Onze Kunst. Jaargang 6
(1907)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
W. Penaat (Vervolg)Ga naar voetnoot(1)DE in het laatste kwart der vorige eeuw allerwege ontstane beweging in de technische kunsten, al droeg zij ook in zich de kiemen van eene nieuwe kunst, was op zich zelf niet anders dan een laatste opleving eener oude, voorbijgegane kultuur, en als zoodanig ook maar van betrekkelijk belang. Niet dan sporadisch en vooral zeer diep onder de oppervlakte zagen wij iets dat werkelijk nieuw mocht heeten, dat wees op eenen nieuwen tijd; feitelijk zagen wij niet anders dan een onvolkomen comprimé, in een klein fleschje geperst, van alle vormgeving sedert het begin der Gothiek, met een paar droppeltjes uit voor-Gothische tijden. Dat, vooral in Engeland en Holland, de dozis Gothiek in dit mengsel wel de grootste was, laat zich verklaren. In de eerste plaats beantwoordde de Gothiek zéer zuiver aan het nieuwe rationalisme. En dan moest in Engeland, dat geen diep doordringende renaissance had gekend, dat door al zijne stijlen, met Chippendale, Sheraton en Hepplewhite incluis, trouw was gebleven aan de Gothiek, een reaktie op de burgerlijke stijlloosheid wel terug grijpen naar dien zelfden stijl, die welhaast met land en volk vergroeid was. En ook in Holland, dat nog pas de Viollet-le-duc-sche neo-gothische school had zien bloeien in P.J.H. Cuypers, dat bovendien aanvankelijk vooral te leer ging bij Engeland, moest de beweging wel even onder een krachtigen gothischen invloed komen. Inderdaad zien wij in het Hollandsche werk uit den eersten tijd der beweging in hoofdzaak allerlei gothische elementen. Eerst langzamerhand komt er een uitbreiding over andere stijlen, en eerst in den laatsten tijd komen duidelijk aan den dag, zooals gezegd, nieuwe elementen die inderdaad nieuw zijn, die niet achteruit wijzen, maar vooruit. Ook Penaat heeft die verschillende fasen doorgemaakt. Afbeelding I vertoont een kastje dat én in zijn bouw én in zijn détails volkomen gothisch is. Zelfs zijn met versmading van alle na-gothische technieken de vergaringen bevestigd met opsluitpennen, en de scharnieren en sleutelplaten opgenageld. | |
[pagina 267]
| |
Toch zijn er in al zijne ontwerpen reeds van het begin afaan elementen te vinden die wijzen op een naar uiting zoekende persoonlijkheid, en op een zuivere moderniteit. Vooral komen deze trekken uit in de uiterst fijne ver houdingen en in de zeer bizondere combinatie van een strenge soberheid met een aangename deftigheid en rijkdom, en al heel spoedig ook in sommige oplossingen van détails. Diezelfde persoonlijkheid en moderniteit bewerkten tevens dat Penaat niet lang zich kon blijven tevreden stellen met oude gegevens, al waren die ook eenigszins verwerkt. Al spoedig zag hij in, dat de weg naar een zuivere vormgeving lag, niet over elementen uit vroegere stijlen, maar over nieuwe technieken en de door die technieken geschapen mogelijkheden. Hij begreep dat het rationalisme der beweging de bedoeling had nieuwe typen te vinden, beantwoordend aan eenen nieuwen tijd, dat het daarom ook inderdaad rationalisme moest zijn en dus vooral moest vermijden het gebruik van bijkomstige elementen die door een verleidelijke dekoratieve werking een van den juisten weg aflokkende verwarring te weeg brengen. Afb. I.
