| |
| |
| |
| |
Over kleeding
De tijden zijn reeds verre van ons, waarin ieder volk door het kleed, waarin het zich stak, van het andere was te onderscheiden. Het meer of minder eigenaardige der kleeding van land en provincie verdween, naarmate het moderne leven doordrong langs de banen van het wereldverkeer en de mode met hare trawanten de eerste reisgenooten waren naar de in exploitatie gebrachte streken. De centrums der beschaving stortten hun voorraad van smakelooze, goedkoope en prullige waar over het braakliggende land uit, dat zich, onbewust van de waarde der vaderen erfenis, opschikte met den tooi, voorzien van het etiket ‘mode de Paris’ of ‘fashion of England’. Het moderne vernuft heeft ontegenzeggelijk de kleedij eenvoudiger gemaakt en door den vooruitgang der hygiënische begrippen veel verbeterd; maar de schade welke in andere opzichten werd berokkend was van meer ingrijpender aard, dan wel werd vermoed.
Hoevele uitingen van volkskunst, gingen door haar ten onder tengevolge van de alles gelijkmakende mode. Het kleed komt thans voltooid uit de handen van industrieël of modiste en het persoonlijke wat handenarbeid, gepaard met liefdevolle en zorgzame bewerking soms tot kunstuiting deed worden, is nog sporadisch te vinden. Toch is er herademing. Door de herleving van de gebruikskunsten kwam ook de naaldtechniek tot nieuwe ontwikkeling en ontstond er wederom waardeering voor alles, waaraan zij in vervlogen tijden haar aandacht had gewijd.
Het kleed kreeg in eens elken vorm en voor ieder doel zijn deel, van af het doopkleed van den zuigeling tot het hemd, waarin het laatste overschot ten grave daalde. Ofschoon er veel is verloren gegaan, doet het overblijvende ons met beschaamde kaken nog staan.
Daarom heeft het kleedingvraagstuk en de oplossing er van voor velen die belangstellen in den voortgang en groei der hedendaagsche beweging op het gebied der toegepaste kunsten, groote beteekenis. Het staat in nauwe relaties met zoovele anderen; het heeft er een groot aantal punten van overeenkomst mede, terwijl het door zijn belangrijkheid voor de vrouwen in 't
| |
| |
algemeen, de oplossing der overige in de hand kan werken en in ieder opzicht er onafscheidelijk mêe is verbonden.
Fig. 1. - SOPHOKLES. Grieksch werk uit de 2e helft der ive eeuw vóor Christus.
(Museum van het Lateraan, Rome).
Bij het zoeken en ontwerpen eener hetere aestetische kleeding, vinden wij het zelfde terug, dat de goede hedendaagsche ontwerpen van gebruikskunst onderscheidt van die van een voorafgaand tijdvak. Voor alles tracht men eene goede samenstelling te verbinden met vormen en versieringen hieruit gegroeid. Men wil geen redelooze namaak meer, en als men het oude bestudeert, dat andere kunsttijdperken hebben voortgebracht, zal nimmermeer het copieeren daar van doel zijn, maar wel om van meer schoonheid bewust, vormen te zoeken, waarin onze idealen van schoonheid zich kunnen uitspreken. Aan drie voorwaarden, welke beurtelings om den voorrang strijden moet bij de kleeding worden voldaan, waar één van hen ontbreekt, missen wij de eenheid, de harmonie.
Uit hygienische grondstoffen vervaardigd moet de samenstelling in overeenstemming zijn met de functies en bouw van het lichaam, dat zij bekleeden zal, geheel overeenkomstig de toestand en de werkzaamheden waarbij zij zal worden gedragen, terwijl kleur, vorm en versiering dit tot uitdrukking moeten brengen.
Hoewel nu de beide eerste voorwaarden voor ieder even belangrijk zijn als de laatst omschrevene, zal deze ons toch onwillekeurig het meest interesseeren, daar zij zich het eerst aan ons voordoet en de anderen meer nadenken en kennis vereischen, om ze te kunnen waardeeren. De schoonheid der kleeding is steeds ten onrechte ver boven de andere eischen geplaatst; dikwijls heeft deze voorkeur de keuze der grondstoffen en der constructie geheel
| |
| |
op zijde gesteld en hunne beteekenis genegeerd. De waarheid en goedheid verdwijnen dan uit de kleeding en de eeuwen door vinden wij perioden waarin de vormen zinloos en irrationeel worden, maar dan ook een juist beeld geven van de zeden en begrippen der tijden, waarin zij heerschend waren en waarin dikwijls de zuivere en goede levensbegrippen op den achtergrond zijn geraakt. Deze dwaze costuums waren het spiegelbeeld van het maatschappelijk leven.
