Onze Kunst. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Over eenige Belgische waterverf-schildersZOOALS ik mij heb laten vertellen, komen er ieder jaar vreemde opkoopers naar hier om aquarellen van Belgische meesters te koopen. Vooral op de Amerikaansche markt is hun werk zeer gezocht. En dit is een logisch gevolg van een succès van het goede soort, dat, zooals we ten onrechte hadden gemeend, binnen de grenzen van ons klein vaderland lag besloten. De gewoonte van iets brengt een soort van slappe onverschilligheid te weeg. En deze onverschilligheid kan zelfs tot bepaalde onrechtvaardigheid verergeren. We zijn te zeer gewend aan het talent onzer talrijke waterverfschilders, om hun al de aandacht te wijden die zij verdienen. Bergbewoners en zeelui hebben geen oog meer voor de schoonheid der omringende natuur en voelen er degroote bekoring niet meer van. En wij gelijken hen maar al te dikwijls. Door een te oude en te vaak herhaalde gewoonte is onze gevoeligheid verstompt. De tentoonstellingen van de Koninklijke Maatschappij van Waterverfschilders volgen zich al zoo lange jaren, met zulk een betrekkelijke eentonigheid op! En de inzendingen onzer beste beoefenaars der waterverfschildering bieden ons niets onverwachts meer aan. Wij weten al bij voorbaat wat ze ons zullen te genieten geven! Het geldt hier werken van noodzakelijkerwijs beperkte afmeting, vluchtig behandeld, en waarvan zeer veel wordt geproduceerd, tegen bereikbare prijzen. Ze zijn overal te vinden. Dat belet ons om ze met altijd frissche geestdrift te beschouwen. Nader onderzoek en vergelijking, indien we namelijk tot onderzoeken en vergelijken zijn geneigd, doen ons opmerken, dat ten onzent een pleïade van zeer oorspronkelijke, krachtige en alleraantrekkelijkste talenten zich meer in 't bizonder op waterverfteekening hebben toegelegd. | |
[pagina 140]
| |
Anderen, minder verwend dan wij, vergissen zich hierin niet. Zij merken in deze werken verschillende en talrijke verdiensten op, die wij niet willen ontkennen, waarvan we het geheel eerbiedigen, zonder er echter veel aandacht aan te wijden en ze aannemend als een vaststaand feit, waarvoor we geen buitengewone belangstelling meer voelen. Deze zeer onderscheiden en talrijke verdiensten zijn in hun afstamming en in hun innigst wezen alle aan elkaar gelijk. Bijna al onze aquarellisten, hoe ze onderling ook in technische bizonderheden of door de eigenaardigheden van hun persoonlijk talent mogen verschillen, gaan toch uit van éen zelfde ideaal en zijn elkaar door verwante gaven van opmerking en zienswijze verwant. Ze schilderen uitsluitend landschappen, zeegezichten of binnenhuizen en het uiterlijke der levenlooze dingen, niet dat van de menschheid waaronder zij leven, boezemt deze kunstenaars belangstelling in. Zij hebben alle dezelfde aangeboren liefde voor hun naaste omgeving, die zich aan hen voordoet als een schilderachtig motief, handig voorgedragen, met aangename tonen in kleur gebracht. Naar de wijze der Vlamingen zijn het alle geboren koloristen, de gelukkige zieners van een in vochtige atmosfeer gehulde landstreek, die de eenheid, de algemeene indruk van een schilderstuk instinctmatig voelen. Onder hun teere en warme halftonen weten ze ook trillende, zeldzame, kostbare tinten te vinden, die schitteren als émail. Verder dan de zuiver objectieve weergave van de mooie buitenkant der dingen, komen de meesten hunner echter niet. Hun terrein is bescheiden. Droomerigheid, geheimzinnigheid, onrustige gedachten zijn er maar weinig in te vinden. De eerzucht van deze knappe schilders strekt zich niet verder dan naar het uiterlijke der dingen uit. Hun taal is heel innig, aantrekkelijk en bescheiden, zonder eenige aanmatiging of gezwollenheid. Het is een kunst van kleinmeesters, in den zin waarin de Hollanders ten opzichte van hun oude schilders dat woord verstaan. Ze laten zich niet aanblazen en trachten de beteekenis van hun werk niet grooter of belangrijker te maken dan ze is. Juister gezegd, blijft hun spontaneïteit een van hun grootste bekoorlijkheden, Een waterverfschildering, zelfs met de nieuwste stoffelijke hulpmiddelen, leent zich maar slecht voor een langdurige, volhardende en grondige bewerking. Een aquarel waarop men te lang heeft zitten peuteren, blijft niet mooi, wordt zwaar en verliest alle frischheid in de uitvoering. Al de lichtheid van toets, al het vloeiende en levendige is er uit weg. Hoeveel is zij er echter in de laatste dertig jaren niet op vooruitgegaan! | |
[pagina t.o. 140]
