Onze Kunst. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 65]
| |
DAVID TENIERS: BOERENMAALTIJD
(Museum, Prentenkabinet, Berlijn). | |
[pagina 65]
| |
De teekeningen der Vlaamsche meestersDe kleine meesters der XVIIe eeuwDe Genreschilders. - David Teniers (1610-1690) bekleedt den eersten rang onder de Vlaamsche kleinmeesters en de genreschilders der xviie eeuw. De hoedanigheden, die hem kenmerken als penseeler, vindt men in zijne teekeningen weer. Hij is levendig en vlug van toets, zeker van hand, eerder voornaam dan boersch in de opvatting van het boerenleven. Hem treft het schilderachtige in de zeden der dorpelingen, het prettige van hun figuur, het kleurige van hun dos, het onbezorgde van hun vermaken. Hij laat uitkomen wat zij aantrekkelijks hebben en verbergt wat er grofs in hun gewoonten ligt. Zijne teekeningen zijn elegant, pittig; zooals hij schildert met kleine penseelslagen, zoo teekent hij met korte trekken, die in weinige lijnen vorm en leven aan zijn personages geven. Liefst hanteert hij daarbij het potlood, zooals in de Boerenmaaltijd uit het Prentencabinet te Berlijn en het Rookende boertje te Dresden, die wij hierbij weergeven. Het eerste is een zijner fraaiste, volledigst afgewerkte tooneeltjes met al zijn gemak van ineenzetting en zijn opgewekte bedrijvigheid. Soms ook gebruikt hij rood of zwart krijt; enkele keeren wascht hij zijne bladen met inkt. Zooals in het groote blad uit het Museum te Berlijn teekent hij soms heele tooneelen, die een schilderij op zich zelve en toch geen studie voor een penseelwerk uitmaken. Soms behandelt hij op het papier onderwerpen, die hij later op het doek brengt, zooals de Antonius' Tentatie, een zorgvuldig afgewerkte teekening met inkt gewasschen in l'Ermitage en zooals de Slechte Rijke uit den Louvre. Dan weer zijn het studiën van rookende en drinkende boeren, waar hij de kleuren op aanduidt van hun plunje, zooals in een stuk te Chantilly, of schetsen van boeren zooals te Stockholm, te St. Petersburg en in de Albertina, van veldgezichten en van apen zooals in het | |
[pagina 66]
| |
British Museum, de eene zeer los daarheen geworpen, de andere in zijn lichten maar keurigen trant. DAVID TENIERS: Rookende Boer
(Prentenkabinet van het Museum te Dresden). Van zijne volgelingen bezitten wij weinig. Van David Ryckaert (1612-1661) is zeer waarschijnlijk een prachtige teekening in het British Museum, geteekend R.D., maar onder de werken van Brouwer gerangschikt. Van Adriaan Brouwer (1606-1638) zelf bewaart het British Museum vier groote studiën uit het kroegleven en het Museum te Stockholm een grooter aantal stukken van gelijken aard, waarbij komen een viertal boerenkoppen, die wij hier weergeven, omdat zij zoo kenmerkend zijn voor den rijk begaafden kunstenaar. Brutaler krabbeling kan men zich niet verbeelden, noch wonderbaarder gave van uit dien warboel leven en luim te doen optintelen. | |
[pagina 67]
| |
ADRIAAN BROUWER: Studiehoofd
(Stockholm, Museum). ADRIAAN BROUWER: Boerenherberg
(Verzameling C. Hofstede de Groot, 's-Gravenhage). In het bezit van den heer Hofstede de Groot te 's Gravenhage, bevinden zich negen groote teekeningen van Adriaan Brouwer, in rood krijt van verschillende tinten, in blauw of zwart krijt, hier en daar wat opgewerkt met blauwe waterverf of inkt, en vertoonende groepen van tuischende, rookende, drinkende, dansende, vrijende boeren, met enkele breede vegen en trekken aangeduid en toch op hun plaats gezet. Het plezier straalt uit hun tronies met twee messneden gebeiteld en uit hun lijf met een paar vegen gekrabbeld. De eigenaar gelooft, en wij stemmen gaarne met hem in, dat deze bladen van die teekeningen | |
[pagina 68]
| |
zijn, welke Brouwer in de herbergen maakte om zijne verteringen te betalen, wanneer hij geen geld op zak had. ADRIAAN BROUWER: Boerenherberg
(Verzameling C. Hofstede de Groot, 's-Gravenhage). Van den jongen Frans Francken (1581-1642) treffen wij in de Albertina nog al onverwachts een Heksentooneel aan in den aard van den helschen Breughel. Men zou aarzelen aan hem te denken ware het niet dat hij zijn naam schreef op de lijst van een schilderijtje, dat aan den muur hangt; hetzelfde middel om zich te doen kennen gebruikte hij in een andere teekening, een zinnebeeldig onderwerp dat de Louvre bezit. Den naam van zijn kozijn Jan Francken (1581-1624) vinden wij op eene tweekleurige teekening, Drie geknielde Vrouwen in den Louvre waarop wij lezen Johan Franck invent. 1620. Van Pieter van Avont (1600-1652), den kinderschilder, treffen wij in het British Museum een zijner gewone groepen aan, Maria met de kinderen Jesus en Joannes, een fraaie teekening in den trant van Cornelis Schut.
