Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Amsterdam
Bij Van Wisselingh
Gaarne had ik te dezer plaatse iets gezegd over de mooie tentoonstelling van het werk van W. de Zwart, maar daar mij daartoe de tijd ontbrak en sedert de heer Plasschaert in de Kroniek, de heer Pit in de XXe Eeuw over de kunst van dien meester het hoofdzakelijkste hebben geschreven, kan ik ditmaal volstaan met de reproductie van een zijner mooie schilderijtjes.
Niet om de volledigheid der uiting, noch ook omdat het de Zwart van zijn meest bekenden kant typisch karakteriseert, maar juist om het speciale in de vizie, het heerlijk verzorgen van enkele partijen als de paarden in het zilveren strandlicht en de pikante teekening van het zwarte figuurtje, verdient dit specimen mijns inziens hier te staan.
Van Breitner was er een nieuw groot schilderij van het Damrak met den toren der oude kerk boven de huizen uit.
Na een vorig stuk dat de mooie rij oude huizen met hun veelzeggende raamgaten en hun bonte wisseling van oud-roestige, grijs-verweerde en nieuw-geverfde achtergevels te zien gaf, was dit veel meer een compleet schilderij.
In plaats parallel met de lijst, dus vlak en face zoo te zeggen is hier van het Damrak waarvan een schuin stuk als voorgrond den rechter hoek vult, de overkant perspectivisch gezien en wordt juist die naar rechts afschuinende lijn prachtig gevangen door het verticaal opstaan van de kloeke open torenspits.
Het is meer een compleet schilderij zeide ik straks zonder daarmee te willen aanduiden, dat het, zooals meestal, een zwakkere uiting is, dan de eerste conceptie van hetzelfde geval. En al was het alleen om de vochtige, verwaaide lucht, die zoo prachtig vér en ijl boven de massieve dingen der aarde heenvaart, en om de gladheid der bonkig-zware schuitenrompen in het stille water, zou dit werk onder Breitner's beste schilderingen van Amsterdam genoemd moeten worden.
Alleen de voorgrond met zijn blonde zandkleur waarmee het bloeiende rood van kinderkleertjes een charmant bouquet maakt, is even bevreemdend voor wie Amsterdam kennende, dit voor een effect bejagende fantasie van den schilder zou houden. Wie echter weet hoe tijdens den aanleg van de electrische tramlijn werkelijk geruimen tijd de geheele straat met zand bespreid, deze kleur had, begrijpt, dat juist die plotselinge verandering en verrijking der toonwaarden een groote aantrekkelijkheid kon zijn, zooals na pas gevallen sneeuw alles in één nacht herboren schijnt. Aan den anderen kant leert ook dit weer hoe gevaarlijk het is voorbijgaande en niet algemeen bekende toevalligheden te vereeuwigen, die hoe bekoorlijk ze ook schijnen ons altijd aandoen als ontdekten we bij een ouden bekende een nieuwe, onverklaarbare en daarom even verontrustende karaktertrek.
Naar wij vernemen is het stuk bestemd voor de tentoonstelling te St. Louis.
W.V.