| |
| |
| |
| |
Victor Rousseau
HET werk van den Belgischen beeldhouwer Victor Rousseau heeft zich nog niet lang in de bewondering van zijn landgenooten mogen verheugen en ook in den vreemde wordt het nog niet genoeg naar waarde geschat. Maar de kunstenaar is ook slechts 38 jaar en bij zoo'n groote vruchtbaarheid vergeet men dat hij pas een jaar of tien geleden zijn eerste lauweren heeft verworven.
Het is den beeldhouwer tot nu toe alleen te doen geweest om te werken. En zijn werk leeft en spreekt tot ons in onvergankelijke taal. Succes op groote tentoonstellingen, roem, - en de noodige bestellingen, - 't is alles op zijn tijd gekomen. En om dit te verkrijgen heeft de jonge meester nooit 't geringste hoeven op te offeren van zijn ideaal.
Van den aanvang af heeft steeds iets eigenaardigs, iets bizonders, waar ik hier vooral de aandacht op vestigen wil, elk werk van Victor Rousseau onderscheiden. Zelfs bij zijn allereerste begin, toen hij, een nieuweling en nog onzeker van zijn weg, voor den Godecharlesprijs meedong en niet ouder was dan 25 jaar, heeft geen der door hem voortgebrachte werken ooit op die van eenig anderen bekenden meester geleken. Nooit heeft daarin een geleerd criticus of een jaloersch kameraad rechtstreeksche invloeden kunnen ontdekken. Wel is het Rousseau gebeurd dat hij zoo van de atmosfeer van een tijdvak, van een land omringd was en zóo geheel van de kunst van dat moment was doordrongen, dat hij een figuur schiep die niet door de beste beeldhouwers van die periode verloochend zou zijn, zonder daarom op eenig reeds bestaand werk te gelijken, en een trilling van nieuw leven - een eigenaardige, onrustige nervositeit uitstralend onder den door den kunstenaar gewilden vorm.
Ieder stuk dat uit zijn handen komt, bevestigt datzelfde streven naar een hoogere volmaaktheid. De kunstenaar brengt zijne werken
| |
| |
eigenhandig tot uitvoering; hij is een even knap handwerksman als een vindingrijk en beraden beeldhouwer.
Die zekere vrees om den indruk van het geheel te bederven, om het geheimzinnige, het pittige aan een werk te ontnemen, door het tot de uiterste grenzen door te voeren, is hem onbekend. Hij weet altijd breed te blijven en groot, zonder knutselarij, en zelfs een figuurtje van een hand groot weet hij tot de fijnste uiteinden onberispelijk te modeleeren.
En ten slotte wil deze kunstenaar dat een plastische en sculpturale vorm steeds de uitdrukking zij van een verheven gedachte. Nooit geeft hij, ter liefde van een mooi brok werk, een ledige vorm; ieder werk moet een idee bevatten, moet doen denken, de aandacht vasthouden en er zich maar niet enkel toe bepalen om het oog te behagen door een aangenaam silhouetje of een welgeslaagde behandeling.
In België heeft een verkeerde opvatting der Vlaamsche tradities, een jammerlijk misverstaan van de geaardheid van het ras, veel kunstenaars op een dwaalspoor gebracht. Als wondervolle maar niet voldoende ontwikkelde technici, tot geen beschouwende kunst in staat, weten ze eigenlijk geen weg met hun talent en bevredigen ze hun kwellenden scheppingsdrang door het voortbrengen van werken zonder eigenlijke beteekenis, aangenaam voor het oog in hun stoffelijk schoonen vorm wanneer ze beeldhouwer, - rijk en weelderig, als een sappig stilleven, wanneer ze schilder zijn. Dit is slechts éen onvruchtbare zijde der kunst, en onze oude meesters hebben dit genoeg bewezen.
