Onze Kunst. Jaargang 5
(1906)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Over enkele vijftiend'eeuwsche gravurenZEKERE Florentijnsche platen uit de xve eeuw staan klaarblijkelijk in verband met gelijktijdige platen van Germaansche kunstenaars, die dezelfde of verwante stoffen behandelen. Zoo gelijkt de reeks profeten en sibyllen,Ga naar voetnoot(1) die aan Baccio BaldiniGa naar voetnoot(2) toegeschreven wordt, in het oog loopend op de reeks apostels en evangelisten van den monogrammist E.S.,Ga naar voetnoot(3) wat sedert lang werd opgemerkt: bovendien is niet te ontkennen dat de Italiaan hier bij den Duitscher te leen ging; de stijl der draperijen van meer dan één figuur, die alle overeenkomst mist met die derltaliaansche schilders uit dien tijd, bewijst dit genoeg.Ga naar voetnoot(4) De vraag is niet zoo licht te beantwoorden voor wat betreft de reeks der Planeten en de zonderlinge voorstelling van den ‘Strijd om de Hozen’. Van de laatste bestaan twee lezingen, de eerste door een onbekend Florentijnsch plaatsnijder, de tweede toegeschreven aan een Duitscher, dien men den Meester van 1464 genoemd heeft, naar het jaartal, dat in de eerste letter van een alfabet vermeld staat,Ga naar voetnoot(5) of ook wel, en meer zelfs, de Meester der Banderollen. De eene zoowel als de andere worden, op grond van oorkonden en wegens hun stijl, beschouwd als vóór 1464 ontstaan te zijn.Ga naar voetnoot(6) | |
[pagina 106]
| |
Van de reeks der zeven planeten bestaan twee Florentijnsche lezingen, waarvan de eene zichtbaar een verzwakte en licht veranderde herhaling van de andere isGa naar voetnoot(1). Sommigen vinden verband en gelijkenis tusschen de tweede lezing en een kalender van 1465, zoowel naar het onderwerp als naar de uitvoering. De eerste lezing moet verscheidene jaren ouder zijn dan de tweede. Bovendien bestaan nog drie Germaansche lezingen uit de xve eeuw, waarvan één enkele als plaat: nl. het blokboek in het Muzeum te Berlijn, bevattende een reeks houtsneden, waarschijnlijk van Nederlandschen oorsprong. Een andere is te vinden in het Hausbuch in de verzameling van Prins Waldburg Waldsee te Wolfegg, WurtembergGa naar voetnoot(2). De maker der penteekeningen, die het Hausbuch versieren, is een Duitsch plaatsnijder, wiens graveerwerken in het Prentenkabinet te Amsterdam bewaard wordenGa naar voetnoot(3). De derde Planetenserie, eerst later gevonden, komt voor in een handschrift van 1445Ga naar voetnoot(4), berustend in de Kasselsche bibliotheek. Voor de Planetenreeks zoowel als voorden ‘Strijd om de Hozen’ werd tot nu toe algemeen aangenomen, dat de Italiaansche platen tot model hadden gediend aan de Duitsche kunstenaars (natuurlijk werd van de lezing van 1445 der Planeten geen rekening gehouden, daar deze zoo goed als geheel onbekend gebleven was)Ga naar voetnoot(5). Nog onlangs echter verdedigde A. Warburg het tegendeelGa naar voetnoot(6): volgens hem zou de Florentijnsche plaatsnijder van modellen uit het Noorden uit zijn gegaan. Voor den Strijd om de Hozen ligt het bewijs daarvan in het onderwerp zelf: de stof, geput uit Jesaja (4.1), had in | |
[pagina t.o. 106]
| |
FLORENTIJNSCH ‘CASSONE’ MET HET WAPEN DER DAVANZATI, (1465).
