| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Amsterdam:
HET Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst kocht op een veiling in November een plaatje Delftsch aardewerk met een portret in blauw van den 17d'eeuwschen prediker Robertus Junius.
Onze reproductie zegt over de teekening genoeg. Met vaste, zuivere lijntjes is de omtrek op den sterk inzuigenden tegel neergezet, het modelé met een enkel schaduwtje gegeven, het haar zorgvuldig, toch glanzend en vast, geteekend. Maar wat bovenal frappeert is het prachtig blauw van de teekening tegen het malsche wit van den émailgrond.
Toegegeven, dat het feitelijk beginselloos is portretten op tegels te brengen en dat nog wel naar een gegraveerd voorbeeld, (een prent van Queboorn) moet men toch erkennen, dat zulk een meesterschap op zich zelf verdient geëerd te worden. De oude Hollanders hebben zich aan diergelijke afdwalingen herhaaldelijk schuldig gemaakt. Ze hebben borden gedécoreerd met landschappen en zeilende schepen, puur in het trotsche gevoel van hun eminente technische vaardigheid. Virtuozenstukjes als men wil, maar dan toch zoo, dat alleen onze tijd vol stelsels en parti-pris, onze tijd van veel theorie en geringe bedrevenheid in allerlei handwerk, zich er aan ergeren kan.
Als een mooi stukje blauw en wit een voortreffelijk specimen van Delfsch moet deze nieuwe aanwinst worden bekeken.
Men vergelijke, om even ten volle overtuigd te zijn van deze verdiensten, maar eens het baksel van de Delfsche pullen, (rood, goud, blauw, groen en zwart) die in de 19de eeuw als laatste voorbeelden eener stervende traditie werden gemaakt. (Nu op een kast in de ceramiekzaal opgesteld, afkomstig van de fabriek van van Putten) men vergelijke het portret van Leeuwenhoek, in blauw, dat vlak onder dit gereproduceerde portretje in dezelfde vitrine hangt, om op de hoogte te komen wat glazuur en émail, wat de kracht van blauw en de strakheid van teekening kunnen zijn, of niet kunnen zijn.
En als we ten slotte nog eens denken aan de vele moeiten en zorgen, die de Firma Joost-Hooft, tevens met groote geldelijke offers, heeft overgehad voor dit fabrikaat en we vergelijken het beste wat men daar heeft bereikt - zelfs waar het directe imitatie gold - hiermee, dan zullen de fabrikanten zelf zeker toestemmen, dat men 't zoovér nog niet heeft kunnen brengen.
Het zinnetje van Dürer gaat ook hier op:
‘Dann gar leichtiglich verlieren sich die Künst, aber schwerlich und durch lange Zeit werden sie wieder erfunden.’
Moet men een equivalent in de 17e eeuw zoeken, dan komt o.i. het blauw en 't wit van Frytom, dien zeer bijzonderen plateelbakker en schilder, hier 't dichtst bij.
Voor den verzamelaar ‘connoisseur’, dient er nog op gewezen te worden, dat de plak is gedateerd 1660, en het meest nabij komt aan een bij Havard afgebeelden tegel, die evenwel niet, zooals Havard meende, Bogermans, maar Dionysius Sprankkusius voorstelt. Een
| |
| |
soortgelijk stuk ging, tegelijk met het onze, over in 't bezit van het Hamburgsche Museum van kunstnijverheid en draagt het portret van Hermannus Tegularius.
W.V.
| |
Uit Antwerpen
Eerste driejaarlijksche tentoonstelling van den kunstkring ‘Licht en Leven’, van 28 januari tot 12 februari 1905
Een ernstige poging werd door de leden van dezen jongen kunstkring gedaan om uit den ouden sleur der gewone tentoonstellingen te geraken. Hun zaaltje vertoonde een eigen karakter; men voelde dat hier een bewuste groepeering, een keuze was geschied, en in dit opzicht mocht deze tentoonstelling heel wat beter geslaagd heeten dan die van den gewezen kring ‘Eenigen’, die ondanks vele goede elementen toch over het geheel een onsamenhangende rommel bleef.