W. PENAAT. Afb. II.
W. PENAAT. Afbeelding II laat zien een groote kast met betrekkelijk zware deuren. De zwaarte dezer deuren zou het gebruik van opgelegde scharnieren als die van Afb. I aannemelijk gemaakt hebben; zells zouden dergelijke scharnieren aan het geheel in niet geringe mate iets expressiefs hebben gegeven. Al was het dus pijnlijk ze niet te gebruiken, toch was het noodzakelijk en juist en goed. Wel zien wij bij deze kast de vergaringen nog bevestigd door opsluiting, zelfs met ijzeren nagels, maar alle verbeteringen kunnen ook niet in eens bereikt worden, en bovendien vinden wij in de ongeveer gelijke kast op afbeelding III, deze onjuistheid reeds vermeden. | |
[pagina 268]
| |
Afb. III.
W. PENAAT. Afb. IV.
W. PENAAT. De vergelijking der meubels van afb. II en III, geeft ons ook langs anderen weg een aardige kijk op de ontwikkeling van Penaat's rationalisme. Ik zeide het reeds dat het rationalisme der nieuwe beweging de bedoeling had nieuwe vormentypen te vinden. En nu is het eigenaardig dat bijna over het algemeen die bedoeling wel schijnt vergeten. Inderdaad is in den beginne dat rationalisme over de geheele linie streng doorgevoerd, maar al heel spoedig bekleed met een verzachtend, een sluierend manteltje van ‘Sierkunst’ die waarlijk geheel te onpas kwam, omdat zij reeds ging voltooien, ging afwerken, en dus een volgend, een verderliggend doel nastreven, terwijl de oorspronkelijke bedoeling, het vinden van nieuwe typen, nog in het minst niet bereikt was. Door het inhalen van ‘Unzeitgemäsze’ elementen is er een ontijdige kentering gekomen in het rationalisme, die nu maar algemeen als juist wordt aangenomen zonder ook maar eenigen schijn van juistheid te hebben. Dat zelfde rationalisme dat met gejuich en enthousiasme werd begroet hij zijn komst, krijgt nu al het heilige kruis na. Waarlijk te vroegen te onpas! En ten slotte ook maar schijn. Want, wie nog maar eenigszins zich bewust is dat het doel van onzen tijd moet zijn zuiverheid en echtheid te zoeken, hij kan dat rationalisme nog niet prijsgeven. Wie dat wel doet bereikt alleen een schoone schijn, die, weggenomen, niets overlaat dan een grof, ruw karkas, dan de zeer onvolkomen, plompe vorm van het primitieve rationalisme uit den eersten tijd der beweging. Dit alles vindt zijn oorzaak daarin dat het rationalisme van het begin af aan niet juist is begrepen, dat de bedoeling ervan niet op den duur is vastgehouden. Men wilde terug naar den ‘oervorm’, timmerde daartoe eenige niet of wel doorgezaagde | |
[pagina t.o. 268]
| |
W. PENAAT: EETKAMER-AMEUBLEMENT.
| |
[pagina 269]
| |
boomstammen, minstens toch balken in elkaâr, en toen men iets had dat naar een vorm leek, dacht men er te zijn, en ging versieren. Dat zulk een wijze van werken een funeste invloed moest hebben on de beweging, ligt voor de hand, en kunnen wij thans zien. Afb. V.
