Onze Kunst. Jaargang 6
(1907)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
W. Penaat (Slot)Ga naar voetnoot(1)Wat is dan de reden dat Penaat zich op deze wijze te buiten gaat? Wel, Holland is een beroerd land voor de nijverheidskunstenaars. Gij maakt iets, doet dat met al uw kracht, met al uwe liefde, maar gij moet leven. Gij moet wat gij maakt ook verkoopen. Maar het eerste wat het publiek vraagt, is de prijs. Al wat fabrikant is in Holland, steelt, behoeft geen kosten van ontwerp, van model, van proeven te betalen, maakt inferieure kwaliteit vaak, en kan door dat alles goedkoop leveren, en de Hollander, stêevast penning zestien, gaat naar den stelenden fabrikant. Daarom moet gij er voortdurend op broeien om in godsnaam ook maar goedkoop te maken, uw grootste inspanning wordt gevergd om uwe ontwerpen goedkoop te houden. Nooit kunt gij uw volle talent tot uiting brengen, want de zakenman slaat achter u, angstig voor te veel kraaltjes en groefjes en dingetjes die geld kosten, die het voorwerp, ja waarachtig, minder verkoopbaar maken, omdat het ‘kunstlievend’ publiek liever rommel en gestolen goed koopt dan te betalen wat billijk is. Onder zulke omstandigheden is het niet te verwonderen dat iemand die iets kan, die talent heeft om veel en groote schoonheid te maken, eindelijk eens uit den band springt, ja zelfs dingen doet die hij later, als hij weer tot kalmte gekomen is, zelf niet goed vindt, vooral als hij ziet hoe elders, b.v. in Duitschland, wel telkens gelegenheid gegeven wordt het volle talent te ontplooien, en hoe daar die gelegenheid zoo vaak wordt misbruikt tot een uiting van parvenuachtige weelderigheid die, op de keper beschouwd, maar luttel waard is. Zie de kast, afbeelding VI, zie de verhoudingen van hoogte, breedte en diepte, zie de verdeeling van voor- en zijvlak, zie de lijsten der paneelen van de onderkast en die van de ruitjes der bovenkast, zie de vorm der paneelen en het ornament daarvan en noem het dan nog een wonder dat iemand die dát kan, dat zoo iemand er eindelijk eens toe komt alle gepieker op zij te smijten en zijn rijke kunnen bot te vieren. Ik zou waarlijk niet durven zeggen | |
[pagina 26]
| |
dat deze kast niet mooi is, maar ik zeg dat zij niet zuiver is.
Afb. VII.
W. PENAAT. En zuiverheid, harde, strenge zuiverheid is wat wij noodig hebben. Laten wij dan Penaat en ieder ander gunnen dat hij zich soms te buiten gaat aan een volle uitstorting van zijn talent, maar laten wij tevens eischen dat daarna weêr zal worden terug gekomen tot het noeste werk van gestadig zoeken naar steeds fijnere zuiverheid. En laten wij, wat Penaat aangaat, hopen dat hij zich door de wellust van volkomen overgave niet zal laten lokken van den rechten weg, die hij toch zeker weet dat bestaat en waarvan hij weet waarheen hij voert. Want de geheele serie afbeeldingen van VII tot X vertoont nog sporen der onzuiverheid van de kast van Afb. VI. Feitelijk wijzen al deze dingen op een zekeren stilstand, zij laten geen nieuw gevonden vormen zien, het zijn de reeds vroeger gevonden vormen, waarbij thans het rationalisme ‘tot bezinning gekomen is,’ m.i. niet tot voordeel. Ik geef het schoorsteenmanteltje van afb. VIII, al is er veel in dat ik waardeeren kan, met pleizier voor de muzieklezenaar van afb. XI met zijn prachtigen voet, zijn kostelijke verbinding van steunlatje aan leesraam en van leesraam aan schuivenden stijl, of voor den vleugel van afb. XII die mij in de wijze waarop de kast op den voet rust en in nog een paar dingen die de lezer zelf mag uitvinden, den echten Penaat doet zien. Ja, Penaat heeft laten zien dat zijn groote kracht zit in het zoeken van vormen, waarin ook voor hem, nog zooveel is te doen. Afb. VIII.
W. PENAAT. En heel zeker zal hij dááraan alleen ook weer al zijne krachten gaan wijden. Hij verbeuge zich er dan over dat hij enkele waardige versieringen vond, die hij aan zijn werk kan toepassen, maar hij vergete niet dat dit nooit doel kan zijn. Dan zal hij zich weêr gaan toeleggen op het gewone | |
[pagina 27]
| |
dagelijksche werk, dat zoo eenvoudig schijnt, maar in waarheid het moeilijkst is, dat zoo veel vergt van kracht en talent, maar dat ten slotte de grootste voldoening geeft. Dan zal hij weêr tot zijn oude dingen komen om die te verrijken, niet in schijn, niet oppervlakkig, maar wezenlijk, opdat telkens een stap nader gezet worde tot het doel. Dan zal hij weêr met liefde en overtuiging onder handen gaan nemen de gewone, eenvoudige meubelen als die van afb. XIII om die te ontwikkelen tot een schoonheid, hooger en dichter bij het ideaal dan de wel groote, maar toch niet diepe schoonheid waaraan hij zich even is te buiten gegaan. Afb. X.
Afb. IX.
W. PENAAT. Afb. XI.
W. PENAAT. Wij Hollanders, wij hebben van het meest serieuze werk geleverd, wij hebben ons aardig vrij weten te houden van de in het buitenland zoo sterk werkende mode-invloeden, wij zijn op ons stuk blijven staan, en waarlijk niet tot onze schade. Maar nu moeten wij voorzichtig zijn. Wanteen ‘mondaine’ geest is over de grenzen komen waaien en heeft ook ons aangeraakt. Laten wij zorgen niet in zijn macht te komen, want hij is een booze geest die al 't werk dat wij gedaan hebben nutteloos maakt, die ons afleidt van den rechten weg. De meesten, ook bij ons, waren al lang in zijn macht of in die van een zijner broertjes, en daarom verloren. Maar de sterken, ernstig willenden, | |
[pagina 28]
| |
zij zullen hem erkennen en uitbannen opdat niet verloren ga wat moeizaam is gewonnen. Penaat heeft in zijn werk getuigenis gegeven van groot talent, van machtig kunnen. Hij heeft een schoone belofte gedaan. Hij kan en hij zal die belofte houden. T. Landré. Afb. XII.
W. PENAAT. |
|