Onze Kunst. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
De schilderkunst op de tentoonstelling der Fransche ‘primitieven’ (Vervolg en slot)WIJ hebben het verband dat door den catalogus tusschen Nicolas Froment en een groote Pietà op gouden achtergrond, gezocht wordt, niet kunnen vatten. Het stuk, (no 77), toebehoorende aan het Godshuis te Villeneuve-lez-Avignon, is alleszins merkwaardig, van een zeer ontwikkelde en tevens zeer eigenaardige kunstuiting, in het opzicht van uitdrukking en stijl. We vinden daar nl. een geknielde priesterfiguur, met wit koorkleed, die geheel modern van expressie is. Het stuk is zeer nauw verwant aan de Spaansche kunst. Het bloedige verwrongen lichaam van Christus, dwars over de knieën van de Moeder Gods geworpen, de types van den Zaligmaker, van Magdalena, van St. Jan, zijn, op zijn minst genomen, zeer vreemd in de Fransche school. Dit neemt niet weg dat dit werk, hoezeer het ook in den loop der jaren geleden heeft, tot de merkwaardigste behoort, welke in het Pavillon de Marsan vereenigd werden. Door zijn forsch, wilskrachtig, haast brutaal karakter maakt het zich heelemaal los van de traditie welke in dergelijke onderwerpen meestal wordt geëerbiedigd. De figuur der H. Maagd is o.a. een prachtig brok schildering, waarvan de mooi bewerkte handen de waarde nog verhoogen. Vóór een halve eeuw zou dit werk zonder twijfel kort recht hebben gemaakt met zekere verkeerde opvattingen in zake van natuurvertolking. We mogen wel opmerken dat we hier een rechtstreekschen voorlooper van de hedendaagsche realisten vinden. De Pietà van Baron d'Albenas, welke ook te Brugge, onder den naam van Antonello van Messina, werd tentoongesteld, vertoont ook een streven in dezelfde richting. Christus wordt er baardeloos, zonder de minste behoefte aan veredeling, voorgesteld; Maria en Heiligen | |
[pagina 66]
| |
geven uitdrukking aan hun smart, met gebaren van wanhoop, die de Vlamingen niet gekend hebben. Uit het Godshuis van Villeneuve-lez-Avignon stamt verder de Kroning der H. Maagd, echt en onbetwistbaar werk van Enguerrand Charonton.Ga naar voetnoot(1) Men wordt getroffen door het moderne uitzicht van dit werk, dat echter, blijkens de in 1890 door den Abbé Requin ontdekte oorkonden, in 1453 ontstaan is. In een krans van engelen, cherubijnen en gelukzaligen, ontvangt de H. Maagd de kroon uit de handen van den Vader en den Zoon, tusschen welke de Heilige Geest zweeft. Het stuk is in tempera-verf geschilderd, en blijft, niettegenstaande zware beschadiging, een zeer hooge kunstwaarde behouden. Michiels schreef dit werk aan de Vlaamsche school toe; de H. Maagd noemde hij een type van alledaagschheid. Het blijkt wel dat dit oordeel volstrekt niet gedeeld wordt door de bezoekers der tentoonstelling. De H. Maagd is misschien niet extatisch, maar wel is zij bevallig en onschuldig. Hare handen, op de borst gevouwen, zijn buitengewoon slank. De groep der H. Drievuldigheid en der Maagd is merkwaardig van samenstelling. Tusschen God den Vader en den Zoon, beiden volkomen aan elkaar gelijk, zweeft de H. Geest, hun gelaat met de punten zijner vlerken aanrakende. In kringen volgen de rijen gelukzaligen, pauzen, kardinalen, vorsten, monniken, en eindelijk de Onnoozele Kinderen, kostelijk van uitdrukking en lijnenspel - hunne stemmen mengend in de hosanna's der engelen. Beneden aan het panneel ontvouwt zich een uitgestrekt landschap, begrensd door de blauwe zee, en waar men een berg ontwaart, ongetwijfeld de Mont Ventoux. Daarbij zien we, in hunne vestingen, Hierusalem, met het Graf van Christus en dat van Maria - de stad Avignon met hare gebouwen, straten en winkels. Heel van onder, de opstanding der gelukzaligen, tegenover de helsche krochten. Naar ons gevoelen, is dit het kostbaarste werk op de tentoonstelling. Tusschen de figuren in de zijgroepen vinden we er, die als innigheid van expressie door geen ander meester werden overtroffen, niet eens door Beato Angelico da Fiesole. Van Eyck zelfs moet het, in dit opzicht ten minste, voor hem in de Aanbidding van het Lam afleggen. Enguerrand Charonton was, zooals we reeds zeiden, afkomstig uit Picardië; zijn naam, die zoo pas voor de geschiedenis gewonnen werd, verdient er te blijven voortleven, als van een der grootsten in de schilderkunst der middeleeuwen. Wij twijfelen er niet aan, of hij heeft den invloed der Italianen ondergaan, misschien wel meer bepaald van Vivarini en wellicht ook van Filippo Lippi, in zijn Kro- | |