Schilders van Krijgstooneelen. - Onze schilders van krijgstooneelen worden vertegenwoordigd door Cornelis De Wael (1592-?), die ook wel andere onderwerpen behandelde, maar van wien wij verscheiden reeksen van teekeningen, nagenoeg alleen gevechten, kennen, zooals de 14 stuks in den Louvre en de penteekeningen in het Museum te Stockholm. Het Rijksmuseum te Amsterdam heeft van hem een Havenscene in den Oost, onder den naam van zijn vader Jan. | |
[pagina t.o. 68]
| |
ADRIAAN BROUWER: STUDIEHOOFDEN
(Stockholm, Museum). | |
[pagina t.o. 69]
| |
ADR. BROUWER: BOERENHERBERG
(Verzameling Hofstede de Groot, 's Gravenhage). | |
[pagina 69]
| |
FRANS VAN DER MEULEN: De Intrede van den hertog van Lorreinen te Buda-Pest
(Albertina, Weenen). Peter Snayers (1592-1667), de vervaardiger der groote militaire stukken, heeft in de Uffizi te Florence tal van studiën voor soldatengroepen, met de pen geteekend en met inkt gewasschen; in de Albertina een drietal landschappen met veldslagen. Van Robert van den Hoecke (1622-?), vinden wij verscheiden militaire stukken in de Albertina in Snayers' trant; het Prentenkabinet te Berlijn bezit van hem twee stuks in medaillon: het eene een tweegevecht met den titel Ducq de Monmorency, het andere een intocht met de aanduiding Bordeaus. Adam-Frans van der Meulen (1632-1690), onderscheidde zich als teekenaar door dezelfde hoedanigheden, die hij als schilder bezat: levendigheid en sierlijkheid. Mariette getuigt van hem dat, vooraleer de wapenfeiten van Lodewijk XIV te schilderen, hij zich ter plaatse begaf om nauwkeurig de gezichten van steden en gronden, waarop de veldslagen geleverd werden, te teekenen; zulke stukken vinden wij in de Albertina: een gezicht van St.-Omaars, de Intrede van den hertog van Lorreinen te Buda-Pest en les Echevins de Paris faisant à genoux une harangue à la reine. Dresden, Berlijn en St. Petersburg bezitten studiën van ruiters en voetgangers meesterlijk uitgevoerd, altijd met groote zorg soms microscopisch fijn bewerkt. Een naam, dien men elders niet aantreft, leest men onder een ruiterijgevecht in het Museum te Breinen, onderteekend P. van de Peere F. Het stuk herinnert aan het gevecht van Constantinus en | |
[pagina 70]
| |
Maxentius door Rubens, maar staat er ver beneden als uitvoering. Volgens de toelichting ontleend aan de Liggeren der St. Lucasgilde zou de maker een Pauwels van de Peer, leerling van Joos Daniël te Antwerpen in 1658-1659, geweest zijn. PAUL DE VOS: Doode natuur
(Museum Plantin-Moretus, Antwerpen). Dieren- en Doode-natuurschilders. - Twee groote dieren- en doode natuurschilders waren medewerkers van Rubens: Frans Snijders en Paul De Vos, van beiden bezitten wij teekeningen, van den eerste minder, van den andere meer. Maar zooals het met hunne schilderijen gegaan is, wordt een deel der werken van Paul De Vos aan zijnen meer gekenden kunstmakker toegeschreven. Frans Snijders (1579-1657) is een keurige, uitmuntende teekenaar zooals hij een glanzende schilder was. Slechts weinige stukken, die zijnen naam dragen komen hem toe; echt zijn twee fraaie teekeningen in den Louvre: Dood wild en Doode vogels; in het British Museum, een Kraam met wild en fruit en een Hanengevecht: te Dresden, een Hondenstudie en een Hertenjacht. Paulus De Vos († 1590-1678), teekent losser en vlakker; de meeste zijner stukken staan op Snijders' naam, enkel in het British Museum treffen wij een Reebokkenjacht van hem aan. Elders (Vlaamsche School 1891, blz. 91) beschreven wij een studieboek van hem, dat | |