Het kleedingvraagstuk zullen wij niet ter zijde kunnen stellen, maar, daar het deel uitmaakt van ons leven, er onze aandacht aan wijden. Volkomen verklaarbaar is het, dat bij den drang naar betere tijden en de herziening van ons maatschappelijk leven ook de behoefte aan eene betere kleeding wordt gevoeld Het lichaam met zijne eischen wordt te vaak uit het oog verloren om daarvoor een kern te geven geheel afwijkend van het schoone menschenlichaam met zijn bewegingen en proporties. In wat al dwaze creaturen heeft men het veranderd, er aan toegevoegd en geboetseerd om het in overeenstemming te brengen met het heerschende schoonheidsidiaal, dat zoo dikwijls in allerlei oorzaken zijn ontstaan vond. Men zou hierover bladzijden kunnen vullen en het is genoegzaam bekend, hoe gebreken van toonaangevende vorsten en personen dikwijls daarop van invloed zijn geweest.
Het lichaam is naar verschillende beginselen te bekleeden, maar ze kunnen in hoofdzaak tot twee worden teruggebracht; men erkent het lichaam in zijn natuurlijke vormen en tracht door de kleeding de schoonheid er van te demonstreeren en te behouden - óf men schept zich een vorm, voegt daarna aan het menschenfiguur toe, wat ontbreken mocht of probeert het minder gewilde zooveel mogelijk te verbergen, om over dit alles het bedekkende kleed te brengen. Het behoeft nu niet nader te worden aangetoond, welke van deze twee opvattingen de meest juiste is. Van de eerste vinden wij vooral bij de oude volkeren schoone voorbeelden: De Assyriers en Babyloniërs hebben een wikkelkleed; zij slaan een lange reep stof eenige malen op een bepaalde wijze om het lichaam; de onderste langzijde is met prachtvolle geweven banden en fraaie franjes afgezet waardoor het geheel de vormenschoonheid doet spreken en een versiering geeft, waaruit de samenstelling van dit eenvoudige kleed blijkt. Bij de Grieken wordt het kleedings-vraagstuk tot een hooger plan opgevoerd; het lichaam werd gedrapeerd met verschillende stukken stof, de snit bepaald met de wijze van ophangen, het vormen der plooien, en altijd zijn deze zoo gekozen, dat zij veel details in het midden kunnen laten, maar daarentegen bij iedere beweging de schoonheid van het lichaam in maat en proportie doet uitkomen, en daarop berust toch in hoofdzaak de schoonheid van het lichaam.
| |
| |
Fig. 1. geeft eene afbeelding te zien van het beeld, Sophocles den treurspeldichter voorstellend.
Fig. 2. - CHRISTUS MET O.L.V. EN ST. MARCUS.
(Mozaïek uit de xe eeuw, in de St. Marcus-kerk te Venetië).
De himation, de Grieksche mantel, kan zeker hier als een voorbeeld dienen, hoe met eene enkele lap stof eene schoonheid in de kleeding is verkregen die zeker nimmer is overtroffen.
De versiering van deze costuums zijn eene verklaring van hunne samenstelling; volgen wij de zoomen, de omtrekken van iedere draperie, dan vinden wij ze gemarkeerd door een rand of versiering, 't zij het een eenvoudige lijn, meander of geborduurd randje is. Ofschoon eenvoudig, brengen zij door herhaling op het licht en in de schaduw der plooiïng grooten rijkdom en decoratieve werking voort.
Het beginsel om ieder kleedingstuk door omranding of omzooming af te werken, blijft tot op onzen tijd bestaan, ook bij vele nationale drachten is van dit versieringsbeginsel veelvuldig gebruik gemaakt.