| |
H. STACQUET: GRACHT TE ROTTERDAM.
| |
[pagina 141]
| |
Het gebruik van dekverf, - vroeger uit principe streng verboden - is een van haar eerste veroveringen geweest. Zij heeft niet langer zoo uitsluitend wit papier te gebruiken, waar men open plekken moest sparen en heel luchtig over doorzichtige beetjes heenglijden en dat niet het minste dralen in de uitvoering verdragen kon. Wat er eens opstond kon nooit worden veranderd of uitgekrabd! Dat vreeselijke witte papier werd vaak door stukjes doek of gekleurd karton vervangen, met een flinke grondlaag bedekt, die een gedrongen manier van werken en tamelijk sprekende kleuren verdragen kon die men anders niet had kunnen aanbrengen. Een druppel water was niet langer het eenig en uitsluitend voertuig voor de kleurstof. Door lang zoeken heeft men allerlei voorschriften ontdekt, waarmee men een onverhoopt stevige, breede en mooie werking heeft verkregen. Het formaat werd grooter. Evenals de schilderijen in olieverf, kregen de nieuwe aquarellen versierde lijsten. De waarde van het genre werd er zeer door verhoogd en nam een nieuwe vlucht door het meesterschap der techniek. Naast, maar niet onder de overige procédés, schaarde zich de hervormde aquarel, waarmee zich later het in eer herstelde pastel zou meten, dat evenals zij, gedurende een halve eeuw tamelijk verwaarloosd was geweest en ook als minderwaardig en vluchtig beschouwd werd, zoo iets als een verpozing van ander, ernstiger werk. Met een schijntje van minachting herinnert men zich nu de droge, nauw-keurig-nette gewasschen teekeningen van voorheen, met hun breede, sneeuwwitte marges en gouden randjes. Dergelijke kunst en verouderde kunstvoorwerpen verschijnen nu nog dikwijls op onze tentoonstellingen, met een Italiaansche of Duitsche handteekening voorzien. Ze geven een bedroevend bewijs van veel werk, veel kennis en een groote mate van verspild geduld. Maar wat gaat ons dat aan! Ze zijn uit de mode. Tegen dit argument valt niets in te brengen. In Engeland beijveren de zeer officicele leden der Royal Water-colours Society zich steeds om niets van de losse bevalligheid van een waterverfteekening te laten bestaan. Ze worden onder een dor, vermoeiend en kleingeestig gepeuter verborgen. Het resultaat van al hun vlijt is tamelijk stijf, uiterst eerbiedwaardig en vreeselijk vervelend. Hollandsche meesters hebben, geloof ik, het eerst de wijze van waterverfschilderen in de mode gebracht, die nu 't meest in onzen smaak valt en onze kunstenaars hebben zich hun procédé eigen gemaakt, verder ontwikkeld en verrijkt. Eenige uitlandsche schilders - maar niet zoo talrijk en niet als de onze in een kunstkring vereenigd - ploeteren ijverig in de nieuwe richting voort. Zoo hebben we werk gezien van Clara Montalba, Hans van Bartels, Charles Bartlett, | |
[pagina 142]
| |
Nico Jungman, Gaston Latouche en anderen. Deze enkelen, op zich zelf staande kunstenaars, vormen een soort van internationale keurbende. Maar wij bezitten, voor ons alleen, Stacquet, Cassiers, Uytterschaut, Marcette, Hagemans, Amedée Lijnen, Alfred Delaunois, Hoeterickx, Titz, Thémon, Charlet, Mme Gilsoul, Allard, Jacquet en nog zooveel andere, uit wier midden de aantrekkelijke Frans Binjé helaas verdwenen is! En onder hen die niet enkel em uitsluitend aquarellisten zijn, maar die zich toch ook met goed gevolg op waterverfschilderen toeleggen, noemen we Fernand Khnopff, Jakob Smits, X. Mellery, Frans van Leemputten, Charles Michel, Théo Hannon, en zelfs onze groote Constantin Meunier en veel andere nog, een heele schaar, alle Belgen van afkomst, opvoeding en gevoel.