[pagina t.o. 70]
| |
JAN FYT: VECHTENDE HONDEN
(Museum, Prentenkabinet, Dresden). | |
[pagina 71]
| |
de heer René della Faille te Antwerpen bezat en waarin een dertigtal teekeningen verzameld zijn; de eene los gekrabbeld in potlood, de andere zorgvuldig met de pen geteekend en met inkt gewasschen. Buitendien bezat de heer René della Faille nog een tiental afzonderlijke stukken eveneens met zorg geteekend en gewasschen met bister op een blauw getinten grond. Deze laatste zijn geen studiën voor schilderijen, het zijn eerder Albumblaadjes of teekeningen bestemd om afzonderlijk verkocht te worden. Op een der blaadjes uit het studieboek van Paulus De Vos troffen wij de eigenhandige bevestiging aan, dat hij in dienst van Rubens werkte. Het luidt daar in eene aanteekening: ‘Ick Pauwels de Vos hebbe voor Peter Rubbens ghewrocht 6 daaghen.Ga naar voetnoot(1)’ Een derde onder de voornaamste medewerkers van Rubens verdient hier vermeld te worden, namelijk Jan Wildens (1586-1653). Zijn eigen schilderijen zijn haast onvindbaar, zijn gekende teekeningen zijn niet veel talrijker. De Louvre bezit van hem een fraai landschap; de Albertina verscheiden stukken van denzelfden aard met personages uit de geschiedenis van Jozef; het Prentenkabinet te Amsterdam een Jachtstoet. Een der stukken uit de Albertina is door hem onderteekend, de overige zijn het niet, maar zijn wel in zijnen trant en worden hem met voldoende waarschijnlijkheid toegekend. Evenals van Paulus De Vos is er van een anderen welgekenden dierenschilder Peter Boel (1622-1674) een studieboek bewaard gebleven. Het bevindt zich in den Louvre en bevat in drie bandjes 213 zeer merkwaardige teekeningen naar dieren. Van Jan Fyt (1611-1661), den uitmuntenden dierenschilder, bezit het British Museum een teekening van Jachthonden met wild en geweer, in zijne forsche manier gedaan. In het Prentenkabinet te Berlijn bevinden zich drie stuks honden ruw en ferm geteekend; te Dresden een Hondengevecht. De Louvre en het Museum van Rotterdam bevatten werken van hem van minder zekere echtheid. Daniël Seghers (1590-1661), de beroemde bloemenschilder, teekende ook wel eens een landschap, ten bewijze hiervan strekt het eenige stuk, dat wij van hem kennen, dat in het Prentenkabinet te Berlijn berust en eigenhandig door hem is onderteekend Daniël Seghers Soctis Jesu. Van den grooten stillevenschilder Jan De Heem (1606-1683-4) bezit de Albertina een uitmunde teekening: vruchten, een kreeft, een bokaal, zeer fijn, glad, smeltend van toets. | |
[pagina 72]
| |
De Landschapschilders. - Teekeningen van eigenlijke landschapschilders treffen wij in groot getal aan. Van Rubens' trouwen medewerker Lucas van Uden (1595-1672), kennen wij een overvloed van stukken. De Louvre, de Albertina, het British Museum, de Ermitage, Dresden, Berlijn, Stockholm bezitten ervan; vele zijn onderteekend door hem; enkele dragen jaartallen: 1640, 1644, 1648, 1649 of de plaatsen waar zij vervaardigd werden: Bochhoudt, Kockerberg. Zonder onderscheid zijn zij fijn van teekening, vooral die welke met de pen gemaakt zijn; gaarne haalt hij ze op met een beetje blauw of groen. Hij vervaardigde ze minder als studiën voor zijne werken dan wel als blaadjes, die kunststukjes op zich zelve vormen. Zijn trant is hierin, zooals in zijne etsen, minder breed dan in de stukken, welke hij samen met Rubens maakte; als teekenaar laat hij eerder aan den invloed van fluweelen Breughel denken. Hij ziet de natuur juist, hij bemint ze niet alleen in de bijzonderheden, maar ook in hare grootsche vergezichten; hetzij hij een enkelen boom of een grenzelooze ruimte tot model kiest, altijd beeldt hij ze af fijntjes en netjes als teekende hij met nauwgezetheid een kostelijk kleinood. In dezen miniatuurachtigen trant wordt hij nog verre overtroffen door Gillis Nyts (1617?