Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Brussel
Tentoonstelling van de ‘Libre esthétique’
Onze impressionisten en luministen, aangezien men hun nu eenmaal een naam moet geven, hebben een kranig figuur geslagen op de tentoonstelling van de ‘Libre Esthétique’ en op schitterende wijze de beweringen der Belgenhaters gelogenstraft, die verleden jaar, om de Fransche kunst des te beter te kunnen bewonderen, de onze tot in het innigst wezen van haar zijn, tot in haar gedachten zelfs, meenden te moeten verlagen.
Met groot genoegen heb ik nog eens teruggezien een zeer belangrijke reeks schilderijen van Vogels, een der Twintigen, die al vóór jaren in de volle kracht van zijn leven en talent gestorven is, maar wiens werken ons nog altijd verbazen door hun kracht, hun verscheidenheid en nieuwheid en vooral door hun licht. Men zou meenen dat ze eerst gisteren of heden waren geschilderd. Vooral heb ik bewonderd een hoekje van een gesloopte stad, met merkwaardig goed geschilderde puinhoopen en droevige bouwvallen - als levend gevilde menschen, benevens een vlammend herfstgezicht aan den zoom van het bosch en verscheiden mooie sneeuweffecten.
Ook van een anderen gestorven kunstenaar Evenepoel, was er een heele serie krachtige, kranige stukken, flink van kleur en gevoelig van toets, van een stevige en gemodelleerde pâte. Bewegelijke volksmenigten, kermisterreinen, indrukken van de voorstad, stamgasten van 't café aan hun tafeltjes, herinneringen aan Afrika, enz. enz. Evenepoel is zonder eenigen twijfel een schilder van de ware soort geweest. Hij schilderde als een Vlaming en teekende als een Latijn, maar hij bezat bovendien de kunst van kiezen en samenstellen en wist zeer goed te onderscheiden wat de moeite van het zien en schilderen waard was, en juist deze laatste eigenschappen ontbreken aan het meerendeel onzer inheemsche kunstenaars, die wel knappe werklui zijn, maar slechts middelmatige artisten, niet in staat tot keuren of kiezen, - zonder bevalligheid of scheppende kracht.
Zeer belangwekkend nog waren de schilderijen van een derden, eveneens verdwenen schilder Pantazis, van wien er een paar verwonderlijk mooie stillevens waren en een smakelijke verzameling geplukte kippen, waar een straatjongen de wacht bij houdt.
Georges Lemmen, van wien we ook in lang niets hadden gezien, heeft bij zijn weerverschijnen de aandacht op zich gevestigd door zijn studietjes van vrouwen, waaronder een paar heel aardige Zeeuwsche meisjes, heel eerlijk en vast van uitvoering, nobel van lijn en aristocratisch van kleur.
De door Emile Claus ingezonden stukken werden zéér bewonderd. Vooral merkte ik op een van zijn héél groote doeken een braakveld na den oogst met 't graan dat in schoven staat onder een gloeiende zon, een glorieus, vlammend doek, dat bijna de oogen verblindt en mij aan een verhaal van Stijn Streuvels, de Oogst, deed denken.
Verder vermeld ik nog de allerliefste jonge Vrouwen in 't wit van Georges Morren, uiterst voornaam van schildering en toon, waaraan de invloed van