Ten alle tijde was de keuze der grondstoffen afhankelijk van de economische ontwikkeling, waarin een volk verkeerde maar ook de geestelijke kennis, de godsdienst, was daarop van grooten invloed. Het naakt der Grieken, omplooid door de soepele wollen stoffen of fijne linnen weefsels vond
| |
| |
bij de Romeinen navolging, terwijl hieraan werden toegevoegd de heel en half zijden weefsels, die door het verkeer met de Oostersche wingewesten en navolging van de daar heerschende, prachtlievende gewoonten meer ingang vonden. De tradities van het groote Romeinsche rijk werden in het Oostersch Keizerrijk voortgezet en van daar in alle landen, waarmee het in betrekking stond. Op de muren der St-Sophia te Konstantinopel, der St-Vitale te Ravenna, der San-Marco (fig. 2) te Venetië, vinden wij de goddelijke personen en heiligen, de vorsten en de vorstinnen met talrijk gevolg in mozaïken afgeheeld, allen dragende de zachte wollen- of de statige, streng geplooide mantels van brocaat en zijde vervaardigd. Deze mantels vervangen de sierlijke himation der Grieksche figuren en de volle rijke togas der Romeinen, die, het gebaar aanvullend en ondersteunend, in rijke plooien het lichaam omhulden. Ze waren met prachtige gestyleerde patronen versierd, die door den breeden plooienval in hun geheel zichtbaar bleven en zich dus voor deze dracht bijzonder eigenden. Voegen we aan den mantel de tunica en de uit het Oosten afkomstige broek toe, dan hebben we in dit drietal kleedingstukken de grondvormen voor al de in het Westen en Noorden gedragen kleedij. De beschouwing over enkele dezer kleedingstukken had dan ook in hoofdzaak ten doel, aan te toonen, dat de schoonheid der kleeding niet in het aantal schuilt, maar in den eenvoud en juistheid der vormen.
Fig. 3. - MANCHET EN KRAAG. Ontw. KRUYMEL & MERCKENS, Haarlem.
Klimaat en zeden van onze landen verschillen veel met die van het Zuiden en zij dwingen ons tot geheel andere samenstellingen, maar de mode kleedij kan tot rationeele oplossingen worden teruggebracht, terwijl de schoonheid der oude kleeding daarvoor een leerschool kan wezen. De oude volken achten vorm en kleur van de grootste beteekenis en brachten de kleeding altijd in overeenstemming met hunne omgeving en den toestand waarin zij gedragen
| |
| |
werden. Vorm en kleur bepalen, met de versiering, de decoratieve waarde van het kleed; de eerste onafscheidelijk van de praktijk en het leven; de tweede en derde ondersteunen de persoonlijkheid, de individueele eigenschappen en brengen haar in overeenstemming met de omgeving, waarin zij zich beweegt. Blijft de samenstelling van het kleedingstuk ten achter bij de omgeving, blijft men zich onbewust van de wisselwerking, welke tusschen beiden moet bestaan, dan zal nimmer dat intieme worden verkregen, dat ons soms in de omgeving van fijn voelende menschen treft, waardoor wij ons in het geheele interieur zoo wel en goed kunnen gevoelen.
Fig. 4. - MANCHET EN KRAAG. Atelier KRUYMEL & MERCKENS.
Op de eerste plaats komt dus naast de levenseischen, de decoratieve beteekenis naar voren, het meest zich in de kleur kenmerkende. Dit werd ook in de oude tijden zoo begrepen. De personen, die een hoofdrol speelden in de een of andere gebeurtenis, werden door een kleur aangeduid, waardoor reeds onmiddellijk de aandacht op hen werd gevestigd. Daargelaten dat deze kleur met bedoeling werd gekozen en aan haar evenals aan vorm en samenstelling van het kleed een symbolische beteekenis kon worden gehecht, toch is dit een reden te meer voor het betoog, hoe er verwantschap bestond tusschen den toestand en de kleur van het costuum. Ook wij hechten hetzij dan uit conventie nog beteekenis aan de kleur. Jeugd en blijheid gaan nog in lichte kleeding, onschuld en reinheid in het blanke wit, terwijl de ouderdom het rustige, stemmige, het bezonken leven uitdrukt in kalm gekleurde kleedij.
Het strenge Calvinisme drukte den stempel op den vorm en kleur der kleeding harer volgelingen, de Puritijnen en Hugenooten waren er eveneens aan te herkennen te midden der prachtlievende tijden, waarin zij leefden. De statige raadsheeren, de deftige vroedschappen in hunne donkere gewaden, de godgeleerden en advocaten in hunne toga's, zij allen vonden daarin een hulpmiddel om hunne persoon meer beteekenis te geven. Bij ongeluk en
| |
| |
tegenspoed kreeg het kleed daarvan zijn deel, en al naar het wil of zwart mocht zijn, dat de rouw en smart moest uitdrukken, de bedoeling bleef dezelfde.
Fig. 5. - MEISJES JURKJE. Ontwerp KRUYMEL & MERCKENS.
