wel enkele mooie waren, maar ook zeer middelmatige en apocrieve; zoo een Pieter de Hoogh, die niet alleen erg bijgewerkt maar ook uiterst zwak was. Zoo ook de Rembrandts. Er waren twee schilderijen van Rembrandt en een schilderij ‘uit de school van Rembrandt’. Dit laatste was erg zwak en zwart en bracht ook een miniemen prijs op. Van de twee Rembrandts, die bij deze veiling waren, is een zeer betwist. Het is een portret van Rembrandt's moeder, een klein stukje, met in achtergrond een ovale omlijsting. Er bestaan van dit stukje meerdere exemplaren. De heer Bredius, directeur van het Mauritshuis te 's Gravenhage, heeft ook een exemplaar, die door degenen die het
| |
| |
kennen zeer geprezen wordt, maar waar de ovale omlijsting in den achtergrond ontbreekt. Het exemplaar dat Sedelmeijer had, was niet zeer treffend. Het bracht 24000 frank op.
De tweede Rembrandt, iets grooter dan de andere, een mannenkop, zelfportret zeggen sommige opgaven, is ongetwijfeld sterker. Het stuk wordt door de meesten voor echt gehouden en is ook in het bekende werk van Bode beschreven. Het is wel wat heel erg bruin-goud en behoort zeker niet onder de beste werken van den meester. Het werd tot 126000 frank opgevoerd.
Onder de Vlaamsche stukken waren talrijke Teniers', waaronder enkele werkelijk mooie. Verscheidene van Dijcks waaronder niet heel veel eerste rangs. Het zelfde geldt van de Rubens' en nog meer van de drie stukken die voor Jordaens' doorgingen. De primitieven, waaronder stukken van Gerard David, Jan van Mabuse, Bruyn, vertegenwoordigden vrij goed hunne meesters. Te signaleeren valt een stukje, dat niet op een bepaalden naam stond, maar gecatalogiseerd was als ‘toegeschreven aan Barent van Orley’. ‘Coquetterie’ heette het. Een jonge vrouw, de borst half ontbloot, is voor een tafel gezeten; een arm steunt op een juweelenkistje. In de haren is iets dat aan enkele schilderijen van Velasquez doet denken. De kop, de buste, draperieen en fond zijn van zeer schoone uitvoering. Het was niet te duur betaald voor 12500 frank.
Bij de verschillende verkoopingen was vrij veel belangstelling. Voor die der oud-Hollandsche Kunst waren verscheidene verzamelaars en directeurs van musea uit verschillende groote steden van Europa overgekomen. Hier volgen, ter aanvulling van de reeds vermelde, nog eenige voor Hollandsche en Vlaamsche schilderijen gemaakte prijzen in de volgorde hunner verkooping en met de nummers en namen uit den catalogus. De prijzen zijn in franken:
Aelbert Cuyp, no 25, Vaches dans un Paysage montagneux, |
25000 |
Bartholomeus van der Helst, no 78, Portrait d'une femme âgée, |
19000 |
Jacob van Ruysdael, no 143, Le chemin descendant de la Colline, |
33000 |
Jacob van Ruysdael, no 164, La passerelle sur la Rivière, |
18800 |
Salomon van Ruysdael, no 170, Bord de Rivière en Hollande, |
11000 |
Aert van der Neer, no 142, Effet de Lune, |
10000 |
Cornelis van Ceulen Jansens, no 89, Portrait du docteur Harvey, |
13200 |
Nicolaes Maes, no 111, Portrait d'homme, |
20000 |
Jan Steen, no 176, Les Noces de Cana, |
27000 |
Jan Steen, n0 177, Le Magister, |
25000 |
Paulus Potter, no 154, Chevaux et Vaches au Pâturage, |
22100 |
Willem van de Velde le Jeune, no 190, La Flotte à l'ancre, |
34050 |
Willem van de Velde le Jeune, no 192, Sloops de Pêche à l'ancre, |
15500 |
Philps Wouwerman, no 210, Départ pour la chasse, |
33000 |
Frans van Mieris le Vieux, no 125, La belle Dentellière, |
34000 |
Jan Fyt, no 17, Le Grand-Duc, |
10000 |
David Teniers le Jeune, no 51, Intérieur de Boucherie, |
12280 |
David Teniers le Jeune, no 49, La Tentation de Saint Antoine, |
10000 |
Petrus Paulus Rubens, no 38, Enfant Jésus, |
26000 |
Petrus Paulus Rubens, no 32, Vénus et l'Amour, |
17000 |
Petrus Paulus Rubens, no 37, Portrait d'homme, |
16000 |
Anthonie van Dijck, no 5, Portrait d'un gentilhomme de la famille Spinola, |
125000 |
Anthonie van Dijck, n0 6, Portrait de la Comtesse de Devon, |
30000 |
Anthonie Van Dijck, no 7, Portrait de Guillaume II d'Orange, |
26000 |
Anthonie van Dijck, no 8, La Vierge et l'Enfant, |
33500 |
Anthonie van Dijck, no 9, Portrait d'un abbé, |
12500 |
De veiling der oud-Hollandsche schilderijen heeft in de drie dagen een totaal van 1.072.610 frank opgebracht; de veilingsdag der Vlaamsche schilderijen gaf 488,350 franken.