* * *
Evenals Binjé heeft Henri Stacquet in den aanvang enkel als liefhebber aan de tentoonstellingen deelgenomen. Weldra verhief hij zich tot den rang van kunstenaar van beroep. Er ligt een afgrond tusschen zijne eerste proeven, die reeds van jaren her dateeren en zijne jongste werken die duidelijk het kenmerk dragen van de hand van den meester, die door zijn kunstbroeders tot de waardigheid van Voorzitter der Koninklijke Maatschappij van Waterverfschilders gekozen is. De ontwikkeling van zijne teedere gaven als gevat kolorist, de vrucht van velerlei oefening, van eigen pogingen, hebben een talent dat eerst wat zwak en tenger was, versterkt en veerkrachtiger gemaakt. Henri Stacquet heeft onlangs eenige kleine schilderstukjes uitgevoerd met de zoogenaamde ‘bâtons Raffaëlli’. Te Parijs, op een tentoonstelling van specialiteiten in deze manier van werken, mocht hij er den meest vleienden bijval mee verwerven. Zijn Processie van St. Maria-Parochie, zoo helder en levendig in 't trillen van al die frissche, kleurige vlekjes, geven een goed denkbeeld van de tegenwoordige manier en wijze van behandeling van den schilder. Achtereenvolgens heeft hij een zeer groot aantal zeestukken geschilderd, die hem uitsluitend door den aanblik van de Noordzee met haar grijze, met schuim omzoomde baren, het scheepgaan van haar visschers, haar zware geteerde scheepsrompen en nevelige luchten zijn ingegeven. Ze zijn alle heel typisch en lokaal, luchtig en vroolijk. In zijn kleine binnenhuisjes, het Kapelletje van ter DeckGa naar voetnoot(1) en zijn arme Zeeuwsche of Vlaamsche hutjes, heeft de kunstenaar aan zijn smaak voor het schilderachtige vrij spel gelaten. Overal zoekt hij | |
[pagina t.o. 142]
| |
H. STACQUET: VAART TE LEIDEN.
| |
[pagina 143]
| |
effecten, die in contrast zijn met elkaar, door zijn proefnemingen met karton en kleurstoffen, waarvan hij het gebruik invoerde. Gepleisterde muren gaf hij weer door met dekverf op afgesleten vlekken te wrijven die het vocht als vloeipapier opdronken. Andere studies werden op gekorreld of op vreemd vezelachtig papier gewasschen. De uitslag die gewoonlijk voortreffelijk was, werd ook door anderen nagebootst. Het zijn evenzoo vele ontdekkingen, die de technische hulpmiddelen der waterverfteekening hebben verrijkt. H. CASSIERS: Strand te Katwijk a/Z.
Henri Cassiers onderscheidt zich van al zijne makkers door het anecdotische van zijn werk. Beter dan iemand anders heeft hij het zonderlinge der naïve, half kinderachtige, half barbaarsche Hollandsche dorpjes weergegeven. De menschenfiguur, die hij handig silhouetteert, biedt hem het ongezochte van prettige kleederdrachten met zonderlinge lijnen en krachtige kleurenvlekken. Hij schikt zijn figuren met smaak, verdeelt ze tusschen de grappige huisjes met houten daken, de geschilderde schepen die langs de kaden liggen vastgemeerd, de verlakte bruggen als kinderspeelgoed, die over de grachtjes heenliggen, de weiden met vee, de reien kleine geschoren boompjes en de ouwerwetsche voertuigjes. Hij heeft ons nader bekend gemaakt met dat kleine eigen gemaakte landje dat door zulke nederig landelijke menschen wordt bewoond. Hij heeft hoekjes van de allerkleinste stadjes gepopulariseerd, ze door allerlei gevonden kleurtjes verlevendigd die tusschen het slapende | |
[pagina 144]
| |
