| |
| |
| |
| |
De teekeningen der Vlaamsche meesters
Jordaens en andere historieschilders der XVIIe eeuw
De Historieschilders. - De historieschilders, die niet onder Rubens' onmiddellijke leiding werkten, maar die nochtans zooals al de Vlaamsche kunstenaars der xviie eeuw zijn invloed ondergingen, vertoonen dezelfde kenteekens als zijn eigen leerlingen, met uitzondering altijd van Antoon van Dijck. Het zijn weergalmen van de groote stem, die de nieuwe leer verkondde, hetzelfde zeggende, maar met minder kracht, zonder eigenaardigen klank.
Van verscheiden hunner bezitten wij zooveel als geen teekeningen: van Gaspar De Crayer (1582-1669), een paar twijfelachtige stukken; van Geeraard Zegers (1591-1651), een teekening voor de plaatsnijders in Teyler's Museum en een fraai en echt stuk den H. Franciscus van Assisi tusschen twee engelen in de Ermitage; van Justus Suttermans (1597-1681), eenige studiën voor portretten in den Louvre en in de Uffizi.
Van een anderen Vlaming, die zich ook al vroeg in Italië ging vestigen, den Bruggeling Peeter De Witte of Candido (1617-1667) vinden wij een Aanbidding der Koningen en een Graflegging van Christus in den Louvre. Op dit laatste leest men het opschrift: Dipinto da me Pietro Candido per uno altare alla badia di Sto Jiusto poco fuori di Volterra questo e il secondo altare di mia mano in detta Chiesa.
Van een derden Vlaming, die het grootste gedeelte van zijn leven in Italië doorbracht, Lieven Meus of Mehus (1630-1691), van Audenaarde, bewaart de Louvre de Martelie van een heilige onderteekend ‘Livio Meus.’
Nicolaas van der Horst (1598-1640), bezorgde veel teekeningen aan de boekdrukkers om hunne uitgaven te versieren. Het Museum Plantin-Moretus bezit er zoo eene, de Intrede van Maria van Medici te
| |
| |
Amsterdam; in het British Museum vinden wij er een andere: een stuk uit de Bijbelsche Geschiedenis.
Onder de mannen van een volgend geslacht zijn er twee vruchtbare teekenaars. De eerste is Godfried Maes (1649-1700), van wien men onderwerpen uit de heilige geschiedenis vindt in den Louvre, in het British Museum, in de Albertina, in de Ermitage, in het Prentenkabinet te Berlijn en in het Museum-Plantin Moretus. De tweede is Jan-Erasm Quellin (1634-1715), die zijne teekeningen placht met naam en jaartal te onderteekenen en van wien wij godsdienstige, mythologische en allegorische stukken vinden in de Albertina, in Teyler's Museum, in het Museum Plantin-Moretus, in de verzameling René Della Faille, in de Prentenkabinetten te Amsterdam en te Stockholm. Een der minder bekenden onderscheidt zich door zijn trouwe en gelukkige navolging van Rubens, het is Antoon Schoonjans (1650-1717), van wien het British Museum een Susanna en een Noë met zijn dochters bezit.
Zeer sterk boven deze allen staat door zijne oorspronkelijkheid Jacob Jordaens (1593-1678). Hij ook is van Rubensche afkomst door menigen trek, door de rijke kleur, het volle uitbundige leven; maar hij bewaart als schilder zooveel eigenaardigheid, dat hij bij den eersten oogslag te onderscheiden valt van den grooten voorganger, en dat grondiger studie zijne zeer persoonlijke opvatting der onderwerpen en zijne glansende weergeving meer en meer doet bewonderen. Ook als teekenaar is hij merkwaardig en verdient dat wij bij hem stilstaan.
