Onze Kunst. Jaargang 5
(1906)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||
De verzameling Von Kaufmann te BerlijnHET schilderijenkabinet van Geheimraad Richard von Kaufmann heeft zijn gelijke niet onder de Duitsche privaat-collecties. Er bestaat geen tweede verzameling, die ook maar bij benadering zoo rijk is aan Duitsche en Nederlandsche werken uit de 15de en 16de eeuw. Een goudmijn voor kunsthistorische studie! Een catalogus met lichtdrukken verscheen in 1901. Veel uit den voorraad was op de groote tentoonstellingen te Berlijn in 1898, te Brugge in 1902, te Dusseldorp en te Parijs in 1904 te zien, en werd toen in reproductie verspreid en in de kunsthistorische literatuur besproken. Toch blijft de overvloed van interessante en belangrijke werken zoo groot, dat ik bij een wandeling door de galerij, den navorscher op het gebied der Oud-Nederlandsche en Oud-Duitsche kunst nog allerlei nieuws hoop te toonen. De heer von Kaufmann heeft zijn collectie onafgebroken vergroot, is aan zijn oude voorliefde voor de Primitieven uit het Noorden trouw gebleven en heeft de leemten, die na den noodlottigen brand van 1904 waren ontstaan, weer met het beste gevolg aangevuld. Voor de kunstvrienden, welke niet in de gelegenheid waren om dit particulier museum te bezoeken, zou ik de omgeving, waarin deze schilderijenverzameling is opgesteld, vluchtig willen beschrijven. Ze bestaat uit een hel verlichte trapzaal, met gewitte wanden, een hooge halle met houten lambriseering, waar reliefs uit den bloeitijd der Italiaansche Renaissance zijn ingevoegd, en twee statige kamers, waarvan de eene met roode, de andere met geelbruine stof is bekleed. Al deze vertrekken zijn zonder eenige stijl-pedanterie gestoffeerd, hoofdzakelijk met Italiaansche Renaissance-meubelen. Daartusschen een rijken overvloed van bronzen beelden, houtfiguren, geweven tapijten en allerlei | |||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||
voorwerpen uit bijna elken tak der kunstnijverheid. Aan de wanden, dicht naasteen, de schilderijen, meer dan honderd, niet, zooals in vele Parijzer verzamelingen, naast het beeldhouwwerk en de overige kunstvoorwerpen geduld, maar als bevoorrechte lievelingen alles overheerschend. Een zuiver museologische indeeling zou men vergeefs zoeken, hoewel in de groote hal de Italianen der 14de en 15de eeuw het talrijkste zijn. HANS MEMLING: Zegenende Christus.
(Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). Statige, meest Venetiaansche portretten der 16de eeuw, versieren de gele kamer, terwijl de Oude Duitschers en Nederlanders hoofdzakelijk in de groote roode kamer en in de trapzaal te vinden zijn. De lezers van dit tijdschrift zullen waarschijnlijk het meest belang stellen in de Nederlanders en de kunstvorschers vooral in die monumenten der kunst, welke het meest geschikt zijn om de, in de laatste jaren zoo krachtig doorgevoerde studie der Oud-Nederlandsche schilderkunst te bevorderen. Vooral het minst algemeen bekende wil ik vermelden. | |||||||||||||
[pagina t.o. 30]
| |||||||||||||
COLYN DE COTER: MAGDALENA.
(Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). | |||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||
Voor het verlies van het Memling-triptiek, met den Nood Gods op het middenpaneel, dat in 1902 te Brugge werd tentoongesteld, en in 1904 den brand ten offer viel, heeft de heer von Kaufmann eenige, hoewel onvoldoende, vergoeding gevonden in twee luiken, waarin zich de werkwijze en den geest van den Brugschen meester duidelijk uitspreekt. Een Madonna en een Zegenende Christus, beide in halve figuur. De Heiland van voren gezien, op een cirkelvormig panneel, is maar een studie van bescheiden omvang, wat te grof in de uitvoering, maar het type, de motieven van den landschap-achtergrond, de vorm der handen en de kleur zijn zoo geheel in Memling's gewone manier, dat ik niet aarzel om dit, den meesten kunstvrienden onbekende, uit Noordduitsch privaatbezit afkomstige tondo aan dezen meester zelf toe te schrijven. Minder beslist is mijn oordeel aangaande de Madonna, die op de verkooping René de la Faille (Amsterdam, 1903), als een ‘Memling’ verkocht werd, hoewel niet ieder het met deze attributie eens was, en dat later, in 1904, op de Bourgeois-verkooping te Keulen, verkeerdelijk onder den naam van den ‘Meester der Ursula-legende’ voorkwam. Het karakter van Memling is onmiskenbaar en het zou onmogelijk zijn om een anderen meester te noemen. Het valt echter moeilijk te bepalen of we in deze variante der beroemde Madonna van Nieuwenhove, met een origineel, een eigenhandig werk van Memling, of met een werkplaats-repliek te doen hebben. Het kindje is, in omgekeerde richting, vrij nauwkeurig naar het stuk in 't Sint Janshospitaal nagevolgd, alleen zit het hier met zijn grooten teen in de hand, waardoor het voorste beentje wat verschoven is. Voor 't overige bestaat het groote verschil hierin, dat het hoofd der Madonna een weinig gedraaid is en sterk overhelt. De veranderingen zijn wel overdacht en consequent uitgevoerd. Men zou het zelfs verbeteringen kunnen noemen. Alleen houdt de Moeder Gods den appel met onvast gebaar in de hand; de figuur wordt op bedenkelijke wijze door de lijst gedrukt en krijgt van boven geen plaats genoeg; de zwartachtige schaduwen doen vreemd in het vleesch. Andere partijen daarentegen zijn weer zoo goed als men maar kan verwachten. Ik neig er toe om in het stuk een oorspronkelijk werk van Memling te zien, zonder evenwel dienaangaande tot volle zekerheid te komen. Het is overigens vermeldenswaardig dat er op de Bourgeois-veiling een Madonna-stuk verkocht is, dat in de samenstelling precies met dit stuk overeenstemde, maar in de teekening een weinig afweek en als een kopie van de hand van een iets jongeren meester mag worden beschouwd. De Louvre is, sedert eenige jaren in het bezit van een stuk, dat voor de geschiedenis der Nederlandsche schilderkunst van het grootste | |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
belang is. Het is een altaarvleugel met twee weenende vrouwen en draagt het opschrift: COLIIN · DE · COTER · PINGIT · ME · IN · BRABANCIA · BRVSELLE. De schilder, die zich op deze wijze teekent, staat klaarblijkelijk niet ver af van den Meester van Flémalle en bij het ontdekken van dezen nieuwen schildersnaam, geloofde men in den aanvang de oplossing van het raadsel van den grooten onbekenden schilder gevonden te hebben. Bij kalmer beschouwing is men er echter toe gekomen, om in Colijn een navolger van den Meester van Flémalle, een wat jongeren schilder, van geringer beteekenis te zien. Een gedeelte van het OEuvre van den grooteren, werd nu op naam van den Brusselschen schilder gesteld, o. a de Treurende Magdalena uit de Verzameling von Kaufmann, waarvan hier de afbeelding wordt gegeven. Dit stuk, waarbij, als tegenhanger, een weenende Johannes uit een particuliere verzameling te Parijs behoort, is in beter staat dan het paneel in den Louvre, waarvan de echtheid door het opschrift gewaarborgd wordt en waarmee het, uit het oogpunt van stijl, volkomen overeenstemt. Kop en handen zijn echter wat houterig en niet zoo levendig als in de levensgroote figuren van den Meester van Flémalle. Het brokaat gewaad is echter prachtig en in grooten stijl doorgevoerd. De betrekkelijk late ontwikkelingsperiode (ongeveer 1500) openbaart zich vooral in de breed geschilderde figuren op den achtergrond. Tot den kring van den Meester van Flémalle behoort stellig ook de aanvallige kleine Madonna, die in volle lengte, in zittende houding vóor een met bloemen begroeiden muur is voorgesteld (een der jongste aanwinsten van den heer von Kaufmann). lamelijk archaïsch in de compositie en den lijnenval der plooien, schijnt het stukje, in ieder geval wat vinding betreft, tot de eerste helft der 15de eeuw te behooren en herinnert bepaald aan de zoo dikwijls herhaalde compositie van de in een nis staande Madonna, waarvan het meest bekende, zij 't ook niet 't beste voorbeeld, in het bezit is van den heer James Mann.