| |
[pagina 107]
| |
de Middeleeuwen op onderscheiden manieren vorm aangenomen in de verbeelding der Germaansche volkeren. In het Noorden hield zij zelfs stand tot op onzen tijd, zooals Warburg er zich kon van overtuigen in Noorwegen, waar hij in een speelgoedwinkel een doosje vond, dat een verkleinde voorstelling gaf van een werk uit de xviiie eeuw en versierd was met een ‘Strijd om de Hozen’ met verklarend bijschrift. Zoowel de Duitsche als de Italiaansche plaat moeten naar een verloren originaal gesneden zijn. De veronderstelling van Warburg schijnt mij des te gereedelijker aan te nemen, daar het onderwerp noch in de Italiaansche letterkunde noch in de Italiaansche kunst voorkomt; daarentegen valt het geheel in den Germaanschen volksgeest. Bovendien is de vrouwengroep in de Duitsche gravuur veel levendiger dan in de Italiaansche. Om te bewijzen dat de aan Baldini toegeschreven Planetenreeks van Germaansche modellen voortkomt, wijst Warburg op het bestaan van een Germaansche voorstelling der stof, die onmiskenbaar van vóór het ontstaan der Florentijnsche gravuren dagteekent (nl. van 1445) en op de omstandigheid, dat in de eerste reeks dezer platen de vrouwenkleederen naar Boergondische mode gesneden zijn, terwijl in de tweede reeks deze kleederen meer van de toenemende neiging der Italjaansche kunstenaars voor de antieke draperij getuigen: in de afbeelding van de planeet Venus ziet men in de eerste reeks een dansend paar, waarvan de vrouw zich in haar hoogen hoofdtooi (‘hennin’) en in den langen sleep van haar kleed nauw bewegen kan, terwijl zij in de tweede lezing los voortdanst in de plooien van een ‘antieke’ draperij en bevrijd van het zware kapsel. Warburg komt hierdoor tot de gevolgtrekking, dat de Italiaansche snijder een verloren reeks van Boergondische platen voor oogen moet gehad hebben. Dit tweede argument kan de waarde niet hebben, die Warburg er aan hecht; het is te verwerpen om de goede redenen, dat de Boergondische modes (of Fransche zooals men ze toen in Italië noemde) langen tijd te Florence gevolgd werden, zooals blijkt, niet alleen uit talrijke beschilderde cassoni (bruidskoffers), maar zelfs uit geschreven teksten.Ga naar voetnoot(1) Het is moeilijk uit te maken hoelang deze modes te | |
[pagina 108]
| |
Florence van duur waren. Om het te weten, zou het jaartal moeten bekend zijn van een groot aantal dier cassoni, welke voor het meerendeel in private verzamelingen verspreid zijn. Een der meest bekende, nl. die welke in de Akademie voor Schoone Kunsten te Florence bewaard wordt, werd zeker later dan in 1420, zooals men verkeerdelijk aanneemt, gemaakt.Ga naar voetnoot(1) Ik ben er in gelukt, den datum te bepalen van twee cassoni, gelijk in vorm en maaksel, die in 1893-1894 te Londen in de New Gallery tentoongesteld werden:Ga naar voetnoot(2) de eene vertoont de wapens der Davanzati, de andere die der Redditi. En inderdaad had er een huwelijk plaats tusschen leden dezer familiën in de xve eeuw. In 1465 huwde Antonio di Davanzato d'Antonio Davanzati jonkvrouw Lisa di Tommaso d'Antonio RedditiGa naar voetnoot(3). De twee cassoni moeten dus van dien tijd dagteekenen. Nu valt bij vergelijking der aan Baldini toegeschreven platen met de miniaturen van 1445 nogal wat verschil op! Aan den eenen kant zien wij ingewikkelde kompozitiën, die elk verscheidene tooneelen en een groot aantal figuren te midden van echt Toskaansche gebouwen en landschappen omvatten; aan den anderen kant doodeenvoudige beeldjes, waar enkele figuren in onbestemde landschappen zonder veel kunst geschikt staan. De Planeten zelf, die in de Florentijnsche lezingen door figuren, wier kleeding en kenteekenen genoegzaam aanduiden, dat hier ideale gestalten en in 't hizonder heidensche goden bedoeld worden, op wagens zijn voorgesteld, krijgen in de Duitsche prenten het voorkomen van menschen uit den tijd: zoo verschijnt hier de Maan (waarvan de Italiaan een Diana maakte) | |
[pagina 109]
| |
onder de gedaante van een kortgekleede boerin met bloote beenen en het haar op den rug; Mercurius is een koopman, Venus een dame met langen sleep, die een spiegel in de hand heeft, Saturnus een oude boer, en zoo voort. DE PLANEET VENUS.
