Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Luik
Wereldtentoonstelling. Gebouw voor schoone kunsten
Wij zullen ons niet wagen aan eene uitvoerige bespreking van deze tentoonstelling, waarvan het resultaat zich ook weer in hoofdzaak wel zal beperken tot het uitreiken van eenige diploma's en het aan den man brengen van eenige schilderijen....
Maar toch moeten wij constateeren, dat er in het algemeen een anderen geest waaide dan in de meeste tentoonstellingen van dien aard - en hier heet verandering allicht verbetering.
De inrichting, de meubileering en versiering der zalen was over 't algemeen smaakvol. De indruk van een loods- of schilderijenpakhuis, die men op zulke tentoonstelling gewoonlijk krijgt, maakte hier plaats voor een gevoel, of men zich bevond in iels dat inderdaad op een ‘salon’ lijkt, hoewel 't hier en daar toch meer aan een achterkamer of een verandah deed denken.
De zalen waren niet te groot, niet al te schel verlicht en in stemmige tint gehouden. Vooral de Fransche afdeeling was in dit opzicht goed geslaagd.
Tot zoover het uiterlijke van deze uitstalling. Wat het innerlijke gehalte betreft, heeft een omstandigheid van buiten uit er blijkbaar veel toe bijgedragen, om het geheel meer genietbaar te maken: beperkte ruimte. Het gebouw waarin deze tentoonstelling plaats heeft, is bestemd om te blijven bestaan en later als concertzaal dienst te doen. In duurzaam materiaal opgericht, bezat het dus niet die eigenschap van de andere tentoonstellingshallen, die zich, op een wenk der ingenieurs, naar willekeur kunnen uitbreiden.... En wij willen gelooven dat deze omstandigheid den inrichters een welkom voorwendsel aan de hand deed, om veel, zeer veel zendingen, te weigeren.
Zoo de tentoonstelling hierdoor als ensemble meer genietbaar is geworden - heeft zij echter in het kunstenaarsgild veel misnoegen verwekt. Toen men van de tallooze weigeringen begon te hooren, ontstond er gemopper in den lande, er werden woorden van haat en wraakzucht uitgesproken. Want wat was nu het eigenaardige van het geval? In plaats van het betrekkelijk kleine lokaal, waarover men beschikte, in te ruimen voor de oude garde, de gedecoreerde en gemedaljeerde grootheden, die van ouds gewoon waren, om in alle officiëele tentoonstellingen de eereplaats te bekleeden - had men de deuren wijd opengezet voor de nieuwe en nieuwstgekomenen en moest menigen eerbiedwaardigen grauwbaard voor een jongen melkmuil uit den weg gaan...
In plaats van statige historiestukken met groot vertoon van costumes uit de zóóveelste eeuw, in plaats van genre-tafereeltjes met een ‘pikant’ onderwerpje, of senlimenteele bonbondoos-idylletjes uit het jaar nul - of zelfs van vrijlichtschildering, zooals die dan toch ook ten slotte in de officieele wereld erkend en aanvaard was geworden, kregen we hier vagere onderwerpen, landschappen, figuren - of liever: landschap-impressies, figuur-impressies, kleur-studies, vrije en ongeschoolde proefnemingen op schilderkundig gebied. Of nu het