Indien al niet Dirk Bouts zelf, dan is toch minstens die schilder in de verzameling von Kaufman vertegenwoordigd, welke in den laatsten tijd voor den zoon van den Leuvenschen Meester wordt gehouden en in elk geval een zijner trouwste navolgers geweest is. In twee altaarluiken, ieder met een geestelijken stichter en twee heiligen, en een Hieronymus de Kluizenaar (de repliek van een paneel in het Museum te Brussel) kan men ‘Albrecht Bouts’ geheel leeren kennen. Waarschijnlijk is hij ook de maker van het ronde stuk, met het van voren geziene Christus-gezicht. Hoe vaak toch hebben de Leuvensche schilders, hoe dikwijls heeft vooral Albrecht Bouts, in eenvoudige godsdienstige schilderijen, het lang-ovale, plechtige Christus-hoofd, waarvan Dirk | |||||||||||||
[pagina *1]
| |||||||||||||
AARD VAN DEN MEESTER VAN FLÉMALLE:
MADONNA IN DEN TUIN. (Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). | |||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||
ADRIA AN YSENBRANT: O.-L.-V. MET HET KIND.
(Vrije copie naar het drieluik van Jan Gossaert te Palermo). (Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). | |||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||
het type geschapen had, herhaald? Soms geheel van voren gezien, enkel maar het met doornen gekroonde hoofd, vaker nog half in profiel, als borstbeeld, zegenend, met als tegenstuk, de Moeder Gods. Uit den vorm, die aan het vrome thema in de werkplaats van Dirk Bouts gegeven was, ontwikkelde Quinten Massys zijn formule, in den geest van den nieuweren tijd. Op welke wijze de kunst van Geeraard David, vooral in haar vroegen tijd, in onze verzameling vertegenwoordigd is, kan men nalezen in het boek van Freiherr von Bodenhausen.Ga naar voetnoot(1) Op de beide kleine altaarvleugelen, met Johannes den Dooper en St. Franciscus, vertoont zich de kunst van den Brugschen meester nog in den knop. Aan Geertgen tot St Jans, wellicht aan Jan van Eyck, maar zeker niet aan Memling, zal de ijverig naar invloeden speurende beschouwer zich herinnerd voelen. Alleen als vroeg werk van David, is ook de Geboorte van Christus te verklaren, het tweelingstuk van het paneel, dat uit de verzameling Spitzer in de National Gallery te Pest beland is. In den lateren trant van den meester daarentegen is een Maria met den dooden Christus. Van den zachtmoedigen Brugschen meester, dien een gunstig opgenomen vermoeden, aan een geschikten - het is te hopen aan zijn waren naam geholpen heeft - van Adriaan Ysenbrant namelijk, bezit de heer von Kaufmann een zeer eigenaardig stuk, een vrije kopie naar den wonderbaren Jan Gossart in het Museum te Palermo: het kleine vleugelaltaartje, waar op het middenluik de tronende Madonna met zes engelenkindertjes zijn voorgesteld. De troon te Palermo is als de droom van een laat-Gothischen goudsmid. Wel is deze Nederlandsche Gothiek van 1500 eigenlijk een ontaarde stijl, maar welk een fantaisie, welk een rijkdom en handigheid in het doorvoeren en volhouden der duizend onderdeelen! Het gloeiende, fonkelende altaartje schijnt niet weinig opgang te hebben gemaakt. Ysenbrant, die door zijn Brugsche voorgangers aan een armoedige ornamentiek gewend was, heeft zich eerlijk moeite gegeven om Gossaert's rijkdom na te bootsen. De figuren van het middenluik heeft hij met kleine veranderingen in de motieven overgenomen; in de typeering en den plooienval der gewaden heeft hij echter zijn eigen gewoonten gevolgd. Over 't algemeen heeft hij bij matter temperament, van het vroolijke, van leven overstroomende triptiekje, een zachter, rustiger stukje, gemaakt. Ysenbrant heeft het altaartje van Palermo overigens meer dan ééns gecopieerd. Ook in het bezit van Baron Edmond de Rothschild te Parijs, bevindt zich een repliek van zijne hand. Alleen het middelblad van het drieluik bij den Heer von Kaufmann echter, staat in verband | |||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||