[pagina *17]
| |
Phot. Braun, Cleément & Co, Paris
NICOLAS FROMENT: HET BRANDED BRAAMBOSCH. (Cathedraal, Axis-en-Provence) | |
[pagina *19]
| |
Phot. Braun, Clément & Co, Paris
NICOLAS FROMENT: HET BRANDEND BRAAMBOSCH. (Cathedraal, Aix-en-Provence). | |
[pagina 67]
| |
ning der H. Maagd te Spoleta; maar dit vermindert in geenen deele zijn hooge beteekenis. Dringende maatregelen dienden er genomen te worden om het meesterstuk van Villeneuve voor een geheelen en spoedigen ondergang te bewaren. Het panneel barst, de verf schilfert af, en men denkt niet zonder angst aan de gevaren waaraan het brooze stuk onder het vervoer zal blootgesteld zijn... Charonton was omstreeks de veertig toen hij zich te Avignon ging vestigen. Zijn werk werd besteld in April 1453, door Jean de Montagnac, een priester, en misschien wel de karthuizer die beneden vóór het kruis geknield zit, - en werd in September 1454 op het hoogaltaar der Karthuizerkerk te Villeneuve geplaatst. Volgens de nasporingen van den Abbé Requin dagteekent de Maagd der Barmhartigheid, onlangs op naam van den meester gesteld, en bewaard in het Museum Condé te Chantilly, uit 1452Ga naar voetnoot(1). Zoo de werken van Charonton in zekere opzichten niet vrij zijn van Nederlandsche en Italiaansche invloeden, zijn laatstgenoemde onmiskenbaar in het groote altaarstuk uit de kathedraal van Moulins. De nog onbekende meester van dit eersterangswerk is zonder twijfel een der edelste figuren van de Fransche kunst. Sommigen hebben in dezen kunstenaar Jean Peréal willen herkennen, den hofschilder van Karel VIII, Anna van Bretagne, Lodewijk XII, en zelfs nog van Frans I. Vandaar de titel van ‘Peintre des Bourbons’ waardoor hij in den catalogus wordt aangeduid. Het statige drieluik van Moulins vertoont, in het midden, de H. Maagd met het kindeken Jezus, door engelen omgeven. Twee engelen, in lange, fladderende gewaden, houden de koningskroon boven het hoofd van Maria. Op de luiken zien wij Pieter II van Bourbon, Anna de Beaujeu en hare dochter Susanna - daarbij de verschillende beschermheiligen. We zouden dit mooie geheel niet beter kunnen kenschetsen dan met de woorden van den Heer Natalis Rondot: ‘het is het werk van een Franschman, die Karel VIII en Lodewijk XII in Italië vergezeld had, en die, reeds zeker van zijn eigen kracht, er een andere kracht had aan toegevoegd, over de Alpen aangewonnen toen de Italiaansche kunst nog in vollen bloei stond.’ Italië heeft stellig een aandeel in de bekoorlijke groep engelen, badend in de regenboogkleurige stralen die van de Maagd uitgaan. Het type der engelen, minder extatisch dan bij Memlinc, is beminnelijk, bevallig, rein. Een enkel model, een meisje van twaalf jaar, schijnt voor alle geposeerd te hebben. Alleen is de haarkleur ver- | |
[pagina 68]
| |
schillend, van blond tot kastanjebruin. Het voorhoofd is hoog, de neus eventjes opstekend, de kin een beetje kort. Geen schilder besteedt meer zorg aan de uitvoering der handen. De palmen zijn lijn voor lijn bestudeerd. Phot. Th. Annan & Sons, Glasglow.
DE MEESTER VAN MOULINS: ST. VICTOR MET BEGIFTIGER. De Meester van Moulins is geen kolorist zooals de Vlamingen het waren. Het lichte blauw naast citroengeel, het rose naast turkooisgroen zijn nogal wanklinde accoorden. De heele regenboog schittert in de atmosfeer rond de H. Maagd. Men ziet dat deze schilder meer een man was van weten en kunnen, dan van genie, meer een man | |
[pagina *21]
| |
Phot. P. Sauvanaud, Paris.