-1686-7), wiens ontelbare stukjes op papier of perkament men zoo wat overal aantreft. Zooals Jan Wiericx vóór hem het deed, zooals Overlaet het na hem zou doen, teekende hij haarfijne gezichtjes van allen aard met of zonder personages, landschappen, waters, kasteelen, bouwvallen, steden, ook wel eens historietjes, altijd met ongeëvenaarde keurigheid en handigheid, maar ook met onmiskenbare behaagzucht. Ook van Abraham Genoels (1640-1723), bezitten wij tal van landschappen; op vele ervan schreef hij zijn naam en herhaaldelijk liet hij dien volgen door zijn bentnaam Archimedes. Zoo lezen wij op een stuk in den Louvre ‘A Genoels of Archimedes;’ op een in het British Museum: ‘A Genoels ofte Archimedes out 78 jaer;’ op een in Teyler-Museum: ‘A. Genoels alias Archimedes Ao 1694, 27 nov.;’ op een teekening in het Museum te Rijsel ‘Abraham Genoels ofte Roomschen Archimedes out 79 jaer tot Antwerpen. 16 Meert 't jaer 1719.’ Al die teekeningen zijn wel verzorgd, behagelijk van vorm, in den trant van den rococo-tijd, waarin de kunst getreden was in het laatste deel van 's kunstenaars leven. Van Adriaan van Stalbemt (1580-1662), kennen wij slechts een teekening of liever een waterverfschildering in Teyler-Museum, een Gezicht op een Dorpsplein; in den achtergrond boomen, op den voorgrond boeren en vee. Van den Mechelschen landschapschilder Cornelis Huysmans | |
[pagina t.o. 72]
| |
LUCAS VAN UDEN: LANDSCHAP
(Weenen, Albertina). | |
[pagina 73]
| |
(1648-1727) bezit het Museum te Dresden een paar flauwtjes geteekende stukken. BONAVENTURA PEETERS: Storm op zee
(Museum Plantin-Moretus, Antwerpen). Van de minder gekende landschapschilders stippen wij aan een stuk geteekend ‘L. de Vadder f.’ in den Louvre; van Peter van Blommen (1657-1720), verscheiden schoone landgezichten in het British Museum; van Antoon Mirou, twee landschappen in het Prentenkabinet te Berlijn, gedagteekend het eene van 1617 het andere van 1618; van Jan Siberechts (1627-1703?) in de verzameling van Sir Chs Robinson een heuvelig landschap met het opschrift: ‘J. Sybrecht f. Bij Chetsworth in Derbijshire,’ een der vele gezichten, welke hij in Engeland teekende. Van den Kortrijkzaan Jacob Savery vindt men in de Albertina een zeer mooie waterverfschildering: een bevrozen rivier met een stad in den achtergrond en op den voorgrond pretmakende figuurtjes in den aard van Peter Breughel. | |
[pagina 74]
| |
Van den zeeschilder Bonaventuur Peeters (1614-1652), bezit de verzameling René della Faille een groot zeegezicht, de Ermitage een paar stukken van denzelfden aard. In het Museum Plantin-Moretus bevindt zich van hem een Storm op zee, in waterverf, zeer keurig en kleurig gedaan, waar hij, die ook naam had als poëet, een versje van vier en twintig regels bij schreef. Van zijn broeder Jan (1624-1677?), bezitten de Albertina en het British Museum tal van havengezichten uit Holland en uit den Oost. Van den Gentenaar Lieven Cruyl (1640?-1720), die zich te Rome ging vestigen en vele gezichten uit die stad teekende voor de graveurs, vinden wij in South-Kensington Museum een gezicht op de brug en op de burcht van S. Angelo, een zeer fraaie penteekening.
Max Rooses. (Wordt voortgezet). |
|