W. PENAAT. Terugkomend tot Penaat, mogen wij zeggen dat hij gelukkig een juister inzicht heeft getoond. Wij zien hem zoeken in de eerste plaats naar een goede vorm in zijn ontwerp als geheel, d.w.z. naar zuivere verhoudingen en fraaie indeeling. Heeft hij dit bereikt, dan gaat hij niet versieringen op het geraamte plakken, maar hij gaat, zuiver rationeel, trachten vormen te vinden voor de onderdeelen, hij zoekt naar oplossingen in de détails. De vergelijking der afb. I, II en III doet ons dit duidelijk zien. Al de onderdeelen van het kastje op afbeelding I zijn ruw, onbewerkt, vormloos. Het dek is bot op de stijlen gelegd, alleen (dit was hem toch blijkbaar te machtig) is er een schuine kant aan geschaafd. De ingelegde versieringen der paneelen tellen niet meê; zij zijn gelijkwaardig aan scharnieren, sleutelplaten en opsluitpennen. De kast van afb. II is al verder. Er is een begin van vorm in de paneelen, in elk geval een zoeken ernaar, en er is een kap waarin eenige vorm te vinden is. Nummer drie brengt ineens een heel eind verder. Het zoeken van vorm in de paneelen is belangrijk gevorderd (de kraaltjes hebben hier niet de waarde van versiering, zij zijn niet anders dan vormgeving); de kap krijgt veel meer een zuivere vorm, en, wat vooral belangrijk is, er komt vorm in de stijlen. Bovendien wordt de vorm van het geheel hier nader gepresiceerd, door de kastbodem aan den buitenkant zichtbaar te maken, zoodat het meubel gescheiden wordt in een dragenden voet, en de daarop rustende kast, een belangrijke aanwinst! Ik wijs er op dat waar de vormgeving vooruitgaat, de versiering in gelijke verhouding afneemt, een steeds zuiverder wordend rationalisme. Want inderdaad is de beteekenis van scharnieren, sleutelplaten en opsluitpennen niet | |
[pagina 270]
| |
constructie, maar versiering, en die van schuine bossingen en kralen niet versiering, maar vorm. Nu is hiermede niet gezegd dat de verkregen vormen reeds volkomen goed zouden zijn. Integendeel is b.v. de wijze waarop (zie afb. III) aan den stijl een voet is gemaakt foutief. In plaats dat deze voet door meerdere zwaarte uitdrukking geeft aan de belangrijke, dragende functie die hij heeft, is hij juist door de twee kralen die er in zijn gesneden, dunner, schraler, zwakker geworden, niet alléen feitelijk maar ook voor het oog. Maar de verdienste zit dáarin, dat geen genoegen werd genomen met den van onnutte aanhangsels ontdanen zuiveren hoofdvorm, maar dat er naar gestreefd werd, ook in de onderdeelen vorm te brengen, waardoor alléen een stelsel van vormen zou kunnen ontstaan. Dat intusschen die eerste oplossingen niet de juiste waren, voelde Penaat zelf ook en hij trachtte dan ook andere, betere te vinden. Als wij bij het aangehaalde voorbeeld van den voet blijven, dan zien wij hoe aanvankelijk nog getracht werd een beteren poot uit de dikte van den stijl te vormen. Afbeelding IV geeft nog eens dezelfde kast, verder gewijzigd en verbeterd. Hier is de poot reeds veel beter, hoewel hij feitelijk nog het zelfde gebrek heeft als die van afb. III. Er zat dus niets anders op dan een poot te maken, zwaarder dan het hout van den stijl. Dat hierin niet al dadelijk de oplossing is gezocht, is waarschijnlijk hieraan te wijten dat daardoor zoo licht zou ontstaan een navolging van den ouden vorm (balpoot, enz.) uit de Renaissance. Is inderdaad deze of dergelijke overweging gehouden, dan steunde die op een zekere zwakheid die te boven gekomen moest worden, en ook inderdaad te boven gekomen is. Afb. V toch doet ons zien een meubel waarvan de pooten veel zwaarder zijn genomen dan de dikte der stijlen, terwijl zij, heel oppervlakkig misschien aan een ouden vorm herinnerend, toch geheel nieuw en zuiver modern zijn. Een dergelijke ontwikkeling als ik hier naging in den vorm der pooten, vinden wij ook in vele andere onderdeelen. Zoo zal de beschouwing van Afb. IV ons weêr een belangrijken vooruitgang laten zien, vergeleken bij Afb. III. De paneelen zijn veel fijner van vorm, de kap komt tot een zuivere oplossing. Afb. V brengt alweêr een heel eind verder. Hier is aan alle onderdeelen, aan de stijlen boven den voet, aan slaglijsten, aan regelwerk en laden en aan het dek een vorm gegeven, terwijl de vorm der paneelen is gewijzigd. Bovendien geeft de vorm van het geheele meubel een nieuw type te zien dat nog niet bestond. Natuurlijk volgt in tijdsorde afb. V niet direkt op afb. IV. Maar voor wie Penaat's werk kent, is daarin gemakkelijk de ontwikkeling te vinden tot het meubel van Afb. V, én wat den hoofdvorm, én wat den vorm der détails betreft. Intusschen brengt Afb. V ons ineens op geheel nieuw terrein; wat Penaat aangaat, zou ik haast zeggen op gevaarlijk terrein. | |
[pagina 271]
| |
Want zagen wij bij de pooten dat deze zuiver bleven van elementen uit oude stijlen, bij andere détails meen ik in de vormontwikkeling bedenkelijke neigingen te zien naar oude stijlen.