water, de bemoste stammen en het rossige hout vroolijk doen als vreemde, exotische bloemen. Cassiers heeft dat heele ijle en luchtige van het Hollandsche leven en de Hollandsche atmosfeer in zeer verscheiden en belangrijke werken weergegeven, bijv. in zijn Kerk te Volendam, in het Brusselsch Museum en tot in zijn levendig gekleurde schetsjes, waaruit een aantrekkelijke en gemakkelijke geestigheid spreekt. Met dat zelfde artistieke aanpassingsvermogen heeft hij zijn groote aanplakbiljetten, geïllustreerde almanakken en vluchtige postkaartjes opgevat. Want de affichen die Cassiers onderteekende zijn geen vereenvoudigde of vergroote akwarellen, maar ze zijn met groote aandacht opgevat en bepaald voor dat doel gemaakt. In het bonte leven van onze straten trekken ze door een zekere fijnheid, een distinctie in houding en vormen 't oog tot zich en weten het te boeien door de aantrekkelijkheid die zulk een vorm van openbare muurversiering noodzakelijkerwijs bezitten moet. Het zijn affiches zonder dat ze ophouden kunstwerken te zijn. Ze vormen een bepaald type, een model van het soort. Denzelfden smaak, hetzelfde juiste begrip, vinden we weer in de fac-similes die voor duizend decoratieve doeleinden door uitgevers zijn uitgevoerd. Het zou mij niet verwonderen als de plaatjes, kalenders, almanakken, menus, kerst- en geïllustreerde kaartjes van Cassiers weldra voor verzamelaars een groote waarde zullen krijgen. Victor Uytterschaut heeft zijne kunstbroeders niet nagevolgd in het uitvinden van procédés, die rijk zijn in nieuwe effecten. Hij stelt zich met de meest primitieve en eenvoudige middelen tevreden. De natuur heeft hij altijd van zeer nabij gade geslagen, ze heeft hem zeer zorgvuldig geteekende en geschilderde werken geïnspireerd, met veel handige kennis neergezet en met heele kleine toetsjes weergegeven. Boomgaarden in Mei, de holle wegen van October, de kust met gestrande schuiten bezaaid, schilderachtige dorpshoekjes hebben hem alle onderwerpen voor zijn tallooze akwarellen geleverd. Nooit heeft hij moeilijkheden trachten te ontduiken, nooit is hij voor de armoede der middelen teruggedeinsd om het gewemel van takken, het dichte bladerenloof, het stevige van gebouwen of de lichtheid van hemel en aarde weer te geven. Hij tracht in alles den leidenden vorm te onderscheiden. Dergelijke werken hebben den kunstenaar de sympathie van de meest terughoudende kunstminnaars verzekerd en daarom toch aan de anderen niet mishaagd. Er is een pikant contrast tusschen een bosch van Victor Uytterschaut en een zeestuk van Alexander Marcette. Het werk van den laatste onderscheidt zich door breedheid van toets en krachtige eenheid. Het zoeken naar zeldzame en sterk perso- | |
[pagina t.o. 144]
| |
H. CASSIERS: SAN MARCO TE VENETIË
| |
[pagina 145]
| |
neele kleuren schaadt aan de kracht der weergave niet. Zonder hem bepaald te gelijken doet Marcette zich toch altijd kennen als de meest geliefde leerling van Artan en heeft hij zijn hartstochtelijke liefde voor zee en ruimte van hem geërfd. Toen hij la Houle schilderde, duidde hij niet enkel aan de wisselkleurige oppervlakte van de zee, maar deed hij ook haar diepte, hevigheid en zwaarte voelen. We ademen de scherpe, zoute lucht. Zeemist, wolken en golven zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Een lichte nevel trekt voorbij en onderschept de klaarheid. Een klein plekje water, waar de zon op schijnt in een schittering van wonderbare edelgesteenten, ruischende safieren, turkooizen en smaragden. Elders is de manenacht als fluweel in de drijvende schaduwen, het lichten van de brekende en in schuim uiteenspattende golven is als een vaag mysterie tegen den horizont. Marcette is een overgevoelige wiens getrouw geheugen en vaardige hand, vluchtige indrukken met groote ontroering en waarschijnlijkheid voor ons op doen leven.
Bij Maurice Hagemans vinden we integendeel een minder fantastische opvatting van het landschap. Zijn werken schijnen zich te onderscheiden door een gaaf van zeer breed opgevatte en decorative onderwerpen te behandelen Zijn plassen, zijn kreupelhout, zijn hooge boomen, waar de nevel over heen zweeft, bloedend in 't rood van de ondergaande zon, met kudden of trekspannen gestoffeerd, herkent men gemakkelijk overal. Hij heeft er den stempel van zijn eigen stijl op gedrukt, zijn handteekening er op is overbodig.
