golven en te glanzen, kleinoodieën schitteren en op de kleêren, op den achtergrond, neemt iedere toets, die neer wordt gezet, dadelijk 't eigenaardig karakter van de een of andere stof aan: tulle, fluweel, satijn, bont of pluimen; verlakt, zilver, kristal, bois des îles of bloemen-blaren.
Na vele geslachten van schilders gekomen, bleef Alfred Stevens - en dat geheel spontaan - in zijn kleurverbindingen altijd nieuw, onverwacht en aantrekkelijk. Onovertroffen verfmenger, kundig émailleur, verrijkte hij al de technische hulpbronnen der schilderkunst met nieuwe vondsten, welke heel de ervaring der voorbijgegane eeuwen niet te zijner beschikking hadden gesteld. Dit is zijn eigenaardige verdienste en de rechtvaardiging van zijn persoonlijken roem. Hij muntte evenzeer uit door de fijnheid en bekoorlijkheid van zijn kleuren, als door een groote gemakkelijkheid en vaardigheid in de behandeling van zijn sujekt, - buitengewone verdiensten in een geheel van plastische kwaliteiten, die hem een allereerste plaats verzekeren onder de Meesters der schilderkunst van de xixde eeuw.
En buiten dat alles was hij dan nog al wat men zoo fijntjes bij hem heeft waargenomen. Maar dat was dan bij wijze van toegift, en het is literatuur.
* * *
Dat Stevens, de schilder van het mondaine leven, ingeburgerd te Parijs, door zijn gevoel en liefde voor de kleur een Vlaming is gebleven, - een zeer verfijnde Vlaming als men wil, maar een Vlaming, - wordt wel door niemand meer betwist. Nooit heeft hij afstand van zijn gaven als noordelijk schilder gedaan: buitengewone gevoeligheid van visie, volmaakte juistheid der verschillende kleuraccoorden, van de stoutste tot de meest samengestelde toe.
Men heeft op den stamboom zijner esthetische afstamming vele andere namen geënt: Vermeer van Delft, Ter Burg en Metsu, Chardin en ook Watteau. Bovendien zijn er nog andere aan wie hij ons soms, als bij toeval denken doet. Hij is aan al de meesters verwant, die in het technisch deel van hun werk naar de alleruiterste volmaaktheid streefden. Hij behoort niet tot dezulken, die met het puntje van hun penseel een hoofdlijn schetsen, waarmee ze zich, overigens met volkomen recht, tevreden stellen.
Deze geheel verschillende manier is ongetwijfeld de uitslag van langdurige studie, van volkomen rijpheid - van volmaakte handigheid geweest. Stevens wilde de zichtbare waarheid der dingen zoo dicht mogelijk nabij komen. Hij vreesde niet zijn geestdrift te zien verstijven of bekoelen, of het brio van zijn toets te verzwaren, door zijn werk tot aan de alleruiterste grenzen der mogelijkheid door te voeren. Hij was niet bang voor te veel details. Hij nam ze waar, gaf er de lijn van aan en liet ze op hun plan, zooals hij ze in de natuur gezien had, in de lichtende atmosfeer die ze omringt.