Afb. VI.
W. PENAAT. Bedenkelijk, niet omdat alle oude vormen nu maar à tort et à travers geweerd moeten worden, maar omdat zooals Penaat hen toepast, daarmeê afgeweken wordt van het goede beginsel van rationalisme, dat als het thans reeds werd losgelaten, waarlijk te vroeg zou worden prijs gegeven. Want al zegt Penaat nu zelf, niet zonder een zekere voldoening, dat ‘dat rationalisme reeds begint tot bezinning te komen’, hij weet ook wel dat dit eigenlijk maar gekheid is. Want in dit ‘tot bezinning’ komen bedoelt hij in goed Hollandsch dat het heeft afgedaan. En het mag nog niet afgedaan hebben. We zijn waarlijk nog te veel aan het begin, we hebben heusch nog zoo weinig gevonden, dat van belang kan zijn voor een nieuwen tijd! Laten we nu maar kalm voortwerken, heel voorzichtigjes aan, zonder haast, zonder ijdelheid op wat wij allemaal wel kunnen, zonder schuine oogjes vooral naar onze Duitsche vrienden, die zulk rijk en kostbaar werk mogen maken en daardoor nu zoo erg ‘mondain’ worden. Kom Penaat, gij weet dat toch ook wel allemaal, van dat machinalisme en zoo, en van dat nieuwe vormenstelsel dat daarmeê in verband staat, gij weet dat allemaal nog veel beter dan ik, en daarom was dat ‘tot bezinning komen van het rationalisme’ eigenlijk maar een grapje van U. Goed, laat het tot bezinning komen, maar laat het nog niet afgedaan hebben; waarlijk, wij verwachten nog zooveel van U, wij hopen zoo erg dat juist gij ons een heel eind op den goeden weg zult helpen, en daarom doet het ons een beetje verdriet als gij | |
[pagina 272]
| |
van die dingen doet die doen denken dat het ‘rationalisme tot bezinning komt’. Toen ik uwe meubelen zag op de tentoonstelling van ‘Architectura’ in 1905, toen ik die goed aan alle kanten bekeken had, en nog eens, en nog eens, toen zei ik tegen mezell: ‘Ik wou dat ik dat kon maken, en wat ben ik blij dat ik het niet gemaakt heb’. Want bekijk nu zelf nog eens de afbeelding van de kast die hier is afgedrukt (VI), en houdt dan vol dat die kast zuiver is, geheel en volkomen zuiver zooals gij uw werk zuiver wilt hebben. Dat kunt ge niet. Ge kunt wel zooiets praten van dat oude vormen toch niet geheel verworpen behoeven te worden, maar gij kunt niet verdedigen de zuiverheid van de om de stijlen rondloopende plint, en van de cannellures in de stijlen en slaglijsten, en van de gegronde, met zwarte plaat ingelegde stijlen, en van de verdikkingen in de stijlen op de plaatsen der vergaringen, en van, ten slotte, de geheele behandeling van het meubel. Dat kunt ge niet, omdat gij, gelukkig zelf wel beter weet. T. Landré. (Slot volgt). |
|