Victor Rousseau is in ieder opzicht een zeer oorspronkelijke persoonlijkheid. Hij is in den vollen zin van 't woord een man van eigen vorming. De Academie heeft hij slechts vluchtig doorloopen. Hij heeft van zijn leermeesters niet anders dan de eerste beginselen der praktijk, het a, b, c van 't vak, geleerd. Later heeft hij eenzaam en zwijgend zijn eigen weg gezocht.
Zijn ontwikkeling is geheel persoonlijk, den indruk van weldoordachte rijpheid, dien wij van zijn werken ontvangen, is niet anders dan de weerspiegeling uit de diepte van zijn eigen innerlijk leven.
Een dergelijke vastheid van wil dient men met eerbied te begroeten. De weg, die hij door zijn volharding, intelligentie en vóorkennis heeft afgelegd, is groot. Victor Rousseau, de kunstenaar, die zóo jong nog, zijn weg reeds gemaakt heeft, had een moeitevolle jeugd en is zelfs tamelijk laat begonnen.
Als zoon van een steenhouwer en leerling van zijn vader, werd hij ornemanist. Zonder twijfel heeft dat nederige werk aan zijn vingers die groote handigheid gegeven en hebben den toekomstigen beeldhouwer voorbereid tot het verkrijgen van een techniek, welke hij zoo heel en al meester is geworden.
| |
| |
VICTOR ROUSSEAU: Maagdelijke liefde, (fragment).
Van zijn zestiende tot zijn vier en twintigste jaar, op dien heerlijken tijd van mensch-wording, onder den drang van duizend verschillende invloeden, kon Victor Rousseau nog nauwlijks lezen en was, in zijn somberen dagloonersstrijd, er zich wel van bewust, hoe wreed hij alles ontberen moest wat het leven waard maakt om geleefd te worden.
Hoe voelde hij dan ook, na die angstig-sombere jaren van zijn jeugd, eindelijk zijn geest ontplooien, toen de omstandigheden den jongen man eindelijk vergunden om uit de nevelen te voorschijn te treden en als 't ware gretig de weldaden eener hoogere beschaving in zich op te nemen.
Toen hij in 1890 meedong naar den Godecharles-prijs, was zijn inzending getiteld: Tourmente de la Pensée, een veel zeggende titel, en hoezeer waren heel het verleden en de toekomst van Rousseau reeds in de kiem van dit werk besloten! Hij werd er voor bekroond. En daar was nu eindelijk de vrijheid, de mogelijkheid om den ouden weg te verlaten om te studeeren en te reizen!
Men begrijpt wat invloed Italië op een geest als de zijne, zoo fijn en ontvankelijk, hebben moest.
Florence, de ideale stad, een juweelenschrijn van kunst in de lijst van een verrukkelijk landschap, moest een blijvenden indruk nalaten
| |
| |
op Victor Rousseau. Zonder iets van zijn eigen karakter in te boeten, kwam hij onder den machtigen indruk van die trotsche en gespierde elegancie, die soms wat droog maar altijd bekorend, samengevat en zuiver is. Hij voelde zich wellicht nog meer aangetrokken door de schilders dan door de beeldhouwers en waar de invloed der quattrocentisten merkbaar is, blijken vooral de groote fresco-schilders in zijn herinnering wakker te zijn gebleven. Hij heeft ze begrepen, hij heeft zich van hun verheven stijl geheel doordrongen, en toch heeft hij hun niets ontleend.
Het waren trouwens geheel andere ingevingen, die zijn kunst vergeestelijken zouden en hem die idealiteit geven, die bij een beeldhouwer nog veel zeldzamer is dan bij een schilder. Victor Rousseau is zeer gevoelig voor poëzie en muziek. Onder den indruk van een stuk van Sofokles of Goethe, na het aanhooren van een symfonie van Beethoven, blijft hij stilzwijgend en ingetogen. In zijn binnenste is dan de kiem van een nieuw werk ontstaan. Dan dwaalt de kunstenaar eenzaam door de velden, beschouwend de altijd wisselende natuur. Dan ondergaat hij de eeuwige bekoring van licht en lucht, de pracht der wouden, den grootschen aanblik der wijde vlakten. Dan rijpt het nauwelijks gevormde denkbeeld, het neemt vasten vorm en omtrek aan. Plotseling keert Rousseau naar zijn werkplaats terug en uit den scheppingsdrang dien hij in zich voelt door 't haastige boetseeren van vlugge, losse schetsen. Langzamerhand verschijnen de juiste omtrekken, de beweging is vleesch geworden, de geheele compositie neemt vorm aan en in de vochtige klei verschijnt stralend het nieuwe beeld....