DE MEESTER VAN MOULINS: DE GEBOORTE VAN CHRISTUS. (Bisschoppelijk Paleis, Autun). | |
[pagina *22]
| |
Phot. P. Sauvanaud, Paris.
DE MEESTER VAN MOULINS: DE MAAGD MET HET KIND EN ENGELEN. (Kon. Museum, Brussel. | |
[pagina *23]
| |
Phot. Braun, Clément & Co, Paris.
ONBEKENDE MEESTER: DE ANNUNCIATIE. (Magdalena-kerk, Aix-en-Provence). | |
[pagina 69]
| |
Phot. P. Sauvanaud, Paris.
JEAN BOURDICHON (?): DE DOLFIJN VAN FRANKRIJK, ZOON VAN KAREL VIII. (Eigendom van den Heer Ayr, Londen). | |
[pagina 70]
| |
van smaak dan van instinct - maar hij blijft in ieder geval een bewonderenswaardig technicus. Iedereen kent thans het Portret van een Kanunnik met St. Victor uit het Museum van Glasgow, en dat van een Dame met Maria Magdalena, uit de verzameling Somzée, thans door den Louvre aangekocht, een werk van prachtige uitvoering; verder de H. Maagd met de Engelen uit het Museum van Brussel. Dit alles, gevoegd bij de Geboorte met Kardinaal Rollin als donateur, uit het bisschoppelijk paleis te Autun, en enkele portretten uit den Louvre, vormt een geheel van buitengewoon gewicht, dat een der verst ontwikkelde meesters der xve eeuw voor goed doet plaats nemen in de kunstgeschiedenis. De meester van Moulins zouden we den Ingres van zijn tijd kunnen heeten. Jean Bourdichon, een ander koningsschilder moet in de onmiddellijke nabijheid van den Meester van Moulins geplaatst worden. De catalogus schrijft hem een heerlijk portret toe van den Dolfijn, zoon van Karel VIII, gestorven in 1495. Het Koningskind wordt ten halven lijve gezien, in zijn wit kleedje uitlossend op een rooden achtergrond, en is buitengewoon sterk bestudeerd. Men vindt hier als het ware reeds bij voorbaat Holbein's geest. Dit heerlijke stukje behoort toe aan den Heer Ayr te Londen. Fouquet, hoe rijk ook vertegenwoordigd, is niet de belangrijkste figuur der tentoonstelling. Het evenement om beide deelen van het tweeluik herkomstig uit de Kathedraal te Melun, het een van Antwerpen, het andere van Berlijn gekomen, vereenigd te zien, mist zijn uitwerking. Men rekende op het portret van Etienne Chevalier om aan de H. Maagd (Agnès Sorel) uit Antwerpen, haar ware beteekenis te geven. Maar het Berlijnsche stuk, grondig gepoetst, schijnt er haast niet bij te hooren. Het koloriet is hard, het goud klatert, het marmer is kakelbont. Dit alles werkt stoorend. En daar men de protretten uit den Louvre, die toch eigenlijk meer interessant zijn dan mooi, reeds lang kent, en dat de wonderbare miniaturen uit Chantilly en Munchen ontbreken, ondervinden wij tenslotte iets als een teleurstelling. En toch is Fouquet hier met meesterlijk werk vertegenwoordigd, beter nog: met al wat heden aan schilderijen van hem bekend is. Wij zien hier zijn eigen miniatuur-portret; het portret uit de Verzameling Liechtenstein, gedagteekend van 1456, in ieder opzicht meesterlijk - maar lang niet met zekerheid aan Fouquet toegeschreven - een Mansportret ten halven lijve, met mes en wijnglas (Graaf Wilczeck, Weenen) en ten slotte de Man met den Pijl (nr 539 uit het Antwerpsch Museum). Maar ook beide laatste merkwaardige schilderingen kunnen niet zonder alle voorbehoud aan Fouquet worden toegeschreven. Onder de belangwekkendste inzendingen moeten wij melding maken van een klein stukje, nr 89, tentoongesteld door den Heer | |
[pagina *25]
| |
phot. braun, clement &c, paris
ONBEKENDE MEESTER (toegeschreven aan Jean Fouquet) MANSPORTRET, 1456 (Verzameling Liechtenstein, Weenen). | |
[pagina *27]
| |
Phot. Hanfstaengl, München.
JEAN FOUQUET: ETIENNE CHEVALIER MET DEN H. STEFANUS (Kon. Museum van Schilderijen, Berlijn. | |
[pagina *28]
| |
Phot. P. Sauvanaud, Paris.