In Alfred Delaunois, zie ik bovenal gaarne den dichter van droomen - van het onbewegelijke en het zwijgen der dingen, en vooral sta ik gaarne hij zijn kerkbeuken stil. Het gebed van eeuwen omhult die oude steenen met het dof geluid van een geheimzinnigen vloed en vult de mystieke ruimten. Zooveel geslachten trokken daar voorbij en beroerden de zuilen; zooveel lippen, die nu niet meer zijn, hebben er gepreveld van hun hoop. Zooveel argelooze of oude doffe oogen hebben er vaag het geweef van hun droomen gezien! Bleeke zuilen, berooide gewelven, gebroken zerken, afgesleten hekken, heel die oude ontroerende stoffeering van een kerk, dat is de ziel der oude cathedralen, in onze stille provinciën, waaraan ze ons zoo vroom doet denken. Voor die groote blanke en zwarte akwarellen van Delaunois voel ik een weemoed die zoeter dan vreugde, en een belofte die meer troostend dan zekerheid is. Delaunois heeft ook menschenfiguren geschilderd en een kloosterstreek - een land van illusie en heimwee van zijn eigen vinding. Hij vindt er niet het teedere geloof, dat omhoog schijnt te stijgen uit | |
[pagina 146]
| |
die kerken wier geduldige architectuur zich verliest in wijkende verschieten. ALFR. DELAUNOIS: Na het Lof.
(Kon. Museum, Brussel). Amedée Lynen is een uitzondering in België. Door zijn voorliefde voor de voorvaderlijke genoegens van het volksleven, behoort hij tot de vertellers, die den geest bewaard hebben van den goeden ouden tijd. Zijn verbeelding is onuitputtelijk. Hij schijnt herinneringen bewaard te hebben aan een vorig bestaan en vertelt er de verschillende episoden van op de grappigste manier en met een geheugen, dat hem nooit in den steek laat. Yperdamme, dat hij zelf met stukjes en beetjes in elkaar heeft gezet, is wel het waarschijnlijkste en vroolijkste van alle oude stadjes. 't Is er altijd kermis en niemand voert er ooit iets uit! Pleinen, standbeelden, straten, steegjes, huizen, een put, een kalvariënberg, zijn er alle zoo waarschijnlijk mogelijk opgesteld en bieden een ongeloofelijk aantal doorkijkjes en vergezichten aan. Al de onderdeelen in de versiering der gebouwen tonen een buitengewone rijkdom aan vindingsgave. Leuke volkstypen in komieke, in onbruik geraakte kleederdrachten, krioelen in grooten getalle door Yperdamme heen, grappige figuurtjes in allerlei goed gevonden houdingen met juiste gebaren en vermakelijke snuiten. | |
[pagina *47]
| |
V. UYTTERSCHAUT: VISSCHERSHUISJE IN DE PANNE.
| |
[pagina *49]
| |
ALEX. MARCETTE: VERTREK DER VISSCHERSLOEPEN.
| |
[pagina 147]
| |
Lynen is misschien wel de vruchtbaarste en handigste van alle boekverluchters. Van samenstelling zijn zijn tooneeltjes echt Brabantsch, zelfs Brusselsch, van het Brussel der benedenstad. Er stijgt aardlucht uit omhoog, zooals uit de romans van Leopold Courouble en ze zijn even smakelijk als origineel.
In de groote menigte onzer aquarellisten zie ik verder nog Emile Hoeterickx, de schilder van stadstooneeltjes, Londensche straten, hoekjes van markten en parken, heel dat levendig bewegen van de menigte in een stad, die met veel fijnheid en handigheid zijn weergegeven, en die prachtige bloemen van Mme Gilsoul, schitterend van gezonde frischheid, Titz, Themon, Elle en verder nog zooveel anderen, die alle talent en verdienste bezitten, hoewel hun persoonlijkheid wellicht minder op den voorgrond treedt, dan bij de kunstenaars waarbij ik mij langer heb opgehouden.