met het stuk te Palermo. Op het linkerluik de eenvoudig als beeld opgevatte figuur van St Andreas; op het rechterluik, in de plaats van een daarbij passenden heilige, en vermoedelijk over een dergelijke figuur heengeschilderd, een knielenden begiftiger, in een kostuum van omstreeks 1570, in de manier van Pieter Pourbus. Gossaert zelf, aan wiens vroege meesterwerk de Brugsche schilder zich bescheiden heeft aangesloten, wordt in de verzameling von Kaufmann door twee onlangs aangekochte, oorspronkelijke stukjes vertegenwoordigd: een Portret en een Madonna, beide uit des meesters rijperen tijd. De in 1902 uit Brugsch privaatbezit aangekochte Lieve Vrouw in half-figuur, is, voor zoover mij bekend is, een elders niet voorkomende compositie. Dit is merkwaardig, aangezien de meeste van Gossaert's Madonna-composities in verschillende herhalingen en copieën, enkele zelfs in vele copieën, voorkomen. Ons stukje, koel en helder van kleur, met een wat scherp blauw in het gewaad, zorgvuldig doorgevoerd en mooi geëmailleerd, is stellig een oorspronkelijk werk. Het Kindje schijnt een beetje verdraaid in de beweging, met vele dwarslijnen, een uitbultende, slingerende teekening, kunstvol en gewild, wel eenigszins ten koste van de rustig-vrome stemming. En het Portret, de buste van een baardeloozen, ongeveer veertigjarigen man, met krachtig gebogen neus, kan des te minder tot twijfel aanleiding geven, daar de naam van den meester op de papierrol, die de voorgestelde in de hand houdt, duidelijk vermeld staat: (‘Joannes Malbodius pingebat’). Als eigen portret van Gossaert, is dit voortreffelijk conterfeitsel onlangs op een auctie te Parijs verkocht. Vóor den naam van den schilder, in het opschrift, staan nog enkele moeilijk leesbare teekens. Het metalen monogram aan den hoed, een ineengeslingerde I en M, werd ‘Joannes Malbodius’ gelezen. Ik zou echter voor de echtheid van deze hoedversiering, die in elk geval ook als Jezus-Maria gelezen kan worden, niet willen instaan. De uitdrukking in de oogen van den voorgestelden persoon, is niet de gewone, natuurlijke blik van een eigen portret, en met de verder bekende afbeeldsels van den schilder stemt de kop niet overeen. Het zou overigens heel aardig zijn om in deze verzameling, die het algemeen erkende en vaak gereproduceerde eigen portret van den Meester der Mariadood bezit, tevens het eigen portret van Gossaert te vinden.
Bij de overige Nederlandsche beroemdheden, die omstreeks het begin der 16de eeuw werkzaam waren, ontbreken Quinten Matsijs en Barend van Orley. Een statige, klaarblijkelijk Zuid-Nederlandsche Madonna, van omstreeks 1530, biedt echter, naar ik hoop, een gunstig uitgangspunt voor het bepalen van een nieuwen meester, dien ik, zonder | |||||||||||||
[pagina *5]
| |||||||||||||
JAN GOSSAERT VAN MABUSE: MADONNA.
(Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn. | |||||||||||||
[pagina *7]
| |||||||||||||
MEESTER MET DEN PAPEGAAI: O.L.V. MET HET KIND.
(Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). | |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
veel hoop om ooit zijn waren naam te weten te komen, voorloopig voorstel, om den ‘Meester met den Papegaai’ te noemen, omdat hij den uitheemschen vogel graag als speelgenootje of speelgoed aan het Christuskindje geeft. Op het van boven uitgesneden paneel, is de Madonna, een vriendelijke, moederlijke gedaante, met een breed hoofd, - gezeten op een rijken, met metalen ornamenten versierden troon. Door een venster zien we uit op een landschap, in den stijl van den Meester der Mariadood. Karakteristiek voor onzen Meester met den Papegaai is ten eerste de groote italianiseerende, Lionardeske pose, verder het onvaste, beenderlooze van het lichaam, en, in de onderdeelen: de evenwijdigheid der vingers, met opvallend lange nagels, de sterke tegenstelling van licht en schaduw in de plooien van het kleed, en eindelijk de aanvallige, maar flegmatieke uitdrukking. De eerste indruk vooral van de mooie kleuren, is gunstig, maar bij scherper beoordeeling van de teekening, verliest de meester wel iets. Tot heden zijn mij ongeveer acht stukken van dezelfde hand bekend, verscheidene Madonnas, waaraan de papegaai niet ontbreekt, een H. Maagd met het Kind en de H. Anna, in het bezit van den heer W. Clemens te München, en een Magdalena, in halffiguur, die in verscheiden exemplaren voorkomt, waarvan een bij den heer von Hollitscher te Berlijn en een andere hij den heer Ad. Schloss te Parijs. Bij de veelvuldige betrekkingen tusschen Spanje en de Nederlanden in de 15de eeuw mag ik met het oog op dit verband, wel de aandacht vestigen op een stuk in onze verzameling, dat klaarblijkelijk van het Iberisch Schiereiland afkomstig is. De afbeelding der beide duistere Heiligen (Pablo en Jago) op rijken, in georientaliseerden stijl versierden goudgrond, wordt hierbij gevoegd. Het is bekend dat de Louvre bij de Vente Bourgeois (Nr 23) eigenaar is geworden van een groot altaarstuk, dat van het Hoogaltaar in de kerk te Valladolid afkomstig moet zijn en aan Luis Dalmau, wordt toegeschreven, een attributie, welke ook door het bestuur van den Louvre werd aanvaard. Ons stuk is ongetwijfeld van dezelfde hand als de Madonna, die in gezelschap van vele heiligen is voorgesteld op het oogenblik dat zij den H. Isidorus (of is het Ildefonso?) met het Pallium bekleedt. De hoekige, gepijpte plooien, de schrale koppen met den donkeren blik, zijn zulke karakteristieke, individuëele eigenschappen van dezen meester, dat het stuk hem gerust mag worden toegeschreven. Stijlverwante, hoewel iets zwakkere stukken, vind men in de Verzameling Cook te Richmond.
Een afzonderlijke plaats, en wel een zeer belangrijke, nemen de oude Hollanders in, en niet zonder eenig gevolg heeft men onder hen naar de geestelijke voorouders van Rembrandt en Ruisdael gezocht. | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
Wel zijn er in de 15de eeuw verscheiden schilders, als Geeraard David en Dirk Bonts, van 't Noord-Oosten naar 't Zuid-Westen getrokken, aangelokt door den rijkdom der steden in Vlaanderen en Brabant, maar ook in Haarlem, Leiden en Amsterdam bloeide te dien tijde reeds de paneelschildering. We vergeten dit licht, omdat in Holland zelf zoo weinig overblijfselen der kerkelijke kunstbeoefening zijn bewaard. De beeldstormers hebben hier al te erg huis gehouden. Ook in Hollandsche musea is weinig te vinden. En de nasporing op Hollandsch kunstgebied werd tot heden bijna uitsluitend