Een paar geheel gevormde en gerijpte kunstenaars, A.J. Heymans en Emiel Claus schenen door ‘Licht en Leven’ te zijn uitgekozen, om den toon aan te geven. Om hen scharen zich een aantal jongeren, die min of meer in denzelfden geest werken, ieder toch met eigen persoonlijkheid en karakter. Onder de beste vermeld ik G. Buysse, met veelbelovend werk, R. de Saegher, met lichte en luchtige wintertjes, G. Lemmen, Ed. Verstraeten, G. Morren, Anna de Weert en meer anderen, allen getuigend van eerlijke, volgehouden studie. De Gouve de Nuncques' gezichten uit de Balearen vinden wij niet mooi, al zijn die dan ook misschien heel knap geschilderd. En men vraagt zich af wat de rottige visschen en schelpen van James Ensor hier komen doen? Ensor moge men beoordeelen zooals men wil - groote gaven, vooral als ‘illustrator’ zal men hem niet kunnen ontzeggen, maar geen artiest schijnt onvaster, weifelender te zijn dan hij, en wij zijn er dan ook ver af, om al zijn werk als hemelval te begroeten.
Zoo dus op deze tentoonstelling lang niet alles te prijzen viel, en het algemeen niveau gerust nog wat zou mogen stijgen, was er toch genoeg degelijk werk om onze belangstelling gaande te maken.
Men mag verwachten dat de tentoonstellers het hier niet zullen bij laten, en dat ze, een volgende maal, met nog méer eenheid en kracht zullen optreden.
B.
| |
Uit Den Haag
De eere - tentoonstelling van mevr. Mesdag van Houten, in Pulchri studio
Geen tentoonstelling van haar werk misschien heeft opvallender bewezen waarin de eigenlijke verdienste school van deze schilderes. Al dadelijk scheidt het kritisch besef deze - met aandacht samengestelde of toevallige? - collectie in twee groepen: die van het stilleven en het landschap. Nagenoeg dezelfde eigenschappen die vele stillevens opmerkelijke praestaties in de soort deden zijn, leidden in het landschap gewoonlijk tot minder aannemelijke resultaten. Zonder het impressionnisme zouden deze laatste wel niet in dezen trant geschilderd zijn, maar men erkent er evenmin duidelijk genoeg ten volle de methodiek in van die kunstsoort. Was de lijn er sterker in geaccentueerd en waren de kleurvlakken er in zuiverder tegen elkaar gewogen, dan zou men van decoratieve verbeeldingen kunnen spreken. Maar wat ze juist ontbreekt is stijl. Daarbij missen we er bijna geheel het volgen van de handwerksregelen der Haagsche School waartoe men deze schilders gewoonlijk rekent, van de wetten van het clair-obscuur, die daarin toch een verdere ontwikkeling vonden; en zoo iets gebeurt nimmer of zelden straffeloos. Er is een gemis aan concentratie. In deze groote doeken zwerft het oog van den toeschouwer rusteloos van den eenen hoek naar den
| |
[pagina t.o. 108]
[p. t.o. 108] | |
DELFTSCH TEGELTJE MET PORTRET VAN ROBERTUS JUNIUS.
(Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst, Amsterdam.)
| |
| |
anderen. Er is geen eenheid, geen logische planmatigheid, geen gedacht of voorstelbaar middenpunt, waarom het gansche perspectivische verloop zich groepeert, geen genoegzame aandacht voor de gesluierde partijen, voor overhangen. Deze doeken gaan dood aan te veel licht, door een te groote ongebondenheid, door gebrek aan lucht en er geen gesluierde kamer-atmosfeer die hen zal redden.