Jordaens werd in 1615 als vrijmeester in de St. Lucasgilde aanvaard en werd toen in de Liggeren geboekt als ‘Waterscilder’. Hij is op verre na niet de eenige, die met deze benaming werd ingeschreven, maar hij is de eenige schilder van naam, die aldus wordt aangeduid in het register onzer kunstenaarsgilde. Door ‘Waterschilder’ of ‘Waterverfschilder’ verstond men iemand, die wandbehangsels in waterverf schilderde. Zulke schilderingen werden soms uitgevoerd op doeken, waarop de figuren in omtrek gedrukt waren. Wonder genoeg, geen enkel dier waterverfschilderingen is bewaard gebleven of ten minste is ons bekend. Jordaens vervaardigde vele patronen voor tapijten, hetzij dat zijn werken in tapijt werden geweven, hetzij dat zij in waterverf op doek geschilderd werden. In den inventaris van wijlen Signor Michiel Wauters, koopman in tapijten, opgemaakt den 16n October 1679, het jaar na des schilders overlijden, worden er dertig stukken vermeld, ‘de patroonen den welcke de voornoemde overledene gecocht heeft in het sterfhuys van wylen Signor Jourdaens in syn leven schilder binnen deser stadt Antwerpen.’
| |
[pagina t.o. 152]
[p. t.o. 152] | |
JAC. JORDAENS
VERITAS DEI
(British Museum, Londen).
| |
| |
JAC. JORDAENS: DE VALKENJACHT
(British Museum, Londen).
Kennen wij de patronen zelve niet meer, dan kennen wij uit dezen inventaris ten minste eenige der onderwerpen, welke Jordaens er voor schilderde op papier. Als een echte waterschilder vervaardigde hij de schetsen voor zijne patronen in waterverf en indien zijne teekeningen verschillen van die der andere kunstenaars, doordien zij meest altijd gekleurd zijn, dan komt het wel voort uit de gewoonte, die hij in zijn eerste jaren had aangenomen, zijne studiën voor tapijten in bonte verf op het papier te brengen. Belangrijk voor de geschiedenis zijn de overgebleven stukken van dien aard, omdat zij getuigenis afleggen van die eigenaardigheid en ook om hun kunstwaarde. Jordaens toont zich in deze als een geboren kolorist; hoog en stout van toon, bont in de kleur, verfijnd van tint, harmonisch in de kracht.
Teekeningen in kleur, bestemd om als modellen voor de tapijtpatronen te dienen, vinden wij in verscheiden verzamelingen. In den Louvre, een Voorraadkamer, waar men een kok en een kokin ziet; hij houdt een reebok, zij een mand met fruit in de handen. Kolommen rechts en links en een vruchtenfestoen omlijsten het tafereel. De tapijt geweven voor dit stuk werd in 1880 te Brussel door den heer Braquenié ten toon gesteld en maakt deel uit van een reeks van acht tooneelen ontleend aan het leven der tafelvoorzieners, waarvan ook een exemplaar aanwezig is in het keizerlijk paleis te Weenen en die verbeelden:
| |
| |
het Hoenderhok en het Hoenderhof, de Keuken, de Wildkooperswinkel, de Wijnkelder, de Jacht met de honden en met de valken en het Vroolijke Gezelschap. De teekening voor de Valkenjacht hoort toe aan het British Museum. In deze laatste verzameling vinden wij nog een Waterpartij voorgesteld op een tooneel met weggeschoven gordijn, klaarblijkelijk bestemd om als tapijt geweven of geschilderd te worden.
Het prentenkabinet te Berlijn bezit een keuken, waarin men een meid ziet die vruchten aanneemt van twee vrouwen; ook dit gezicht is omlijst met een architecturaal raam en kolommen en hoort klaarblijkelijk toe aan een soortgelijke reeks. Een stuk, dat in de verzameling Habich voorkwam, verbeeldende eene vrouw, die bloemen aanbrengt en een boot die dood gevogelte aanvoert, schijnt eveneens tot zulk een groep te behooren. De Ermitage te St. Petersburg bezit een teekening in inkt en rood krijt, een der maanden voorstellende en waarschijnlijk tot een reeks van twaalf stukken behoorende, verschillende van de plafonds, die zich in den Luxembourg te Parijs bevinden. Het opschrift luidt:
Den Meert seer lange begeert
Hij steeckt met synen steert
Boreas die blaest hij maeckt
Flerecyn, gicht en tertiaen
(Die den mensch) doen vergaen.
