| |
| |
| |
| |
Willy Sluyter
HET werk van Willy Sluiter is ontegenzeggelijk werk dat aandacht vraagt en ook, bijna van den beginne af, aandacht wist te vestigen. De vlotte, zwierige penseelslag, de kloeke lijn, de gemakkelijke natuurlijkheid der compositie, et brio waarmee alles werd gevoeld en teruggegeven, het waren kwaliteiten die onmiddelijk sympatisch aandeden.
Er is iets opwekkends, meeslepends en bekoorlijks in gemakkelijk geboren arbeid, iets treffends in al wat spontaan gevoeld en heftig weergegeven wordt. Een terugslag te ontvangen van de warmte en de kracht waarmee iets werd opgenomen en geuit in verhoogde gemoedsbeweging, zulk een sensatie doet meeleven met de passie die de werker omhoog hief tijdens het scheppen van zijn kunstwerk; men wordt meegetrokken binnen de bewogen sfeer die den kunstenaar omringde gedurende zijn scheppingdrang.
Getourmenteerd doorzwoegd, onhandig werk van den zichzelf gecompliceerd mistrouwende, dat in den beginne dikwijls tot einduitslag - een misgreep bleek, heeft een andere aantrekkelijkheid. Het vergt inspanning, een doordringen, een begrijpen waar de dikwijls nog niet bereikte illusies liggen. Maar het werk van Willy Sluiter komt u, om zoo te zeggen, te gemoet. Wanneer zooals hier, de natuurlijke, aangeboren gaven in alle helderheid en frischheid op den voorgrond staan en die gaven zijn: een groote mate van zekerheid, een ‘kranige’ vaste hand, een goed-overwogen, mooi begrip van welstand, een scherp uitbeeldingsvermogen en een harmonisch palet, dan is men gewonnen als staande tegenover een zich in natuurlijken aanleg gevende kunstenaar.
In dezen tijd van twijfel, van zoeken naar oorspronkelijke eigenheid, die op leeken vaak den indruk maakt van exentriciteit, heeft dit werk, helder en duidelijk van bedoelen, een eenvoud en warsheid van aanstellerij waar door de eerlijkheid die er in ligt, onmiddellijk aanspraak maakt op onze sympathie. Toegerust met deze groote aan- | |
| |
geboren gave verliet - vooral in den beginne - meen ik nooit zwaar overwonnen arbeid de werkplaats van Willy Sluiter - en juist daarin schuilde gevaar.
WILLY SLUYTER: Jopie, 1902.
De kunstenaar zou, als het ware, door zijn eigen gaven overrompeld kunnen worden, meegesleept in de draaikolk van tevredenheid, die zelfs hooger begaafden heeft doen zinken. Immers, een vroeg succes bij aangedurfd werk - door verkoop en belangstelling - het zou een klip kunnen zijn geweest, in plaats van reden tot hooger krachtsinspanning, een klip waarop de aanleg van zoo groote gemakkelijkheid in weergeven zou kunnen stranden en verloopen in een zich laten gaan en drijven op het aangeboren talent; een zich bovenhouden met die kwaliteiten die men zich niet moeizaam en in zorgen behoeft eigen te maken, maar die vanzelf aanwezig zijn en bovenkomen, gevaren die eindigen in oppervlakkigheid, in ‘aandikken’ van wat de natuur gaf en in een overproductie van middelmatigheden die de weerzin is van ieder die worstelt en in heftige spanning tracht te bereiken de diepten en hoogten der sfeeren van ernstige kunst. Het taaie vastklemmen, het struikelen en weder herbeginnen, de sublieme ontevredenheid, het betrekkelijk klein achten van aangeboren gaven om te vermeesteren wat men in hoogste uiting wil, klimmend - op de ladder wier treden als gebeden zijn in eigen aanleg - hooger waar de eindillusies liggen, dat is het wat groote kunstenaars maakt. Onverpoosd jagen ze naar het groote doel, een concentratie van willen doet hen rijzen en rijpen. Voor het gevaar
| |
| |
gelegen in eigen verleidelijken aanleg, daarvoor is Willy Sluiter gewaarschuwd en ook hijzelf zag het in naarmate hij hooger kwam en zich hooger eischen stelde.
WILLY SLUYTER: Aaltje, 1902.
Eigendom van den Heer van der Schilden, Rotterdam.
Zijn natuur was koppig, zijn intellect scherp genoeg om te weten, dat hij zichzelf had aan te grijpen en te bedwingen. Zijn kostelijke gave van chique peinture, zijn spelen met bevallige lijnbewegingen heeft hij voor een wijle onderdrukt en aan handen gelegd. Na het ‘smijten’ om zoo te zeggen, naar reuzige onderwerpen - in zijn enthousiasme, in 't jeugdig gevoel vol vuur
| |
| |
onmiddelijk alles te willen omvatten en veroveren - kwam een korte pooze van uitrusten, in den zin van vlugge ‘krabbels’ maken.
WILLY SLUYTER: Jopie, 1903.