Maar wat ze wel heeft is een gave voor kleur. De eminente bewonderaarster der Fransche school die, in 't bezit van een kostbare collectie, dagelijks in de gelegenheid was zich een roes te drinken aan de uitbundigste kleuruitvieringen, aan die feesten van kleur, toon en lijn, die de Barbizonners, bij al de psychologische waarde van hun kunst, zich zelf en een verbaasd nageslacht hebben aangerecht, vond in zich 't gemis van een studieus vormend tijdperk ten deele vergoed door een welgecultiveerde smaak. Die smaak heeft met een rijp ontwikkeld kleurgevoel bij een aantrekkelijk arrangement vaak tot het schilderen van goede dingen in het genre gevoerd. Het groote Pompoenen stilleven is daar om te bewijzen dal zij wel degelijk van de glorieuse kracht die de vorige eeuw van schilderkunst zoo belangrijk deed zijn, in zich had. De diepere tonaliteit van een stemmiger atelier-atmosfeer bracht in die saamgebrachte stillevendeelen een inniger samenhang. En daar zij juist het gevoel had voor de meer substantueele kleurwaarden der vaste dingen, van pompoenen, meloenen, appels, perzikken en al die vruchten van aardsche weelde en overdaad, ontstond hier vaak een compositie geheel dat haar naam zal doen voortleven onder de moderne vertegenwoordigers van het genre.
Resumeerend komt men de gevolgtrekking dat men de 70jarige wezenlijker had kunnen eeren, door behalve aan enkele kleine landschappen, die goede kleurkwaliteiten hebben, de beschikbare plaats in te ruimen aan het stilleven. De tentoonstelling zou dan door 't toevoegen van aquarellen en teekeningen, b.v. in de kleinere zaal, tevens vollediger zijn geweest.
H.d.B.
| |
Uit Rotterdam
Gabriels teekeningen (kunstkring) Dirk Nijland (Oldenzeel)
Er is een merkwaardig verschil tusschen de goede periode, die der groote schilders, en de tegenwoordig-aankomende jongelingen. Het is alsof de schilders zooals Gabriël en de Marissen moeitevoller zich een techniek verwierven - uitgezonderd het wonder Malthys natuurlijk - die voldeed aan hunne persoonlijkheid. Ze waren eveneens veel minder snel wat men noemt breed, hun eerste werk is angstiger nauwlettend en speurender naar iederen vorm. Maar als zij zich eenmaal losgewikkeld hebben uit deze moeielijklieden blijkt hun eigenaardigheid, hun persoonlijkheid dieper en blijvender dan de meesten der nu aankomenden.
Zooals het beste werk was van Gabriël, zoo waren zijn teekeningen. Het werk van Gabriël heeft namelijk de volgende eigenschappen die het zijn verdienste geven die tot nu nog te gering gewaardeerd wordt. Het is sterk en doodeenvoudig. Het is buitengewoon eenvoudig en oorspronkelijk. Het schilderij van Gabriël is een voorstelling die veel van de schilders te leeg zouden vinden, en door hen ook te leeg zouden geschilderd worden. Maar omdat de gansche genegenheid van Gabriël naar deze dingen ging met al haar teruggehouden macht, en de liefde waarmee hij dit al aanzag niet klein was, daardoor wierden deze uiterst eenvoudige voorstellingen schoon en daardoor bizonder belangrijk. In deze teekeningen kunt ge eerst nog den invloed zien, even, van den Koekkoek-stijl, die zoogenaamd nauwkeurig niet nauw koos en dood was; die détails ergens inbracht boven zijn macht welke daarom dood wierden. Gabriël is deze fout immer ontgaan. Ieder détail is in zijne goede periode een levend ding en helpt daardoor aan de bekoring van het schilderij mee. Het werk is zonder eenige aanstellerij vol van goede houding. Het is zeer vast. Zijn buitenstudies zijn buitengewoon, en misschien door geen
| |
| |
enkle overtroffen, onder de andere schilders. Er zijn hier ook enkle dier teekeningen, turfpolders en een brugje, etc., die alle qualiteiten bezitten te waardeeren in een teekenaar: zuiverheid, vastheid, en natuurlijk levensvol, ontroeringsvol.
