Hendrik de Marez †
Op 28 Augustus jl. overleed, geheel onverwachts, aan een plotselinge ongesteldheid, onze medewerker Hendrik de Marez.
Geboren te Ronse op 31 Januari 1870 woonde hij beurtelings te Brugge en te Gent; in deze laatste stad had hij sedert 1903 de betrekking van Secretaris der ‘Ligue du Commerce et de l'Industrie’ aanvaard.
De Marez had tot nu toe vooral letterkundig werk geleverd. Van hem verschenen: Van de Engelen zonder Vlerken, een dichtbundel, De Gouden Vlinder, roman-legende, De Bruid van Quinten Metsijs, ‘een verhaaltje in drie bedrijven’, Mijn Herte weet en Nieuwe Paden, gedichten, De Zee, novellen, enz. Doch sedert jaren legde hij zich ijverig toe op de studie van onze oude Vlaamsche schilders. Het schrijven van een geschiedenis der Brugsche Schilderschool was zijn droom. Hij was zich echter ten volle bewust van het verpletterende gewicht dezer taak. Al de tijd, die hem tot zijn geliefde studie beschikbaar bleef, had hij tot nu toe alleen besteed aan het verzamelen van materiaal, zonder dat het hem vergund is geweest een aanvang te maken met de definitieve redactie van een tekst. Een paar weken vóór zijn dood, na een studiereis door Duitschland, schreef hij ons nog schertsenderwijs, dat men zooveel te leeren had, eer men zich ernstig op kunsthistorisch gebied mocht wagen. En hij was toen vol plannen voor studiereizen naar Weenen, naar Zuid-Duitschland, naar Londen....
Als voorbereidende studies tot zijn voorgenomen werk mag men de opstellen beschouwen, die in dit tijdschrift verschenen: over de Tentoonstelling der Vlaamsche Primitieven te Brugge (1902, 2e halfj. blz. 29, 55, 100) en over Jan van Brugge (1903. 1e halfj. blz. 153).
Het vroegtijdig heengaan van den sympathieken, veelbelovenden jongen man, die vrouw en kinderen achterlaat, maakte in den kring zijner vrienden: schrijvers, kunstenaars, geleerden, een pijnlijken indruk. Voor de kunstgeschiedenis, voor de kennis van onze oude meesters beteekent zijn dood een gevoelig verlies.