Ik zou het zoo boud niet durven bevestigen, maar het komt mij voor dat een deel der teekeningen van Jordaens, wier onderwerp ontleend is aan Bijbel en Evangelie of die stichtende allegoriën vertoonen en waarvan men in geen zijner schilderijen de weerga vindt, voor tapijtwerken bestemd waren: zoo een Offer van Abraham in het Museum te Berlijn, zoo nog een drietal stukken ontleend aan de Handelingen der Apostelen te Rotterdam, een paar allegoriën Justitia en Charitas te Amsterdam, een Veritas Dei, in het British Museum, verscheiden tooneelen uit den Bijbel en het Evangelie in de Ermitage, onder ander een met opschrift: ‘Overmidts de Joden teeckens begeeren en de Griecken wysheyd soecken, doch wij predicken Christum den gecruysten den Joden een ergernisse en den Griecken een dwaesheydt, maer beyde de Joden en Griecken die predicken wy de wijsheijdt Godts en de Cracht Godts, I Cor. 2. 22, 23, 24.’ Het stuk is gedagteekend ‘27 Martii 1658, Haǵ.’ Het opschrift heeft een sterken protestantschen smaak en er bestaat dan ook geen twijfel dat, toen Jordaens het schreef, hij reeds tot den hervormden godsdienst was overgegaan.
| |
[pagina t.o. 154]
[p. t.o. 154] | |
JAC. JORDAENS:
HET MIRAKEL VAN DEN H. MARTINUS
(Max Rooses, Antwerpen).
| |
| |
JAC. JORDAENS: EEN VIGNET
(Albertina, Weenen).
Van hetzelfde jaar, 9 Januari 1658, bestaat er in het Museum te Grenoble een teekening van hem, eveneens van leerenden aard, waarvan het opschrift, beginnende met de woorden: ‘De Waerheyt is voor Coninghen en prinsen Eenen seer seltsaemen vogel,’ ook nogal puriteinsch-calvinistisch klinkt, vooral wanneer men in aanmerking neemt dat onder de koningen en prinsen ook afgebeeld staan bisschoppen en kardinalen.
Ook in zijne overige teekeningen bleef Jordaens over het algemeen een waterverfschilder. Het is niet heel duidelijk met welk inzicht hij deze vervaardigde. Wij onderscheiden er van twee soorten. De eerste zijn met zorg bewerkte stukken metende van 20 tot 50 centimeters aan de langste zijde, in bonte verf van de hoogste tonen: rood, blauw, geel, bruin, berekend op machtig kleureneffect, niet zooals een schilder een studie zou maken of een schets aanleggen, maar zooals een hedendaagsche aquarellist een werk zou vervaardigen, bestemd om ingelijst te worden. Andere zijn soberder gekleurd, in weinig versmolten, matte tonen, maar behagende toch door hunne stille harmonie. Sommige eindelijk zijn met inkt of bister geteekend en met eenige weinige tinten gewasschen en schijnen eerder los daar heen geworpen ontwerpen, dan wel afgewerkte stukken.
Onder de rijkgekleurde, zorgvuldig bewerkte stukken rekenen wij: een Saterskop in den Louvre, een Boot, mannen, vrouwen en vee overvoerende, den H. Martinus mirakels doende, en de Aanbidding der Herders in het British Museum, de Bruiloft van Chanaan, en een Herderlijk tafereel in het Prentenkabinet te Berlijn, de Opdracht in den
| |
| |
tempel in de Albertina, den H. Martinus mirakels doende, in mijn bezit. Zeer eigenaardig is het kleine stuk uit de Albertina, eene oude vrouw met een Mercurius-hoed op het hoofd, de beide handen aan een schotel, in eene omlijsting met twee dolfijnen, nevens welke een papteil en een lantaren, in blauwe en bruingele verf, klaarblijkelijk een vignet en het eenige dat wij van Jordaens kennen.
JAC. JORDAENS: ZOO DE OUDEN ZONGEN, ZOO PIEPEN DE JONGEN
(British Museum, Londen).