Tegelijkertijd met de teekeningen van Gabriël was er een aantal werken en werkjes tentoongesteld van Dirk Nijland bij Oldenzeel. Dat het verschil groot was spreekt van zelf, daar Nijland nog jong is en nog niet die argelooze, breëe, rust, kan hebben, die in sommige van Gabriël's teekeningen (zie ook de Molens) een zoo voornaam deel was van de bekoring, die zulke teekening bezat. De meeste, met inkt en penseel gedane, werken van Nijland, zijn stillevens. Ge kunt zoo niet zuiver den invloed van menigeen dan toch de geestelijke bekendheid met hun werken veronderstellen in den maker dezer stillevens: Van Gogh's ‘Schoenen’, Nijland's ‘Schoenen’; in portretten: Valloton's ‘Zware Slagschaduw’, Nijland's ‘Schaduw’. Zie b.v. ‘de Zonnebloemen’.
Tot de beste dezer teekeningen (van 1902-1904) behooren de twee ‘Schoenen’, een meisjesportret en profil en een aantal potten en schalen, benevens de huisjes uit 1902. Ge kondt zeggen dat dikwijls het formaat beknopter had moeten moeten zijn, en dat de verzameling voorwerpen niet een stilleven een geheel wierden. Het is niet gemakkelijk. Men mag er de schikking niet in voelen en toch moet het de schikking zijn tot een geheel, of iets dat plotseling als geheel gezien is. Tot de waardevolle eigenschappen van dit werk (maar die nog niet genoeg gesteund zijn door innerlijke overweging en waarvan dikwijls de hoofdfactor: Lijn, niet bleef wat zij zijn moet, eveneens de uitdrukking van de ontroerende aandacht) behoort de neiging tot zuiverheid der vormen, - maar is de vorm zuiver ooit zonder dat haar Leven, Lijn, levend was? Het kijken is dikwijls wat te objectief, en te veel zooals ge allen het zien zoudt kunnen in een oogenblik dat de zware verhoudingen u treffen zouden.
| |
Etsen van Toorop (Boymans Museum) Wassenaar's werk
Als eenmaal een katalogus gemaakt zal worden van het werk van Jan Toorop - ik hoop dit te doen - dan zal het niet wèl mogelijk zijn alle drukken op te geven van de etsen. Ge hoort zeggen: drukken, ofschoon het velen staten schijnen zullen te zijn. De drukken namentlijk zijn zeer verschillend van aspect terwijl het toch geen staten zijn. Er zijn namentlijk zwarte drukken van de ‘droge-naalden’, en gekleurden die telkens verschillend zijn - en waarbij het sommigen zelfs gebeurt ze te houden voor olieverfschilderijtjes. Toorop drukt meestentijds z'n droge-naalden-etsen af, de omtrekken ingevuld met kleur; soms zelfs wordt er iets bedekt, weggelaten, of weggemaakt, en ontstaat dan soms een andere staat, soms dit eigentlijk weer niet. De collectie hier tentoongesteld is geen compleete, hoewel ze dit heet. Er ontbreekt o.a. een portret in 2 staten, een ruiter te paard een van de eerste met olieverf gedrukt; er ontbreekt aan het graphische werk eveneens sommige dingen. Toch dient men dezen directeur dank hiervoor te weten. Hij is een van de weinigen die moderne dingen durven koopen, of trachten te verkrijgen; die tijdens het leven van makers hun werk durft koopen, of na den dood van sommigen het nog niet gewaardeerde werk zich aanschaft. (Verster, Vincent van Gogh.) Hij is door dit alles een uitzondering en hoewel er niet altijd gekocht wordt wat ge mocht wenschen, toch een aangename exceptie op het gros. - De etsen van Toorop, de meesten zijn u bekend, figuren aan 't strand, een vrouw ziend naar de zon, etc., hebben de typische, hem, Toorop, typeerende hoekige structuur van de lijnen; de zorgeloosheid soms om den vorm en de zorgvolheid, die niet altijd leidt tot waarheen het mocht, om de uitdrukking. Tegelijkertijd met Jan Toorop exposeert bij Oldenzeel de schilder W.A. Wassenaar, niet zoo groot als de beweging die daaromheen, om dit werk heen, ontstond. Het zijn voorstellingen uit Katwyk en Katwyk aan zee, huizen en