Zonder er zich geheel aan te wijden, hebben verscheiden onzer schilders in de aquarel een gepast middel voor de weergave van hun bedoelingen gevonden. De tooneeltjes op gouden grond van Xavier Mellery, de fijne, hoogopgewerkte teekeningen van Fernand Khnopff, zouden wel lang onze aandacht vragen wanneer zij in het geheele oeuvre van deze beide artisten een volgehouden reeks vertegenwoordigden. Want hoewel er enkele bepaalde serieën van zijn verschenen, drukt de eigen vinding van deze schilders zich onverschillig in alle bekende vormen van schildering of teekening, en zelfs bij Fernand Khnopff in graveer- en beeldhouwkunst uit... Daarom zouden we dus eigenlijk hun werk in zijn geheel moeten beschouwen. Enkele deelen kunnen we er niet uit lichten om op de een of andere aquarel de aandacht te vestigen... Het zelfde geldt voor het geestige werk van Charles Michel. Hoewel deze kunstenaar zich heel vaak van waterverf-techniek bedient, zooals Albert Baertsoen indertijd ook gedaan heeft, om de kleuren van karakteristieke houtskoolteekeningen op te werken, zou het toch wat te ver zijn gezocht om hem tot onze waterverfschilders van beroep te rekenen. Daarentegen hebben Jakob Smits en Frans Van Leemputten, hoewel ze zich gewoonlijk van olieverf bedienen, daarom niet minder geregeld echte waterverfschilderingen gemaakt. Constantin Meunier en Emile Claus doen 't ook, maar meer bij uitzondering. Al de roerende eigenschappen van Jakob Smits, even goed als zijn meest karakteristieke gebreken, vindt men weer in zijn lenige aquarellen, wier brutaliteit een eigenaardige welsprekendheid bezit. Frans Van Leemputten, de getrouwe vertolker van het leven in | |
[pagina 148]
| |
de Kempen, heeft in zijn werk al de bekoring, de teerheid en de knapheid van zijn gevoelig temperament gelegd.
Er zijn zooveel schildersnamen ingeschreven in den catalogus van onze Tentoonstellingen van Aquarellisten en zooveel meer nog hangen lange reeksen van schilderstukken langs de wanden in den Brusselschen Kunstkring, in die zalen waar de exposities elkaar met duizelingwekkende snelheid opvolgen, dat ik in den loop van deze oppervlakkige studie alleen de meest in 't oog vallende persoonlijkheden, de voormannen van het gild heb vermeld. Liefhebbers van lieve stukjes, die aardig meubelen, vinden van zelf wel den weg naar de talrijke werkplaatsen, waar ze altijd zeker zijn om voor weinig geld schilderijtjes te krijgen, die in ieder geval 't aankijken wel waard zijn. Wellicht zijn die werken soms wat al te veel op de manier van zekere onzer meesters geïnspireerd, maar ze zijn toch maar zelden geheel op den verkoop berekend. En de invloed van anderen ontaardt nooit in plagiaat. Ik weet niet of er in eenig ander land wel zulk een overvloed van aardige waterverfjes wordt geleverd, even onberispelijk van houding als eerlijk van kunst. Maar ik meen wel met zekerheid te kunnen zeggen dat er nergens anders in dit speciale genre een groep kunstenaars wordt gevonden, van dezelfde waarde en 't gehalte van hen, die ik heb genoemd. Zonder twijfel wordt hun onafgebroken werken dikwijls met een groot of middelmatig succes bekroond, maar 't is enkel een daad van rechtvaardigheid om hun hier een wijding te verleenen, die hun in de oogen van het publiek nog schijnt te ontbreken, hoewel dit hun werk toch gaarne ziet, zonder zelf eigenlijk te weten waarom. Door hun werk alleen tot versiering van rijkelui's huizen te bestemmen, schijnt men niet te beseffen hoeveel verhevens en uitgelezens ze tevens bevatten, waardoor ze eigenlijk veel meer waard zijn dan menig pretentieus schilderij. Onze waterverfschilderingen zijn meer en beter dan plaatjes, bestemd om als versiering te dienen voor deftige huizen, het zijn dikwijls kunstwerken in den waren zin van 't woord, hoewel iedereen dit niet schijnt op te merken. De mooie illustraties, die bij deze regels zijn gevoegd en getrouwe weergaven zijn van het oorspronkelijke, zullen dit beter staven dan al mijn geschrijf. Paul Lambotte. | |
[pagina t.o. 148]
| |
F. VAN LEEMPUTTEN: APRIL-AVOND. ANTWERPSCHE HEIDE.
|