Miniatuur uit een handschrift van de Bibliotheek te Cassel, (1445). Al wat deze twee reeksen verbindt is zekere gelijkaardigheid van onderwerp. En zelfs die gelijkaardigheid komt in de meeste gevallen maar zwakjes uit. Zoo worden in het handschrift van 1445 onder het teeken van de planeet Saturnus twistende spelers, ploegende, spittende en hakkende boeren en een gehangene voorgesteld; in de Florentijnsche platen ontbreken de spelers, maaien en dorschen de boeren, terwijl een andere de bijl in een boomstam plant (deze laatste komt in het hs. van 1445 onder het teeken van den Boogschutter voor); anderen kelen een zwijn (in het hs. onder het teeken van den Steenbok); verder ziet men opgesloten gevangenen, kreupel volk, enz.. De planeet Venus vertoont in het lis. slechts eenige paren die verge- | |
[pagina 110]
| |
zeld van muziekanten op wandel zijn; in de Florentijnsche platen zijn het vrouwen, die op de kniëen van jonge mannen zitten, een dansend paar, naakte figuren in een bad, vrouwen, die van uit de hoogte bloemen neerwerpen, een gedekte tafel, enz.. Moest men de vergelijking uitstrekken over al de planeten, dan zou zij enkel staven wat wij hooger beweerden, namelijk dat er, van het standpunt der kunst, der uitdrukking, geen verband bestaat tusschen de Duitsche handschriften en de Florentijnsche platen; niet zoo echter voor wat het onderwerp betreft. Eén zeilde thema wordt in de onderscheiden Planetenreeksen ontwikkeld; wel heeft het op zijn reis van Noord naar Zuid meer dan éen wijziging ondergaan, maar het is wel degelijk één enkel thema. De teksten, die bij elke voorstelling der Planeten in het hs. van 1445 gevoegd zijn, leveren er ons reeds een bewijs van. Kautsch haalt een van die teksten, nl. de op de Maan betrekking hebbende, aan. De Maan telt als volgt hare kinderen op: ‘Lauffer gauckler vischer marner
Varentschuler voglcr mulner pader
Und was mit wasser sich ernert
Den ist des Mones schein bescheid.’
Sommige in den tekst vermelde figuren, b.v. de goochelaar en de vogelaar, ontbreken in de afbeelding, die den tekst vergezelt, terwijl ze wél te vinden zijn in de Italiaansche plaat, bij welke de zeer verkorte verklaring de ‘kinderen’ van de Planeet niet opgeeft. Sterrenwichelarij vond geloof door gansch Europa en de denkbeelden omtrent den invloed van de planeten op het leven zullen wel zoowat dezelfden geweest zijn in alle landen. 't Spreekt van zelf dat deze denkbeelden reeds lang vóór de xve eeuw verspreid waren; de kunstenaars hadden ze enkel in beeld uit te drukken; en daar er bedrijven en ambachten uit het dagelijksch leven voor te stellen vielen, deden zij natuurlijk niets anders dan weergeven wat zij rond zich te zien kregen.Ga naar voetnoot(1) Het is duidelijk dat het hierdoor onmogelijk wordt den tijd van ontstaan van elk der werken te bepalen, gesteld dat men zich hierbij alleen op gelijkaardigheid der behandelde onderwerpen steunt. Het is dus niet de vraag wie het eerst het onderwerp vond, de kunstenaars uit het Noorden ol die uit het Zuiden. Van het standpunt der kunst over prioriteit spreken is overigens al zeer ijdel: persoonlijke opvatting van een onderwerp, samengaande met evenmachtige uitdrukking, leiden tot de schepping van een kunststuk. Het doet er | |
[pagina t.o. 110]
| |
FLORENTIJNSCH ‘CASSONE’ MET HET WAPEN DER REDDITI (1465).