door de studie der vrije schilderkunst in de 17de eeuw ingenomen; in den laatsten tijd werd echter in het Museum te Amsterdam allerlei bijeengebracht. Van de Oud-Hollandsche schilderkunst werden hoofdzakelijk stukjes van bescheiden omvang behouden, wellicht omdat de kleine paneelen gemakkelijker dan de groote voor de fanatieke vernielingszucht te redden waren. De verzameling von Kaufmann draagt veel tot de kennis der Oud-Hollandsche schilderkunst bij, aangezien bijna alle meesters van Leiden, Haarlem en Amsterdam, namelijk Geertgen tot St Jans, Engelbrechtsen, Jan Mostaert, Lukas van Leyden en een anonyme, dien ik den ‘Meester der Amsterdamsche Virgo inter Virgines’ noemen wil, en Jacob van Amsterdam, bij hem vertegenwoordigd zijn. Geertgens kleine Geboorte van Christus, is al dikwijls op de juiste waarde geschat en, zoover ik weet, algemeen erkend geworden. Misschien is dit het oudste eigenlijke nachtstuk in de schilderkunst. Het Christuskind, vooraan als bron van licht, en de engelen geheel van achteren in de lucht. Het was wel inderdaad een landsman en voorvader van Rembrandt, die hier de lichtwerking bij de geboorte van het Kind zoojuist en logisch gezien heeft. Het naïve, wat popachtige hoofdje der Lieve Vrouw, in het volle licht der stralen die uit het kinderlijfje omhoog vonken, in stomme verbazing, met zeer zwak ontwikkelde kin, opgestulpte neus en vlak in den kop liggende oogen, is ongemeen karakteristiek voor den Haarlemschen Meester. Niet minder leerzaam, wat betreft de typeering, compositie en betrekkelijke breede schilderwijze, komt ons het stukje van den Leidschen Meester, Cornelis Engelbrechtsen voor: Christus aan het kruis met Magdalena, geknield, het kruishout omarmend, en, op een reitje links, Johannes met Maria, Barbara en Catharina, rechts Petrus, een heilige Paus, Laurentius en Franciscus. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit een volkomen gelijk geordend stukje, dat nog iets forscher geschilderd is, met Barbara en Cecilia links, en Petrus, Franciscus en Hieronymus rechts. Met de beide beroemde altaarstukken in het Leydsche museum, waarvan onze bekendheid met | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
SPAANSCHE MEESTER: Twee Heiligen.
(Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). | |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
Engelbrechtsen uitgaat, staan deze beide tweelingspaneeltjes in nauw verband, zelfs de slanke, rijk gekleede vrouwelijke heiligen, komen, wat stijl betreft, met de daar aanwezige figuren overeen. Van Jacob van Amsterdam bezit de heer von Kaufmann een figurenrijke Aanbidding der Koningen, met den datum 1520, een vorm van het uiterst vaak behandelde thema, dat den schilder en zijn tijdgenooten bizonder goed schijnt te hebben bevallen. Een, in bijna alle bizonderheden precies overeenstemmende Aanbidding, dateert van 1517, en vormt het middenblad van een drieluik, waarvan de luiken met heiligen en een talrijke Begiftigers-familie beschilderd zijn, en dat thans toebehoort aan de Prinses van Wied (uit de verzameling van Koning Willem van Holland). Een oude repliek, met het jaartal 1636, een na Jacob's dood ontstane kopie, kwam onder Nr 594 op den verkoop der Somzée-verzameling onder den hamer. Het stuk uit de von Kaufmann-collectie is klaarblijkelijk een eigenhandige herhaling en vertoont, wanneer wij het met het stukje te Neuwied vergelijken, verscheiden beteekenisvolle veranderingen. Vooral is de houding van het hoofd van 't Kindje verschillend.