| |
| |
andere dingen bloemachtig van kleur, boeket-achtig van kleur gezien. Er zijn alle verdienstelijke neigingen in. Maar er is te veel bereikt in te korten tijd; daardoor wierd het niet vol-groeid, eer wat leeg, eer wat onbeduidend hoewel aangenaam van kleur. Ge zoudt me kunnen noemen Mathys Maris die snel bereikte. Het is hier anders. Ik heb in 't oordeel niet gegrond op de fouten - zelfs van Gogh had die - maar bij Wassenaar is niet wat het was bij Vincent ‘empfunden’. Het is een procédé-achtige wijze van zien geworden, een aanwendsel soms, soms niet echt. Ik weet misschien hiervan de reden: te veel moeten afleveren - ik meen stellig dit te kunnen zeggen zelfs - maar, objectief sprekend, heb ik hiermee niets te maken. Ge kunt zeggen het procédé is aangenaam omdat het niet groezelig is, maar de fouten, zwakte in de goeie gedeelten, slapheid (niet verkeerde krachtvolheid) in de fouten, maken voorbehoud noodzakelijk.
Plt.
| |
Kunstveilingen
REEDS lang te voren aangekondigd en met zorg ter openbare veiling door de Heeren C.F. Roos & Co in gereedheid gebracht, mochten wij eindelijk op 21-23 Januari in ‘de Brakke Grond’ te Amsterdam kennis maken met de verzameling van den Heer Jacob Ankersmit. De moderne schilderijen, niet te groot in aantal, en de afdeeling glaswerk vulden de expositiezaal op aangename wijze. De Heer Ankersmit had reeds vele jaren werken uit de moderne school gekocht, steeds meegaande met zijn tijd en toonende zoowel de goede qualiteiten van meesters uit ± '60, als die van de 20 à 30 jaren later werkenden te apprecieeren. Naast wel is waar in den handel verouderd werk van schilders als Koekkoek, Hoguet, Verschuur, e.a. bezat hij zeer goede stukken van Maris, Israëls en tijdgenooten. De keur der collectie was vrijwel op één wand vereenigd en omvatte: 1o een zeer fraai, ruim en licht havengezicht van Jacob Maris, veel breeder dan hoog; links een smalle reep van het op de kade staand blok huizen, daarvóór eenige aan den wal gemeerde schuiten, te zamen een groep met een schat van fijne kleurschakeeringen vormend, en naar rechts, het wijde, vlakke water, waarboven zich een bewolkte doch heldere lucht welfde, in de verte afgewisseld door eenige witte zeilen. Het stuk behoorde, wat compositie betreft, niet tot Maris' typische werken; in dit opzicht herinnerde het meer aan een forschen Jongkind. Het koloriet verried echter de hand van den meester te meer. De Heer Tersteeg (van de firma Boussod, Valedon & Co, den Haag) verwierf het voor fl. 16900. - Van den broeder Willem was er een charmant stukje van zeer bescheiden afmetingen, voorstellend eenige koetjes in een wei met molen bij vallenden avond; uiterst gevoelig en waar was het fijn-rose schemerlicht in dit kleine bestek weergegeven (fl. 2075). Daarbij hing Israëls' schilderij, een