| |
[pagina 111]
| |
weinig toe, dat het onderwerp ook vroeger bestond: een onderwerp op zich zelf is het minste, van de behandeling hangt alles af.
DE PLANEET VENUS. Plaat van de eerste reeks der Florentijnsche Platen.
Om het even ook of de kunstenaar aan anderen zekere motieven ontleent: drukt hij deze zoowel als de andere eèn zelfden stempel op, vormen zij met die anderen een samenhangend geheel, geven zij den indruk van een harmonievolle synthesis, dan is het werk oorspronkelijk, dan is het de uitdrukking van de gedachte zijns | |
[pagina 112]
| |
scheppers, dan is het één.Ga naar voetnoot(1) De vraag is eigenlijk deze: waarom ging de kunstenaar van dit motief uit en van geen ander? Wat leeren wij omtrent zijn bedoelingen, zijn aard, door de keus die hij gedaan heeft? In de xve eeuw hadden de Germaansche en de Italiaansche kunstenaars hun eigen ingeboren aanleg en sloegen verschillende wegen in. De bekendheid met vreemde kunstwerken bracht hen niet tot slaafsche en gedachtelooze navolging van het vreemde: zij ontleenden er slechts die elementen aan, die zij geheel in zich opnemen en verwerken konden, zij trokken partij van de vorderingen, die anderen gemaakt hadden, in zooverre zij aan eigen behoeften voldeden, motieven, die hen aantrokken, lieten zij op hen inwerken, maar zich zelven verloochenden zij nooit. Dat is het geval met alle oorspronkelijke en vruchtbare kunstenaars. Het is alleenlijk zake te weten, van welken aard de artistieke wisselwerking was, die er plaats greep tusschen Italië en de landen ten Noorden der Alpen. De studiën van Warburg leggen het er voornamelijk op aan, ons een vast denkbeeld omtrent dit punt te geven. Maar dit doel zullen zij nooit ten volle bereiken, indien de schrijver, wat hij tot nog toe niet gedaan heeft, niet duidelijk twee dingen uit elkaar weet te houden: nl. het standpunt van den kunstenaar en dat van den kooper; beiden hebben uiteenloopende denkbeelden, gevoelens, en bedoelingen: heden ten dage bestaat er tusschen beiden een afstand zoo groot als men maar bedenken kan: maar zelfs in den tijd der Renaissance, toen het gevoel voor wat kunst is veel meer verspreid was dan nu, stemden hun gedachten nooit overeen en zeker is het, dat de kunstenaar soms voor onoverkomelijke hinderpalen kwam te staan, ten gevolge van het programma, dat hem opgedrongen werd. De kunstenaar trachtte vooral zijn handvaardigheid te ontwikkelen door de studie van de vreemde kunstwerken. De Italiaansche schilders der xve eeuw bewonderden in de werken der Vlamingen den glans van het koloriet en de verbazende getrouwheid waarmede het uitzicht van de minste voorwerpen werd weergegeven en zij trachtten er naar, zich die hoedanigheden eigen te maken.Ga naar voetnoot(2) Die eigenschappen vielen ook den liefhebbers in het oog; maar voor hen bleef het voornaamste, hun kleine afmeting en de groote zorg waarmede zij uitge- | |
[pagina 113]
| |
voerd waren, waardoor zij zoozeer beantwoordden aan de uiterlijke behoeften van den bezitter. DE PLANEET VENUS. Plaat der tweede reeks van Florentijnsche Platen.