In zijn eerste werken heeft Rousseau doen blijken dat het vraagstuk der liefde hem bezig hield. Eerst de kuische, bijna onstoffelijke neiging, een zeldzame en bekorende zieleliefde. De werken uit dien tijd zijn niet vrij van eenige schraalheid, gekunstelheid. Die tengere, ranke lichamen verkwijnen als ziekelijke serrebloemen, al te literaire bijgedachten schenen de plastische opvatting geweld aan te doen, te pas en te onpas aangebrachte bloemenkransen verbrokkelden het geheel. Maar toch verleende een buitengewone knapheid van uitvoering reeds groote waarde aan enkele deelen, een hand, een gewricht of een gezicht deden de vastheid van toets en breede opvatting van den meester raden.
Maagdelijke Liefde en Liefdelied twee bas-reliefs, die van een zeer nieuwe en eigenaardige opvatting getuigden, trokken achtereenvolgens de aandacht en werden druk besproken. Deze een beetje onrustbarende werken zouden door andere stoutere, die tegelijk gezonder van vorm waren, worden opgevolgd. Nu durfde Rousseau andere, meer gewaagde onderwerpen aan, dan die van kuische maag-
| |
[pagina t.o. 96]
[p. t.o. 96] | |
VICTOR ROUSSEAU:
‘PUBERTÉ.’
| |
| |
delijke liefde.
VICTOR ROUSSEAU: Demeter. (Koninklijk Museum, Brussel).
In Puberteit werd, zonder eenige grofheid of ruwheid, maar niet minder beslist, een zinnelijk verlangen uitgedrukt. Zijn Dertigjarige Vrouw, een meesterstuk, - verhaalt ons al 't wreede van den rijperen leeftijd, zwaar van smachtend verlangen en leed. Dit is geen onschuld meer, maar een droevig betreuren van het leven der zinnen, de ontgoocheling van het weten, de bittere strijd tusschen 't geestelijke in den mensch tegen den lichamelijken drang, door de
| |
| |
eeuwige leugen van den wellust omweven. Die valstrik, die hefboom der wereld heeft de ziel van Rousseau verontrust.
In elk zijner beelden, onthult zich de kracht van zijn temperament, door den sereenen tegenstand van zijn geest gebreideld. Die strijd tusschen duistere en heldere invloeden, doet aangrijpende tegenstellingen ontstaan. Zijn Demeter, van later tijd (thans in het Museum te Brussel), is hiervan een logisch uitvloeisel. Somber en machtig als de natuur, de levenbarende beheerscheres der geheele wereld, verzinnelijkt deze godin een geheimzinnige scheppingskracht. Zij heeft hier meer van de woeste grootheid van de Erda der Germanen, dan van de rustige majesteit der Latijnsche Ceres. Zij baart het Leven, maar ze ontleent haar wezen aan den Dood, om de stof te doen wisselen en op nieuw te bezielen. Haar starende oogen, haar ernstig voorhoofd, haar zware borsten en machtige flanken drukken krachten uit, even ernstig en fataal als het noodlot en 't altijd vernieuwen der eeuwige stof.
Victor Rousseau heeft kalm-rustige werken zonder bitterheid gemaakt, maar nooit één enkel waaruit levensvreugde sprak... Zijn Lezer, een edele figuur, vol peinzende gedachten, bekoort ons door zijn jeugd, het slanke van zijn ascetisch type, de straling van 't gelaat, waarvan het voorhoofd licht schijnt te verspreiden. We bespeuren hier weinig van het zedelijk pessimisme der meeste werken van Rousseau, het gebaar, dat weinig kracht verraadt, is alleen maar zwaarmoedig...