Lukas van Leyden is wel heel beroemd, maar niet even bekend, ten minste niet als schilder. Schilderijen van zijn hand zijn niet zoo zeldzaam, als men, afgaande op de spaarzame aanduidingen in de handboeken voor kunstgeschiedenis, gelooven zou. In Berlijn alleen bestaan 5 stukken van zijn hand, 3 in het Keizer-Frederik-Museum, een Mansportret bij den Commerzienrath A. Zeiss en een Madonna in de hier besproken verzameling. Onder de reeks teekeningen van Hollandsche meesters in het British Museum, die hoogst merkwaardige serie, welke door Sidney Colvin in 1893 in het Jahrbuch der Kgl. preussischen Kunstsammlungen besproken werd, bevindt zich een schets in zwart krijt, welke als voorstudie voor het bijna precies even groote schilderij, in de verzameling von Kaufmann, beschouwd mag worden, hoewel er sterke afwijkingen in aan te wijzen zijn. Een uit historisch oogpunt zeer leerzaam schouwspel biedt de fabelachtig snelle ontwikkeling van den koortsig werkzamen Leidenaar, waarin de kunstevolutie van zijn tijd en land zich afspiegelen en dat zich in versneld tempo schijnt af te spelen; weliswaar geen wenschenswaardige weg, maar een afdwalen van de natuurlijke, door ras en traditie aangewezen banen. De eerzuchtige leerling van Engelbrechtsen tracht het nieuwe, dan eens door dit, dan door dát middel te bereiken. Het beoefenen van het genre, het gadeslaan van het volksleven, de verwonderlijke ontwikkeling zijner kopersneetechniek: dat zijn roemwaardige vorde- | |||||||||||||
[pagina t.o. 38]
| |||||||||||||
LUKAS VAN LEYDEN: MADONNA.
(Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
ringen. Daarentegen schoot Lukas te kort bij ieder streven naar grooten vorm en groote lijn. Onze Madonna is een massale, zware gestalte, met breede schouders; ze houdt het al te klein uitgevallen kindje met een gebaar vast, dat in de bedoeling monumentaal, in de uitwerking plomp en onhandig is. De teekening is onzeker, hokkend, met veel hoogere en lagere deelen en overkrassingen. Het is hoogst leerzaam om na te gaan, welk gebruik de schilder van zijn studie naar de natuur, de teekening die zich thans te Londen bevindt, gemaakt heeft. De kleuren zijn helder-koel en weinig harmonieus. Het stukje is, niettegenstaande zijn kleinen omvang, zeer opvallend. Ongeveer in 1528, dus in de laatste periode van den meester, is het ontstaan. De lange reeks gedateerde kopersneden stelt ons tot deze nauwkeurige tijdsbepaling in staat.
Aangaande Jan Mostaert, den Hollandschen meester, die het Oultremont-altaar in het museum te Brussel heeft gemaakt, heb ik onlangs in het Repertorium für Kunstwisschenschaft (1905), een kleinigheid gepubliceerd, en daarbij aan zijn oeuvre een dozijn stukjes toegevoegd, waaronder twee portretten uit de collectie van den Heer von Kaufmann. De bustes van man en vrouw, op smalle, van boven klaverbladvormige paneelen, missen echter den landschap-achtergrond, die een karakteristiek van dezen meester pleegt te zijn. Een tamelijk groot paneel, dat uit een Engelsche particuliere verzameling afkomstig is en dat de Heer von Kaufmann nog niet lang in zijn bezit heeft, geeft me de gelegenheid om van een Hollandschen Onbekende te spreken, op wiens eigenaardige persoonlijkheid ik reeds vroeger bij gelegenheid de aandacht gevestigd heb. Deze schilder is geen groot teekenaar. Zijn typen zijn leelijk, bijna tot aan het belachelijke toe. Maar hij is een belangwekkend kolorist en streeft in zijn verlichting, kleur en compositie, naar eigenaardige grillige, vaak fantastische effekten. Na een vluchtig overzicht vermeld ik hier enkele zijner werken:
| |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
Deze schilder, wiens oeuvre waarschijnlijk nog zal uitdijen, staat, wat zijn temperament betreft, het dichtst bij Engelbrechtsen, maar met zijn verschrompelde figuurtjes, met hun zotte expressie, die hier en daar te voorschijn komt, is hij meer zonderling dan de Leidenaar, en staat, wat tijd aangaat, waarschijnlijk tusschen dezen Meester en Geertgen tot St-Jans. Max J. Friedländer. | |||||||||||||
[pagina t.o. 40]
| |||||||||||||
MEESTER DER AMSTERDAMSCHE ‘VIRGO INTER VIRGINES’:
DE GEBOORTE VAN CHRISTUS. (Verzameling Richard v. Kaufmann, Berlijn). |
|