De wonderlijke en fantastische scheppingen der kunstenaars uit het Noorden zullen zeker de Italianen wel aangetrokken hebben, zoodat deze er soms bij wijze van kortswijl genoegen in schepten, ze na te doenGa naar voetnoot(1), maar zij zijn van geen invloed op hun kunst geweest. | |
[pagina 114]
| |
Daartegenover staat, dat zij altijd, zelfs in volle Renaissance, bewonderaars bij de liefhebbers vonden: de werken van Hieronymus Bosch, Hendrik met de Bles en de Breughels waren bij de Italiaansche verzamelaars gezocht en menig schilderij van hun hand is in Italië gebleven, - o.a. de twee wonderschoone stukken van den Ouden Breughel in het Muzeum te Napels.Ga naar voetnoot(1) Reeds in de xve eeuw schijnen de Florentijnen genoegen geschept te hebben in de komische ader der Germaansche kunstenaars. Bij gebrek aan schilderijen - zelden gedoogde die vorm in dien tijd het tentoonspreiden van geest -, bij ontstentenis van die verloren gegane panni dipinti (beschilderde doeken), die wij vermeld zien in de beschrijvingen en die de kostbare tapijtwerken vervingen, resten ons nog enkele platen als even zoovele bewijzen van den bijval, dien deze voortbrengselen van den hekelgeest uit het Noorden bij de Italianen inoogstten. Terecht ziet Warburg een nabootsing van vreemd kunstwerk in een Italiaansche gravuur met het monogram S̄⁀ĒGa naar voetnoot(2) die hetzelfde onderwerp behandelt als een ‘panno fiandrescho’, vermeld in den inventaris van het bezit van Lorenzo de Medici (1492)Ga naar voetnoot(3), die eenige bacchische figuren rond een ‘Vastenfiguur’ vertoont. Zoo komt mij ook een der ronde platen uit de verzameling Otto, bij Bartsch onder nr 3 vermeld, voor naar niet-Italiaansch model vervaardigd te zijn: voor wat het onderwerp betreft stemt zij overeen met een ‘Fransch stuk’ uit den inventaris van Lorenzo de Medici, voorstellende ‘een diklijvigen luitspeler’.Ga naar voetnoot(4) Sporen van vreemden invloed zijn moeilijk te vinden in de reeks der Planeten: figuren, landschap, architektuur, 't is alles wel degelijk Florentijnsch. Mij schijnt slechts één enkele figuur van Germaanschen oorsprong te zijn: nl. in de voorstelling van de Planeet Mercurius, de dikke waard met het breede, ronde gezicht, die een glas aan 't drinken is met een welgekleed jonkman. Deze figuur ontbreekt in de tweede lezing. Deze biedt over het geheel een nog meer bepaald Flo- | |
[pagina 115]
| |
rentijnsch karakter aan dan de eerste, wat Warburg ook aanstipt bij de planeet Venus; wat bij de planeet Mercurius in de tweede lezing opvalt, is de dom van Santa Maria del Fiore en het Signoriapaleis.Ga naar voetnoot(1) DE PLANEET VENUS. Gravure uit het ‘Blockbuch’ van het Berlijnsche Museum.