| |
| |
De primitieven:
Bartholomaeus Bruyn, no 206, Descente de Croix, |
10800 |
Jan Gossaert, dit Jan van Mabuse, no 233, Mars et Vénus, |
20000 |
Gerard David, no 213, Le Christ et Saint François d'Assise, |
12000 |
H.
| |
Ambachts- en nijverheidskunst
Bericht van de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst
Ter gelegenheid van den 80sten verjaardag van Dr P.J.H. Cuypers, Architect der Rijks Museum-gebouwen, werd den 6den Juni door het genootschap Architectura et Amicitia in het stedelijk museum eene tentoonstelling van werken van den jubilaris geopend
Architectura et Amicitia stelt zich ten doel, door deze tentoonstelling aan belangstellenden in onze Nederlandsche bouwkunst een overzicht te geven van den artistieken arbeid van haar Eerelid Doctor Petrus Josephus Hubertus Cuypers, die, op 80 jarigen leeftijd, met onverminderde geestkracht, steunende op onverzwakte zintuigen, zijn uitgebreiden werkkring met jeugdige frissche toewijding blijft waarnemen.
De krasse jubilaris was bij de opening dezer tentoonstelling aanwezig, benevens een illustre gezelschap van dames en heeren, waaronder vele bekende kunstenaars en autoriteiten.
In de feestelijk versierde zaal werd de Heer Cuypers door vele sprekers toegesproken, waaronder de eerste was, de voorzitter van het genootschap de Heer H.P. Berlage Nzn; hij bracht in warme en welgekozen bewoordingen hulde aan den Meester, wiens werken hier aanwezig, wel het beste getuigenis aflegden van zijn willen en kunnen. Namens het genootschap werd den jubelaris een lauwerkrans aangeboden. Prof. Henri Evers, sprak hierna namens de Technische Hoogeschool te Delft; de Heer Poggenbeek namens de Maatschappij ter bevordering der Bouwkunst, de Heer Averkamp voor de Vereeniging de Violier, enz.
De Heer Ellens, voorzitter der Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst, trad als woordvoerder voor deze vereeniging op. Hij ving zijne rede aan:
‘Doctor Cuypers, Hooggeachte leermeester!
De Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst, droeg mij, als haar voorzitter op, U op dezen dag hare hulde en gelukwenschen aan te bieden.
In U huldigen wij den meester, die ons in zijne werken en werkzaam leven ten voorbeeld was en is.
In U eeren wij den kunstenaar, die zijne kunst verbond aan een verheven levensdoel.
In U erkennen wij den kunstenaar, wien niets in zijne scheppingen te gering was, wiens oog van het geheel langs de kleinste onderdeelen ging, die als schepper zijne scheppingen tot in de kleinste kleinigheden lief had, verzorgde en volmaakte.
Hierdoor was het mogelijk, dat U aan de kunstambachten weder de plaats inruimde, die haar te midden der zusterkunsten toekwam. Hunne beoefening is door U bevorderd, daar U hunne hulp, bij het volmaken Uwer scheppingen, niet kondet ontberen.’ Aan het slot zijner rede, vervolgde hij:
‘Dankbaar wordt dit door de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst herdacht.
Zij brengt U dank voor alles, wat U ons hebt gegeven en steeds zult blijven geven.
Zij verzoekt U als bewijs dezer dankbaarheid wel te willen aanvaarden, Uwe benoeming tot het eerste lid van verdienste onzer Vereeniging.’
De Heer Cuypers dankte voor de gesproken woorden en nam het aangeboden Eerelidmaatschap aan.
v.d.B.
| |
Bericht.
Op 30 Mei werd feestelijk het 2de tentoonstellingsgebouw van ‘'t Binnenhuis’ Raadhuisstraat 48 & 50 te Amsterdam geopend.
|
|