Tot de merkwaardigste van de tweede soort, de sobergetinte waterverfteekeningen behooren: een stuk in mijn bezit, verbeeldende St. Paulus en Barnabas te Listra, metende 75 centimeters in de hoogte en 98 in de breedte, een heel schilderij, het belangrijkste werk van dien aard dat Jordaens maakte en het grootste dat hij of eenig ander Vlaamsche schilder voortbracht; een Optocht te paard en te voet met een horenblazer voorop en een oude vrouw op een ezel te midden van een bosch in den Louvre; de Moeder die de kinderen slapen doet, een tafereel uit Jordaens' huiselijk leven, waarin zijn vrouw de hoofdrol speelt in de Albertina, en de Graflegging van Christus in het Rijksmuseum te Amsterdam.
In zijne godsdienstige teekeningen, evenals in zijne schilderijen van denzelfden aard, is Jordaens de groote realist; hij verloochent de Academie en volgt alleen het leven; hij geeft dit weer naar den uiterlijken vorm; hij let meer op sterk en juist sprekende uitdrukking van het gelaat dan op schoonheid, meer op treffende beweging dan op fraaie houding. In de bewerking der tooneelen uit het volksleven is hij een episch genreschilder, verheffende het huiselijk tooneel, in stout-
| |
[pagina t.o. 156]
[p. t.o. 156] | |
JAC. JORDAENS:
DE AANBIDDING DER HERDERS
(British Museum, Londen).
| |
| |
heid van gebaar en in glans van kleur en licht, tot het heldhaftige.
JAC. JORDAENS: DE GEIT AMALTHEA
(Louvre, Parijs).
De meeste van al deze stukken behandelen onderwerpen die hij ook in zijne schilderijen heeft uitgevoerd; sommige zijn studiën voor die werken, andere zijn samenstellingen sterk afwijkende van de in olieverf behandelde. Zoo stemt de geteekende Opdracht in den tempel te Rotterdam overeen met de schilderij te Dresden; de middengroep uit de Aanbidding der Herders in het British Museum, vindt men weer in de schilderij te Stockholm van 1618, terwijl de Aanbidding der Herders te Rotterdam weergegeven wordt door de gravuur van Marinus naar een onbekende schilderij; de Aanbidding der Herders uit den Louvre stemt overeen met de schilderij te Antwerpen; de Rust op de Vlucht naar Egypte met de schilderij bij Mevr. Bosschaert in dezelfde stad; de Goddelijke en Menschelijke Wet in de Ermitage geeft trouw het schouwstuk uit het Gerechtshof te Hulst weer.
Veel talrijker zijn die welke een zelfde onderwerp behandelen als Jordaens' schilderijen, maar in sterk gewijzigden vorm. Zoo zijn Paulus en Barnabas te Listra en de H. Martinus bezetenen genezende in mijn bezit, geheel verschillend van de schilderijen uit de Academie te Weenen en uit het Museum te Brussel; zoo nog wijken de Susanna uit den Louvre, de H. Martinus uit het British Museum, de Graflegging te
| |
| |
Amsterdam, Christus de kooplieden uit den tempel jagende te Brunswijk, de Aanbidding der Koningen in het Museum Plantin-Moretus, evenzeer af van de schilderijen uit de Museums te Brussel, te Antwerpen, uit den Louvre en uit de kerk van Diksmude.
JAC. JORDAENS: MANSPORTRET
(Louvre, Parijs).
Jordaens' drie geliefkoosde onderwerpen de Sater en de Boer, Zoo de ouden zongen zoo piepen de jongen, de Koning drinkt, vinden wij behandeld in verscheiden teekeningen. Een teekening in het British Museum geeft het eerste onderwerp weer in een vorm afwijkende van de ons bekende schilderijen; in de Ermitage en te Rotterdam vinden wij een teekening van Zoo de ouden zongen en in het British Museum
| |
[pagina t.o. 158]
[p. t.o. 158] | |
JAC. JORDAENS:
DE AANBIDDING DER KONINGEN
(Museum Plantin-Moretus, Antwerpen).
| |
| |
een andere, deze laatste overeenstemmende met de schilderij te Munchen; te Berlijn vinden wij een Drie Koningenfeest van gelijke samenstelling als een der twee schilderijen van hetzelfde onderwerp in het Museum te Brussel.
JAC. JORDAENS: VROUWENPORTRET
(Louvre, Parijs).