meisje haar zusje uit zee dragend, een goed werk, gehuld in die eigenaardige, violette, melancholieke atmosfeer (fl. 4600). Bosboom, wegens het karakter van het werk op zijn plaats bij bovenstaand drietal, was ook met een klein stukje vertegenwoordigd, doch met één, hetwelk, evenals dat van Maris, hoe klein ook, ons zeer sympathiek was; het had tot onderwerp een gezicht in Leiden bij winter met de St. Pancraskerk op den achtergrond. Met veel gevoel voor tonaliteit en tevens forsch was de impressie verrassend mooi weergegeven (fl. 1400). Zich aansluitend bij dit tijdperk, doch niet door het gehalte van zijn werk de eer ervan hoog houdend, waren twee marines van Mesdag, de eene den indruk gevend alsof de pinken op een groene wei lagen (fl. 1450), de ander, Zonsondergang, te egaal grijs van toon (fl. 2075). Oneindig veel beter handhaafde Roelofs zijn roem als kunstenaar. Van hem bezat de Heer Ankersmit een groot Zomerlandschap, vee aan een rivier met boomrijke oevers; het vertoonde echter weinig Hollandsche kenmerken. Of dit een gevolg was van een in 't buitenland gekozen onderwerp of te wijten aan invloed van Fransche
| |
| |
meesters als Girardet en Veyrassat, durven wij niet uitmaken; hoe het zij, het stuk maakte door zijn groote frischheid en goede kleurverdeeling een aangenamen indruk en leende zich uitstekend tot kamerdecoratie. Vandaar waarschijnlijk de bijzonder hooge prijs (fl. 5600). Eveneens duur betaald, doch in dit geval niet in evenredigheid met de qualiteit, was Thérèse Schwartze's werk, De twee Weezen, voorstellend twee meisjes in het zwart bij een muur (fl. 3050). Aangenamer verrasten ons de goede prijzen betaald voor twee groote Verschuurs en de Springers, nl. no 51, gezicht in een stal met veel paarden, fl. 2100; no 52, paarden in de wei bij opkomend onweer, fl. 1400; no 48, Gezicht op de Heerengracht te Amsterdam in de 17e eeuw, fl. 1850, en no 49, Gezicht te Enkhuizen, fl. 920. Verder vermelden wij nog de volgende goede specimina van oudere meesters: no 1, Bakkerkorf, Bijbellezen, fl. 1030; no 3, David Bles, Huisvrienden, geestelijken op visite bij een deftige familie, fl. 2000 (een tweede schilderij van Bles, De ledige stoel, een bekend onderwerp van den meester, werd door den Heer Ankersmit aan het Stedelijk Museum te Amsterdam geschonken); no 17, B.C. Koekkoek, Boschrand, zomerlandschap, fl. 5000, en van denzelfden een Hollandsch winterlandschap, te hard van kleur, fl. 4000; no 19, G. Koller, Albert Dürer, bezig met muurschilderingen in een kathedraal, bezoek ontvangend van keizer Maximiliaan, fl. 700; no 12, Hoguet, landschap met molen, overgoten met een voor ons Hollandsch oog eigenaardig zonlicht, met vele opvallend goede qualiteiten, zooals bijv. de warme kleuren in den voorgrond, fl. 1300, en tot besluit een aantrekkelijk
stadsgezichtje van J Weissenbruch, voor fl. 700.
Behalve het glaswerk, dat goed werd verkocht (de beste geëmailleerde en gegraveerde bokalen brachten prijzen op van fl. 100 en meer), bezat de Heer Ankersmit nog eenige curieuse Friesche rijzweepen van fraai zilverwerk, waarvan enkelen zelfs fl. 200 deden.
F.v.H.
| |
Varia
DE Heer Jos. Destrée, Conservator aan de Koninkl. Musea voor Kunstnijverheid te Brussel, meent een onbekend werk van Hugo van der Goes te hebben terug gevonden. Het bevindt zich in een verzameling in de omstreken van Londen, waar het voor een Memlinc doorgaat. Onze medewerker zal dit werk in een der volgende afleveringen bespreken.
|
|