Boeken & tijdschriften
Geschichte der kunst aller zeiten und völker von Karl Woermann - zweiter band - mit 418 abbg. im text, 15 tafeln in farbendruck und 39 tafeln in holzschnitt und tonätzung Leipzig und Wien. bibliographisches institut, 1905 preis, geb: Mk. 17. -
NIET zonder spanning werd het verschijnen van dit tweede deel van Woermann's Kunstgeschichte te gemoet gezien. Te zijner tijd werd het eerste, in 1900 verschenen deel hier besproken - en het vele goede dat er toen werd van gezegd, mag stellig voor dit tweede deel bevestigd worden. Uitstekende kunstgeschiedenissen zijn, vooral in Duitschland, niet zeldzaam. Lübke en Springer zijn op zichzelf nog steeds onverbeterlijk - vooral waar, met iedere uitgave, dank zij de kundige hulp van jonge krachten, rekening gehouden wordt met den gang der moderne wetenschap.
Maar wat is meer komplex dan de geschiedenis der kunst - de ontwikkelingsgang van het edelste en teêrste dat aan den menschengeest ontbloeid is - van het wonderlijkste en onverklaarbaarste in ons wereldsch bestaan. Op hoeveel verschillende manieren kan die geschiedenis niet opgevat worden, van hoeveel zijden kan ze niet worden beschouwd! Want een exacte wetenschap, waar men maar op één enkele manier kan zeggen, dat twee maal twee vier is - is de kunstgeschiedenis nog steeds niet geworden. Ondanks alle objectiviteit, die een kunsthistoricus wil betrachten, blijft zijn werk, willens of niet, in den ban der subjectiviteit - en juist hierom heeft een nieuwe kunstgeschiedenis als deze dan haar reden van bestaan, naast andere werken, die in alle opzichten voor ‘klassiek’ mogen gelden.
Woermann heeft zijn werk op geheel nieuwe wijze ingedeeld. Het moet drie deelen, als het voorliggende, omvatten. Het eerste handelt over de niet-christelijke volkeren (Oudheid, Islam, het Oosten enz.); het tweede deel over de Christen kunst tot het einde der xve eeuw, terwijl het derde deel de nieuwere kunst zal behandelen. Het 2e deel, dat thans vóor ons ligt, bevat de volgende hoofdstukken: 1o de kunst der christelijke Oudheid (Ao 100-750) - 2o de christelijke kunst der vroege middeleeuwen (8e-11e eeuw) - 3o de christelijke kunst der hooge middeleeuwen (1050-1250) - 4o de kunst der late middeleeuwen (midden der 13e tot einde 14e eeuw). - 5o de kunst der 15e eeuw. - Door zijn inhoud heeft dit deel dus het voordeel, dat het een gesloten geheel vormt, en niet, zooals in het eerste deel noodzakelijk was, verschillende soms zeer ver uiteenliggende tijdperken en volkeren behandelt.
De Geschiedenis der Christen kunst in haar opkomst en hoogsten bloei, die ons dan in dit deel geboden wordt, zal, zoo al niet voor het grootere publiek, dan toch voor de kenners misschien het meest belangwekkende deel van Woermann's arbeid worden. Hij beweegt zich hier op een gebied, dat veel minder doorzocht en doorwerkt werd dan de kunst der Oudheid eenerzijds, en de nieuwere kunst anderzijds.