In 1902 schiep hij zijn Zusteren der Illusie, een kapitaal werk, vrucht van vele werkzame jaren en dat tot nu toe zijn streven het volledigst samenvat. Het is een groep van drie, meer dan levensgroote vrouwen, die oorspronkelijk als motief voor een fontein waren bedoeld. Toen het Brusselsche Museum het werk aankocht, heeft het de oorspronkelijke bestemming doen wijzigen. Het voetstuk zal meer geschikt zijn om in een Museum geplaatst te worden, wanneer het van de vooruitstekende waterbekkens en treden ontdaan is.
Ik geloof dat deze wijziging, geheel in het voordeel van den kunstenaar is. Zijn beeldhouwwerk is niet geschikt voor elke plaatsing en komt ook niet beter tot zijn recht onder de open lucht. Zulke uiterst nauwkeurige, gewilde werken, waarvan elk onderdeel gezocht is en zijn waarde heeft, bezitten geen buitengemeen decorative eigenschappen. De hoofdverdienste van deze kunst ligt niet in de groote omlijning of het evenwicht der massa. Rousseau's werken hebben een meer beperkte omgeving noodig van intimiteit en ingetogenheid. Hij heeft zich alleen misrekend wanneer hij werken voor bouwkundige doeleinden wilde voortbrengen, en daarin den noodigen, eenigszins ruwen eenvoud niet wist te behouden.
Thans zullen de Drie Zusters der Illusie, in 't blanke van hun
| |
| |
marmer, niet prijken boven 't sprankelend water of 't groene gebladerte van een tuin. Maar in het kalme museumlicht zullen ze voor goed hun gelukzalige slankheid in de trotsche oplijning van een meesterstuk tentoon spreiden.
VICTOR ROUSSEAU: Lezer.
In éen harmonieuse beweging vereenigd, verbeelden deze drie
| |
| |
zittende figuren de Beschouwing, de Daad en den Droom, of eenvoudiger nog het Verleden, het Heden en de Toekomst. Maar deze verzinnelijking heeft niets van een gemeenplaats en de plastische weergave er van is geheel nieuw van vorm en opvatting.
VICTOR ROUSSEAU: Portret van Mevr. Françoise Rousseau.
De minst jonge der drie schoone gestalten, hult zich in den weemoed van haar eigen teleurstelling; nog eens vol bitterheid, opnieuw levend de dingen die voorbij zijn, zit zij onbewegelijk neergebogen, met al de verachting van haar nuttelooze kracht en geeft in haar edele berusting wel het ware beeld van het beschouwende leven.
De tweede jonge vrouw is voorgesteld met de beweging van een plotseling gebaar. Naar haar jongste zuster neergebogen, spreekt ze haar van het bedrijvige leven, maar het kind-meisje, de oogen voor het uitwendige leven gesloten, zit roerloos neer in haar onberoerden droom. De geheele toekomst ligt daar, machtig onder haar effen voorhoofd, haar schoone illusies zijn nog niet vervlogen, de ruwe werkelijkheid van het tegenwoordige, evenmin als de wroeging van het verledene, hebben nog geen vat op haar hoop gehad.
Dit werk vereenigt de schoonheid der gedachte met een verrassende volmaaktheid in de uitvoering. Juiste proporties, edele houdingen, voornaamheid der figuren, harmonie en breedheid in de groepeering, gepaard aan volmaakte technische kennis in de bewerking, vormen een geheel waarvan een onbetwistbare bekoring uitgaat.
| |
[pagina t.o. 100]
[p. t.o. 100] | |
VICTOR ROUSSEAU: DE DRIE ZUSTERS DER ILLUSIE
(Koninklijk Museum, Brussel).
| |
| |
VICTOR ROUSSEAU: Portret van Constantin Meunier
Rousseau is vooral een zeer scherp ziend en in zijn onderwerp doordringend portrettist. Men kent de magistrale buste van Françoise Rousseau, de gezellin met het groote hart, met het verheven verstand, die het streven van den artist zoo bewonderenswaardig ondersteunt. Het portret van Mevrouw Gilsoul staat niet beneden deze buste. De blonde schoonheid van het model, de teedere lijnen van het gezicht en den hals hebben den beeldhouwer een knap stuk werk, van vaste teekening en verbazend doorgevoerde techniek geïnspireerd. De voorstelling ervan is even pikant als verrassend.