De teekeningen van Jordaens leeren ons enkele onderwerpen kennen ontleend aan spreekwoorden en behandeld in den trant der drie bovenvermelde onderwerpen, van welke wij geen geschilderde bewerkingen kennen. Vooreerst het spreekwoord: Een oude kat speelt met geenen bol, waarvan de Louvre twee exemplaren bezit, het eene tentoongesteld, het andere in portefeuille. Het is een tooneeltje
| |
| |
in den trant van Zoo de ouden zongen, maar sterk vereenvoudigd. In de Ermitage vindt men een stuk in den aard van den Sater en den Boer, behandelende het onderwerp aangeduid door het opschrift:
Gaept als men u de pap biedt
Oft andersins en crijgdij niet
In de veiling Habich kwam er een stuk voor op het thema Men can geen cat in eenen sack coopen. Een oude vrouw biedt een wildhandelaar een kat in een zak, deze gedenkt het spreekwoord en wijst het aanbod van de hand; in den achtergrond een jonker, die wil weten welke meid hem zoekt op te vrijen, licht het masker eener juffrouw op.
Gedeeltelijke studiën voor zijne schilderijen vinden wij uiterst zelden. Wij troffen enkel aan in den Louvre de nymfe, die de geit Amalthea melkt, voor de Kindsheid van Jupiter in hetzelfde Museum; een studie van ossen, ook in den Louvre; een vooroverhellend mansfiguur, een vrouwendraperij en een biddende figuur, alle drie te Berlijn, gedagteekend 1671; nog eene studie voor de nymphe die Amalthea melkt en verscheiden vrouwenhoofden in het Museum te Brunswijk.
Slechts één model voor zijne graveurs geteekend door Jordaens kennen wij, namelijk de Koning drinkt, dat Pontius in plaat bracht en de schilderij uit het Museum te Brussel weergeeft, die wij reeds noemden naar aanleiding der teekening te Berlijn. Het is een teekening in privaat bezit van verbazend keurige bewerking, verre weg de meest verzorgde, die de kunstenaar maakte, een pronkstuk in zijnen aard. Pontius zelf en welk andere graveur of schilder hadde niets fijners, niets miniatuurachtigers kunnen leveren. Ook dit juweeltje vervaardigde Jordaens in waterverf. Zooals het hem dikwijls gebeurde stelde hij hier zijn papieren blad samen uit verschillende brokken, die hij aaneen plakte. Een verandering bracht hij aan bij middel van een lap slechts aan eene zijde vastgemaakt: oorspronkelijk zag men daar de moeder, die een meisje uit een glas laat drinken; in de plaats daarvan kwam een moeder die haren zuigeling reinigt. Ook het opschrift is gewijzigd, op de teekening evenals op de schilderij leest men: In een vrij gelach ist goed zijn; op Pontius' gravuur: Nil similius insano quam ebrius.
Van geteekende portretten kennen wij er slechts twee, de man en de vrouw in den Louvre, modellen voor het mansportret, dat in 1902 op de veiling Huybrechts te Antwerpen verkocht werd en voor het vrouwenportret in het Museum te Brussel, beide zorgvuldig en stevig geteekende conterfeitsels, van stevige burgers, welgedaan van uiterlijk, tronende in de rijke woning die zij zich bouwden en in de lichtglorie waarmede de schilder ze omhulde.
| |
| |
JAC. JORDAENS:
VROUWENHOOFD
(Museum, Brunswijk).
| |
| |
JAN COSSIERS (?)
PORTRET VAN JAN-FRANS COSSIERS
(Sir Ch. Robinson, Londen).
| |
| |
Jordaens vormde geene leerlingen van naam; de eenige die men als een rechtstreekschen volgeling van hem mag aanzien is Jan Cossiers (1600-1671). Wij kennen geene teekeningen van hem, maar zijn genegen voor zijn werk aan te zien twee fraaie portretten, het eene in het British Museum voor opschrift dragende Jacobus Cossiers 1658 in rood en zwart krijt; het andere in de verzameling van Sir Chs Robinson gemerkt Jan-Frans Cossiers 1650 Atis 16. Wellicht zijn het de portretten van schilders' twee zonen geboren uit zijn huwelijk met Joanna Darragon tusschen 1630 en 1639.
Max Rooses.
(Wordt voortgezet).
|
|