Al het voorgaande bewijst voldoende hoe het uiterlijke, de handeling kan ondersteunen en het kleed, ook in het intérieur gedragen, wel doordacht en overwogen moet zijn. De kleurkeuze is daarbij een der voornaamste en overheerschende. De kleuren brengen gevoelstrillingen voort, ze leiden ons van de uiterlijke naar de innerlijke beschouwing, zij brengen stemming te weeg en doen ons met een handeling en gebeurtenis meêleven.
Naast de kleur komt de versiering en altijd zal zij als zoodanig hierin worden opgenomen en met haar vereenigd door kleur en stof steeds tot samenwerking zijn bestemd. Voorop stellende dat techniek en karakter der versiering geheel in overeenstemming moeten zijn met de grondstof waarop en waarin zij zijn uitgevoerd, zal toch, het hoe en waarom zij aangebracht worden, overdacht dienen te zijn. Als naad en zoomversiering verduidelijken zij bv. de samenstelling van het kleed, maar kunnen tevens daardoor de figuur begrenzen en de afsluiting der verschillende deelen vormen waaraan de mouw en halsversiering, de manchet en kraag hun ontstaan danken. De hals- en mouwopenin gen zullen door de versiering beter kunnen aansluiten bij de huid en aan beiden is dan ook altijd groote zorg besteed. Het hoofd, als het meest ken merkende deel der persoonlijkheid, vraagt dan ook de meeste aandacht, en hoe eenvoudig het kleed ook is gemaakt, toch blijkt steeds weer de groote zorg om het goed met de kleeding te doen overeenstemmen. 't Zij de aansluiting wordt verkregen door een parelsnoer of kanten halskraag, door een versi erde omslag of opstaande rand, altijd is zij zoo gekozen, dat zij tegen de huid goed doet en op de onderliggende stof past.
Bij de hier afgebeelde kragen en manchetten (Fig. 3-4) uit het atelier voor decoratieve kunst van Kruymel en Merckens, te Haarlem, is weer van het zelfde beginsel uitgegaan. Van af de halsomsluitingen wordt door de uitstralende versieringen het eindigen dezer omslagen uitgedrukt dat vooral
| |
| |
in Fig. 3 eene zeer goede oplossing vond. Ook het meisjeskleedje is van dezelfde werkers afkomstig (Fig. 5). Van olijfgroene stof vervaardigd zijn langs de zoomen, mouwen en hals oranjekleurige zijden banden aangebracht. De weinige versieringen welke geborduurd zijn op de middenste der banden en op het borststukje nemen de al te groote strakheid weg, welke anders dit meisjesjurkje spoedig eigen zou zijn.
Foto-atelier CORDES, Haarlem.
Fig. 6. - Ontw. H. ELLENS.
Het avondkleed, ontworpen door schrijver dezes, is van matblauwe voile stof gemaakt; de banden om de bovenmouw, de kraag en borst zijn van blauwe zijde, geborduurd met versieringen van oranje zijde. De omtrekken zijn afgewerkt met smal zijden lint waardoor de plooien rustig en strak in hun val blijven.
Een mooi veld van werkzaamheid ligt nog braak en wacht slecht op het initiatief van enkelen. Vele vrouwen zien verlangend uit naar de hulp en voorlichting welke hun in vele zaken, vorm, kleur en versiering van het kleed betreffend, zou kunnen worden gegeven.
Eigenschappen van het kleed der toekomst op te noemen zou zeker voorbarig en onvoldoende te motiveeren zijn.
De kleeding van onzen tijd typeert zich in 't algemeen door volslagen gebrek aan karakter. Uit de veelal slordige en haastige afwerking proeft men het ellendig bestaan harer vervaardigers. Slaven der machine, zijn ze niet in staat datgene te benutten, dat zou kunnen voortkomen uit het goede gebruik dezer werktuigen. De schoonheid der machinale vervaardiging zou kunnen uitkomen door zuiverheid van afwerking, gelijkmatigheid en strakheid der steken en omtrekken, klonk niet altijd weer de zweepslag der concurentie voort... voort....
Aan de komende tijden zal het gegeven zijn vormen te vinden,
| |
| |
waarin de zoo straks herhaaldelijk opgesomde eigenschappen der kleeding zullen spreken, waarbij de harmonische verbinding tusschen machine- en handwerk tot stand zal komen en gebruik is gemaakt van voorschriften door hygienisten en medici te geven omtrent grondstoffen en constructie.
Algemeene ontwikkeling, ontworsteling en vrijmaking van conventie en sleur, maar tevens inmenging van al degenen, die door positie en capaciteit daarvoor zijn aangewezen, zullen verbetering kunnen brengen.
H. Ellens.
Santpoort.
|
|