De gezichtjes der kinderen, met hun stevige omtrekken, met het frissche weefsel van de fijne huid, zijn nooit op keuriger wijze weergegeven. Zie dat groepje van het broertje en het zusje, met die weeke, vlotte lijnen van het fijne, lachende meisjeskopje toch zoo vast en scherp omlijnd, zoo teeder en toch zoo innig geboetseerd.
En dan zijn pas voltooid portret van Constantin Meunier! Hier
| |
| |
heeft de beeldhouwer inderdaad zich zelf overtroffen! Het ware onmogelijk om met meer tot in de ziel dringende piëteit, met meer eerbiedig begrijpen, de gelaatstrekken van den grooten meester weer te geven. Dat met rimpels doorploegde voorhoofd peinst. De oogen, de bleeke blauwe droomoogen in de onbewegelijkheid van hun appels, leven en drukken hun goedheid uit. De mond ademt, de neusvleugels trillen. Dit is wel Constantin Meunier, de groote, moedige, met het medelijdende hart, de vriend der nederigen, denkend aan een of ander grootsch onvoltooid werk. De lieve oude Meester heeft in Victor Rousseau een waardig vertolker gevonden.
De kleine buste van Mevrouw de Gerlache, - gebakken aarde en onyx, - doet ons door de voorstelling en den stijl een weinig denken aan Fransche sculptuur uit de xviiide eeuw, zonder dat we ons toch een bepaald werk uit dien tijd voor den geest kunnen roepen, waaraan het zou herinneren.
Ook de Jonge-Meisjesbuste, die deel uitmaakt van een Renaissance-intérieur, is op geestige wijze geschikt om het Toskaansche Quattro-Cento voor te stellen. Zie dat rond gewelfde voorhoofd, die opgesmukte haartooi, het mysterie van dien mond en die oogen, dat raadsel in die jeugdige trekken besloten. De kunst van een Lippi of een Botticelli, zou een dergelijk gezichtje hebben gestyliseerd.
De buste van M.L. is bizonder treffend door 't zeer duidelijk aangeven van ongeneeslijke blindheid, met smartelijke berusting gedragen.
Het gelaat van M. Leyniers is met zulk een verwonderlijk realisme weergegeven, dat men in het pleister zelfs het gladde weefsel meent te zien van de effen blozende huid en tot zelfs de kleur van den baard, die men van een rossig blond vermoedt. De glimmende neus, die een avontuurtje schijnt te speuren, de stoute oogen met den teederen mond voltooien een buitengemeen karaktervollen kop.
Het portret van een jongen man, onlangs in het zaaltje van den Kunstkring Pour l'Art tentoongesteld, geeft een goed beeld van onze schooljongens, die door overwerken bloedarmoedig zijn geworden, - een zeer aandachtig, oplettend jongensgezicht, verfijnd, nerveus, een beetje al te mager, missend het noodige evenwicht tusschen lichaam en geest.
Al deze bustes geven meer dan de vluchtige en oppervlakkige gelijkenis der camera. Ze onderscheiden zich door het zeer juist verstaan van het karakter en van de meest in 't oog vallende trekken, de plastische weergave van het verstand en het temperament; zij hebben een besliste en algemeene gelijkenis, die meer waard is dan een machinale opmerkingsgave.
| |
| |
VICTOR ROUSSEAU: Onder de Sterren.