| |
[pagina 116]
| |
Een bizonderheid in de twee afbeeldingen op de planeet Venus, die mij niet dunkt van Italiaanschen oorsprong te zijn, is het bad met wiegvormige bedekking, waarin een naakte jonge man en een of twee naakte meisjes minnekoozen. In de geheele Italiaansche school der xve eeuw komt bij mijn weet geen tweede voorbeeld van dit motief voor. Daarentegen is het gebruikelijk in het Noorden: men vindt het niet alleen in de afbeeldingen van de planeet Venus in het blokboek te Berlijn en in het Hausbuch, in het eerste door een grove, onbekwame hand, in het tweede met verbazenden zwier door een meester in de karikatuur weergegeven, maar ook in een plaat van den Meester der Banderollen, waar drie naakte vrouwen, rechtstaand in een bad als het Florentijnsche, een als nar gekleede figuur bijlokken, terwijl op den achtergrond bij een bed een paar trekkebekt, en in een Boergondische miniatuur in een vertaling van Valerus Maximus (bibliotheek te Breslau), die een reeks baden vertoont, in elk waarvan een man en een vrouw samen eten of elkander streelen, alsmede, in een belendend vertrek, een paar in dezelfde houding als dat op de plaat van den Meester der Banderollen.Ga naar voetnoot(1) Maar ook hier mag men zich niet te ver op den weg der veronderstellingen wagen: in menig opzicht kwamen de zeden benoorden en bezuiden de Alpen overeen. Te Florence, zoowel als elders, waren er badinrichtingen, die in doorslechten reuk stonden: in zekere, door de publieke vrouwen bezochte ‘stoven’, stonden kamers ten gerieve van het publiek; het waren echter oorden waar minnespel gepleegd werd, als op te maken is uit vele teksten.Ga naar voetnoot(2) Het denkbeeld der badstoven kon zich aldus bij den Florentijn zoowels als bij den Germaan even natuurlijk met het denkbeeld van | |
[pagina 117]
| |
DE PLANEET VENUS. Teekening uit het ‘Hausbuch’.
(Verzameling van Prins Waldburg Waldsee te Wolfegg). | |
[pagina 118]
| |
geneugten des vleesches verbinden Nochtans ben ik geneigd aan te nemen, dat het schildersmotief, in hetwelk dit denkbeeld vervat is, bij de Germanen ontstond, en dat wel om deze reden. De kunstenaars uit het Noorden behandelden in de xve eeuw erotische stoffen en brachten in genre-stukken het naakt aan, terwijl de Italianen dit niet deden. EldersGa naar voetnoot(1) heb ik Bartolommeo Facio's beschrijving van een schilderij van Jan van Eyck aangehaald, waarin naakte vrouwen uit het bad komen; dit stuk was in het bezit van een Italjaansch kardinaal. Ik voegde erbij dat, volgens denzelfden schrijver, Rogier van der Weyden een stuk met gelijkaardig onderwerp geschilderd had, dat zich toen te Genua bevond. Die werken zijn eilaas te loor gegaan, eenig fanatisch geestelijke zal ze vernield hebben, waarschijnlijk, en het eenige soortgelijke schilderij dat ik ken, is een middelmatig stuk uit de Vlaamsche school in het Muzeum te Leipzig. Maar de kunstplaten gunnen ons een blik op de onderwerpen, waar de kunstenaars in het Noorden mede vertrouwd waren. De Fontein der Jeugd van den Meester der Banderollen vertoont ons oude mannen en vrouwen, die inééns weer tot de jonkheid terugkeeren in het wonderdadig bekken, waarin men ze neergelaten heeft; zij geven van deze verjonging blijk op licht te raden manier. Meester E.S. 1466 stelt een Tuin der Liefde voor, waarin twee paren elkaar aan tafel met vreugd omarmen, terwijl een vrouw een als een nargekleede figuur meetroont, wier mantel zij onbescheiden genoeg opent, zoodat haar naaktheid te zien is. Een onbekend plaatsnijder teekent in een plaat, die in de Albertina bewaard wordt, een tooneel in een bordeel.Ga naar voetnoot(2) Menige andere erotische voorstelling wordt door Bartsch en Passavant beschreven. In de afbeeldingen van de planeet Venus in het blokboek en in het Haiisbuch ziet men twee geliefden aan 't minnespel in het veld. In de lezing uit de xvie