JEAN CLOUET: DE DOLFIJN FRANÇOIS, ZOON VAN FRANÇOIS I. (Kon. Museum, Antwerpen). | |
[pagina *29]
| |
Phot. P. Sauvanaud, Paris.
JEAN CLOUET: CHARLOTTE, FILLE DE FRANCE (Eigendom van de Heeren Agnew & Co, Londen) | |
[pagina 71]
| |
Ed. Aynard, uit Lyon, en voorstellende de Droom van den Schenker, gecatalogiseerd als ‘Ecole de Picardie.’ De eigenaardigheden van die school zijn ons niet geopenbaard, maar wel zijn ons andere stukken van dezelfde hand bekend - o.a. de beroemde Mis van St. Gilles uit de verzameling van Lord Dudley, tot die van den Heer Steinkopff te Londen overgegaan, en de Legende van St. Gilles in de National Gallery, onder nr 1419 bij de Vlaamsche werken gerangschikt. Van een zeer ver gevorderde kunstuiting zijn die prachtige werken merkwaardig door het bijzondere type der figuren, een beetje ineengedrongen - evenals door hun bijzonder zuivere toets en verbazende uitvoerigheid der onderdeelen, - kwaliteiten die men in het stukje der tentoonstelling weervindt. De werkwijze heeft wel eenige overeenstemming met die van den Maître de Moulins. Een ruime afdeeling der tentoonstelling was gewijd aan de meesters der XVIe eeuw. Hier vinden we de Clouets, Corneille de Lyon, enz., met verscheiden merkwaardige werken. Op naam van Corneille de Lyon en als voorstellende François II wordt het prachtige kinderportret uit Antwerpen (nr 158) tentoongesteld. De Heer Louis Dimier heeft in de Chronique des Arts van 14 Mei 1904 toeschrijving en naam van den afgebeelde als fout aangewezen. In werkelijkheid is dit het portret van den Dolfijn François zoon van François I, gestorven in 1536, geschilderd door Jean Clouet. De Heer Dimier wijst daarbij een herhaling van dit stuk aan in het bezit van den Heer Charles Butler, te Londen. Verder merken wij de tegenhanger van dit stuk op, gecatalogiseerd onder nr 151, als de jonge prinses Jeanne D'Albret. Hier heeft de Heer Dimier ook uitgemaakt dat dit meisje niemand anders is dan de zuster van hooger genoemden Dolfijn, Charlotte ‘fille de France’, en in 1524 in den ouderdom van acht jaar overleden. Dit stuk hoort toe aan de firma Agnew te Londen. De onder Nr 196 tentoongestelde edelman in rijke, sombere, met goud afgezette kleedij, een muts op het hoofd, doet niet aan een Fransch, maar zeer beslist aan een Vlaamsch werk denken; omtrent de voorgestelde persoon kan geen twijfel bestaan: het is François de France, Hertog van Alençon. Als schilder van het stuk werd Moro genoemd; maar met veel meer waarschijnlijkheid mag men het aan Pieter Pourbus toeschrijven, van wien Van Mander getuigt: ‘Het leste dat ick van zyn werck heb ghesien, was een Conterfeytsel van den Duc d'Alençon, dat hy t'Antwerpen nae 't leven had ghedaen, en was een besonder en uytnemende werk.’ Het schilderij is dan ook zeer fraai. Het is herkomstig uit Azay-le-Rideau. Nog vele andere stukken hebben er toe bijgedragen om van deze tentoonstelling een gebeurtenis van gewicht te maken in het kunst- | |
[pagina 72]
| |
leven van onzen tijd - en zouden dan ook ten volle verdienen om hier vermeld te worden. Wij hebben ons echter tot het voornaamste moeten beperken. Zoo we slechts met alle voorbehoud een aanzienlijk aantal namen, die door de inrichters der tentoonstelling werden voorgesteld, kunnen aanvaarden, dan moeten wij toch erkennen dat reeds een eerste schifting gebeurd is. Wij hebben stijl en werkwijze van een aantal belangrijke meesters leeren kennen en onderscheiden. De tijd van nadere bepaling zal later wel komen. Van nu af is het uit met zekere willekeurige toeschrijvingen, voortopgezegt door historici wie 't meer om schijngeleerdheid dan om gezonde critiek te doen was. - Een nieuw hoofdstuk is thans aan de geschiedenis der schilderkunst toegevoegd. Henri Hymans. | |
[pagina t.o. 72]
| |
Phot. P. Sauvanaud, Paris.
PIETER POURBUS (?): FRANÇOIS DE FRANCE, HERTOG VAN ALENÇON. (Eigendom van den Heer Kraemer, Parijs). |
|