De werken, die nu het best een denkbeeld geven van het talent, en ik zou zelfs zeggen van de ‘manier’ van Rousseau, zijn stukken van kleine afmeting, gewoonlijk in brons uitgevoerd en buitengewoon precies door hunne nauwkeurige en zeer verzorgde bewerking.
Rousseau bezit een rijke en zeer vruchtbare fantaisie. Hij blijft niet eeuwig met devote kniebuigingen voor een en 't zelfde werk liggen
| |
| |
zooals zooveel andere artisten, met weinig hulpmiddelen. In 't bezit van een zeer bedreven techniek verstaat Rousseau de kunst om zijn opvattingen onmiddellijk en op gepaste wijze uit te voeren. Buiten zijn groote gedichten, als zijn Demeter en de Zusters der Illusie, schrijft hij sonetten waarin hij aan zijn schoone droomen een volmaakten vorm weet te geven. De stoffelijke grootte komt er weinig op aan. De meeste zijner ‘kleine’ bronzen zijn inderdaad ‘groot’ door hun gevoel, vindingsgave en moreele uitdrukking. Men zegt van zekere schilderijen: ‘dat ze groote doeken zijn in een kleine lijst’. Hetzelfde zou voor deze beeldjes kunnen gelden. Zij geven geen blijk van een moeilijke dracht. Integendeel schijnt het dat de noodzakelijkheid om vluchtige indrukken vast te houden - om een compositie bij 't eerste ontwerp harmonieus saam te stellen, den kunstenaar dwingen om het werk van zijn verbeelding in een beknopten vorm saam te vatten. Het kan echter gebeuren dat de gedachte ze later langzaam rijpen doet en dat 't kleine werkje weer hervat en verder bewerkt wordt.
VICTOR ROUSSEAU: Vrouw met den hoed.
Die werken zijn zeer talrijk, zeer verscheiden, zij zijn elkaar onderling verwant door de vrijwillige verzorging van den vorm, een lenige en volgehouden ronding, een tot in de kleinste onderdeelen van het gezicht, de voeten, de handen verzorgde uitvoering - die toch altijd haar karakter van grootheid blijft bewaren. - Wellicht kan men nu en dan een zekere gelijkheid der voorgestelde typen opmerken. Een jongeling van een zeldzame, verfijnde en verteederde
| |
[pagina t.o. 104]
[p. t.o. 104] | |
VICTOR ROUSSEAU:
NAAR HET LEVEN HEEN.
(Koninklijk Museum, Brussel).
| |
| |
lichaamschoonheid, en een jong meisje van ongekunstelde bekoorlijkheid schijnen zijn geliefkoosde modellen te zijn.
Vóor het Leven, Onder de Sterren, Nieuwsgierig, Naar het Leven heen, Innigheid, De Beker van het Genot, De Vrouw met den Hoed, de Zomer, Ontroerd, enz. enz: vormen een geheele serie figuurtjes of groepjes, die elk hun eigen beteekenis en geest bezitten.
In Victor Rousseau ontmoeten wij een persoonlijkheid, die zich zeer duidelijk laat omschrijven. Na Rodin en Lambeaux, bezit hij op een andere manier, met zijn eigen middelen, zijn eigen zeer beslisten en vooral duidelijk aangegeven vorm, en zonder ooit een enkele concessie aan het toevallige, aan 't onaffe te doen, schept hij meesterstukken vol tintelend leven en toch vol droomerig verstand te gelijk. Op zijn beurt schaart hij zich onder de meesters van onze tegenwoordige wondervolle beeldhouwschool; hij blijft altijd zichzelf, al behoort hij bij ons, niettegenstaande zijn scherp omlijnde, gedrongen werkmanier en zijn sober-mooie opvatting. Onder 't reeds een weinig ontlooverde voorhoofd van dezen artist van 38 jaar, ontkiemen nog steeds nieuwe plannen voor krachtiger, verhevener en schooner werken en zijn levendige energie zal die weten te verwezenlijken. Daarop mogen wij met vertrouwen rekenen.
Paul Lambotte.
|
|