Door Italië, de Riviera en Parijs trekkend, maanden lang zonder werk of vaste woonplaats, teekende Willy Sluiter onverpoosd zijn indrukken in zijn zakboekjes. Al wat een oogenblik hem voor oogen bleef hangen: mondaine figuurtjes, typen met komischen kant, vlug zich bewegende kinderomtrekjes, alles werd als het ware genoteerd en teruggekomen hernam Willy Sluiter de vlugge krabbels en zette ze in hooger en serieuser noot. Zoo ontstonden vele tientallen schetsbladen vol gezonden, gullen humor. Het bijtend pijnlijke in de vlijmscherpe aanvallen van dergelijke croquis bij de groote franschen heeft dit werk niet en bedoelt het ook niet. Het is meer een spelen, een staan te midden der mondaine wereld, een als kinomatografische opname van haar bewegen. De bedoelde wendingen van zijn figuren zijn altijd raak; - altijd vast en beslist zijn niet op teruggekomen omtrekken. Willy Sluiter voelt veel voor de naïve, nog niet geheel geëquilibreerde bewegingen in het kinderleven; zijn glimlachen waarmee hij het ridicule aanziet en weergeeft is ronduit. Bij het eerste tentoonstellen van een groote
| |
| |
serie van deze schetsen had Sluiter veel succes, ze werden grif verkocht in Holland en over de grenzen.
WILLY SLUYTER: Jacob Kulk, 1902.
Eigendom van den Heer J.L. Koch, Rotterdam.
In Amerika geëxposeerd hadden ze even goeden uitslag, de aandacht van kritiek en verzamelaar werd er op gevestigd. En terecht - want in deze uiting van zijn talent schuilt wel groote charme en ofschoon Sluiter deze gave bijwijle als een ‘Spielerei’ opneemt is ze toch eendeels de pointe, de kern van zijn artiest zijn. Holland is niet rijk aan kunstenaars die humor pittig kunnen weergeven; de frissche, klare, nog niet door overdaad van herhaling afgesleten noot die hij weet aan te slaan is een winst die door de hollandsche kunstenaars blij zal worden aanvaard. De straffe omtrek van het hier gereproduceerd kinderfiguurtje, toont bovenmate
| |
| |
Sluyter's liefde voor de lijn als enkel middel tot uitdrukking. Die lijn pakt door haar zuiverheid en kloekheid, nergens is ze slap of onbelangrijk; integendeel heeft deze teekening iets zeer eenvoudigs en geserreerds. Sluyter wist dit figuurtje te pakken, er uit te lichten het essencieele van het moment.
WILLY SLUYTER: Studiekop, 1903.
Museum Boymans, Rotterdam.
Bij zijn besluit te ontkomen aan het gevaarlijke zich laten gaan, door zichzelf aan banden te leggen, ging Willy Sluyter zich bepalen tot het nauwkeurig teekenen - in pastel en vetkrijt - van enkele koppen. De hier gereproduceerde bewijzen dat hij al zijn gemakkelijk doen voor een tijd wilde wegschuiven, nauwkeurig, kalm en wel overlegd dieper wilde gaan. Deze koppen zijn geteekend zonder eenige chic, ze zijn bijna droog en nuchter aangezien en weergegeven. De plannen van modelé zijn scherp gearreteerd, er is geen trachten in om
| |
[pagina t.o. 104]
[p. t.o. 104] | |
WILLY SLUYTER: LANGS HET STRAND.
| |
| |
smaakvol te zijn of een zeker soort effect te bereiken. Sluyter werkt hier voor: ‘das Ding an sich’, studeert zonder te denken aan artiestiek doen. Met al dit bereikte hij, al verder gaand, grooter soberheid bij grooter soliditeit. Zijn snelle blik, zijn vlugge hand in het typeeren, zijn gave onmiddellijk vast te kunnen stellen: ‘waar het om gaat’, dit alles deed hem zich neigen naar het portret, hij teekende er ook enkele goed geslaagden. Doch - te Katwijk a/Zee wonend, sinds 1901 boeide hem wederom zijn eerste liefde - het strand met zijn visschersbedrijf; de heftige, groote bewegingen van trekkende paarden bij de schuiten, de bonkige silhouetten van scheepsrompen, het bewegelijk dragen, werpen, trekken van mannen en vrouwen in hun zwaar bedrijf en zijn hartstocht voor het mouvement kwam weer boven. Aan zijn omgang met Blommers in Katwijk dankte hij veel.
WILLY SLUYTER: Winter in Dordrecht, 1897.
Eigendom van den Heer A.C. Volker, Dordrecht.
Aan zee wonend nam hij evenals vroeger in '94, '95 en '96 weer het palet ter hand voor dezelfde onderwerpen. Dit palet is deftig en eenvoudig, niet kleur- maar bijna zou men kunnen zeggen, gloedloos. Zijn kleuren jubelen niet aan het zonnig strand, ze sprankelen niet in het lichtende water. Sluyter ziet zijn figuren graag tegen grijze lucht, zijn werk staat in diepe transparente blauwen, in vlakke paarsen, in koele grijzen, hij houdt van gereserveerde gamma. Hij zet zijn kleuren vlak en effen naast elkander als waren het vakken van een tapijtwerk. In den laatsten tijd trachtte hij de eigenschappen die hij in zijn teekeningen heeft, te bereiken in zijn schilderijen. Dat het dien kant uitmoest, werd hem te meer duidelijk door den omgang met vrienden
| |
| |
als Hans von Bartels e.a. die hem, door hun frisscheren blik op zijn werk, konden wijzen op den juisten weg om zijn talent geheel tot zijn recht te brengen. De afgeronde, besliste wijze van modelleeren en zetten geeft iets degelijks en klaars aan zijn werk en wanneer Sluyter steeds hooger en verder gaan zal, zal hij zich - in welke richting hij zich mogelijk zal bewegen, - een eigen plaats weten te veroveren in de rij der Hollandsche schilders.
B.W.v.Y.
WILLY SLUYTER: Souvenir de Nice, 1901.
|
|