eeuw van Hans Sebald Beham komt ditzelfde motief terug, maar in geheel anderen geest. In de plaats van de humoristische opmerkingsgave van den meester van het Hausbuch treedt de zorg om het plastisch effekt: het gekleede paar waarvan de man het hoofd afwendt waarschijnlijk uit vrees herkend te worden, is vervangen door een naakt paar, waarvan de dicht ineengestrengelde lichamen tusschen het gebladerte te onderscheiden zijn. Deze kentering had plaats gegrepen onder de inwerking van de Italjaansche Renaissance: reeds in het begin der xvie eeuw begonnen de Italiaansche kunstenaars erotische onderwerpen te behandelen, en dit wel door de studie van de werken der Oudheid en met een zin, die vóor alles op schoonheid van vormen gericht was; de grootsten hunner zouden zoodoende eenmaal schep- | |
[pagina 119]
| |
pingen van onvergelijkelijke kracht en grootschheid in 't licht brengen, zoodat die onderwerpen, van alle lichtzinnige bedoeling gezuiverd, hun gansche menschelijke beteekenis verkregen. Den weg hiertoe hadden de Quatrocentisti al gebaand: behalve in enkele bijbelsche onderwerpen, die het meebrachten, hadden zij nergens van het naakt gebruik gemaakt dan in mythologische stoffen. Ook is er in dit opzicht niet de geringste gelijkenis te bespeuren tusschen hen en de kunstenaars uit het Noorden. Hier komt overigens ten scherpste het kontrast uit tusschen het standpunt van den liefhebber en dat van den kunstenaar: terwijl de groote Italiaansche kunstenaars der xve eeuw zich niet het minst lieten gelegen liggen aan de erotische voortbrengselen der kunst uit het Noorden, werden deze door de Italiaansche liefhebbers des te begeeriger opgezocht als de inheemsche kunstenaars niets dergelijks leverden. De door Facio beschreven stukken van van Eyck en van der Weyden berustten in Italiaansche private verzamelingen. Tusschen de talrijke Vlaamsche, Boergondische en Fransche werken, vermeld in de inventarissen der Medici, telt men tafereelen van minne en naakte figuren. Indien het ten slotte na al het opgesomde nog noodig was aan te toonen dat de Germaansche kunstenaars de Italianen van zúlke kunststukken voorzagen als voor onzedelijk doorgingen, dan kan het volgende wel tot bewijs dienen: Savonarola, de strenge hervormer, die de zeden weer tot de reinheid en de kunst weer in dienst van de kerk wilde brengen, liet den laatsten Vastenavonddag 1497 en 1498 op de Signoriaplaats te Florence een Pyramide der ijdelheden opstapelen, bestaande uit voorwerpen, die volgens hem de zielen maar ten verderve hielpen leiden en die hem door de burgers goedschiks of kwaadschiks werden uitgeleverd. Een der oudste biografen van Savonarola, pater Serafino Razzi, zegt, een dezer pyramiden beschrijvende, dat ‘eenige Vlaamsche doeken, waar losbandige afbeeldingen op geschilderd stonden, boven op de hoogste trede een schoone lijst vormden’.Ga naar voetnoot(1) Het volk te Florence was niet zwartgallig uitgevallen: het hield van vettige grappen en gewaagde kluchten; het kon niet anders, of het moest behagen scheppen in de jolige onderwerpen, die Vlaamsche en Duitsche kunstenaars met zulke fijnheid van blik en op zoo snedige en dikwijls zoo karikaturale manier wisten weer te geven. Pastoor Arlotto, de goedige geestelijke, wien geen zweem van kwezelarij aankleefde en die nog wel het best den geest van het volk te Florence in de xve eeuw samenvat, kon met die vrolijke kerels van Vlamingen, wie hij zoo vermakelijke geschenken aanbracht, opperbest over de | |
[pagina 120]
| |
baan,Ga naar voetnoot(1) en deelde zeker van ganscher hart in hun lach. Maar de Italiaansche beeldhouwers en schilders sloegen een geheel anderen weg in dan hun Noordelijke kunstbroeders, zij bewandelden dien met vastberadenheid, met voor hun oogen een meer en meer duidelijk afgelijnd doel, waar zij onafgewend de blikken hielden op gericht.
Jacques Mesnil. |
|