| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Arnhem
Tentoonstelling van toegepaste moderne kunst Augustus-October 1903
Om met het minder prijzenswaarde aan te vangen: er zijn firmaas, die door hun inzendingen van duizende futiliteiten, die men in een goedvoorzienen winkel vindt, aan deze tentoonstelling het karakter geven van 'n bazaar. Hiertoe reken ik de tallooze lijfsieraden; ook heel veel aardewerk; ook toestellen voor baden en koken; de haarden voor eetkamer en salon en bureau, voor huis- en heerenkamer, waarvan ik de onderscheiding niet begrijp. Dan de ontelbare lampen, hoog- en laagstaande, van koper, geflankeerd door kleinere gebruiksvoorwerpen van 't zelfde metaal. Ook de uitgever-boekverkooper draagt het zijne tot 't bazaarachtige bij, terwijl een enkele 'n eenigszins gunstige uitzondering maakt door 't inzenden van uitsluitend eigen uitgaven. En wat de kostuumteekeningen en vaandels van de Delftsche Studentenmaskerade hier doen, die wel een antikair, maar geen modern gebruiks-kachet dragen, begrijp ik heelemaal niet.
Tentoonstelling te Arnhem: Inzending van ‘'t Binnenhuis’
(Meubels van Berlage, v.d. Bosch en Nagelvoort).
Dit bazaarachtig voorkomen spruit voort uit de aanwezigheid van te veel dingen van de zelfde soort of van dingen die te sterk op elkaar gelijken. De plateelbakkerijen hebben hiervan het handje. Eén ding zag ik, dat me genoegen deed en nieuw voor me was: de geïmiteerde metaal-tegel, breed-sober artistiek met ouderwetsch kachet en gekleurd in overeenstemming met het onderwerp. Maar helaas aan veel meu- | |
| |
belen van verschillende inzenders dezelfde metaal- of koperversieringen tegen schuiflade of als deur-scharnier. Ook dezelfde wijze van inleggen met wit en zwart hout; meest met zoogenaamd elpenbeen en ivoor. Wel mooi soms; maar ze doen elkaar te veel na. 't Zelfde met de voorwerpen uit metaal. Wie is de navolger, wie de vinder? Of exposeeren hier meester en leerling? Menig keer staat men mijmerend stil en vraagt zich af: zou er reeds stof zijn voor 'n geschiedenis van de Hollandsche gebruikskunst?
Tentoonstelling te Arnhem: Inzending van K. Van Leeuwen
(Meubels van Zwollo, borduurwerk van Mevr. Van Leeuwen, enz.)
Soms zijn de meubelen slordig bewerkt. Ik trek 'n lade open met aan den binnenkant de scherpe spiraalwinding van de koperen schroef. Aan dezelfde meubels waren doorkijk-naden. Gleuven waren dichtgepolitoerd. Ook de proeve van goedkoope kamermeubileering mist voor mij attraktie. 't Had kunst kunnen zijn door eurythmie van lijnen: harmonische vormverhouding. Maar 't zong niet: 't huilde van ordinaire goedkoopheid.
Ook bij de veel betere meubel-inzendingen merkte ik gebreken van détail. Bij sommige waren aan de bovenstijlen van kastjes ingelegde versiersels, maar in patroon dat niet uitgegroeid was uit het geheel. Aan het trap-portaal, dat als geheel wel den indruk geeft van iets grootsch, hinderden mij de koperen schroefkoppen van de meubels en van de leuningstijlen, zooals ze niet door zwaluw-staarten, maar door schroeven vastzaten aan de traptreden.
Maar er zijn ook meubelen vrij van dergelijke gebreken. Ik noem die van Pool, die van Huizinga, die van Chris Wegerif. Die van den laatstgenoemde maken door hun eenvoud en harmonische afmetingen een rijken indruk en zijn stellig wel mee van de beste der geheele tentoonstelling. Toch vond ik wat kamerbekleeding betreft, de kleuren lang niet alle in toon. Hetzelfde bij Huizinga, waar het rood van de baksteenen vloekt met het overige. De grondtoon - de grondtoon die alles saambindt en doordringt, voor den schilder bestaat uit plamuurkleursel, dat de kleurtjes tot kleur maakt - die toon is veel te veel afwezig en toch ook in 'n eetkamer of woonkamer op z'n plaats.
Ik vroeg mij af: als de heeren een salon moesten meubelen, zou die toon dan aanwezig zijn?
In-der-daad, waar de dames aan het woord komen, is het reeds beter. De
| |
| |
batik-afdeeling, tasjes, zakdoek-dozen, enkadrementen, vloeiboeken, boekbanden, tafel-loopers, tafelkleeden, portières - dat alles is reeds veel harmonischer, zoowel in omgeving, als ook onderling door kleur en patroon. De modellen stemmen overeen met de lijnversieringen van de houten meubels en toonen niet veel verscheidenheid; waardoor trouwens de verkoopbaarheid, wegens de enorme prijzen, verdwijnen zou. Maar de kleuren zijn zóó rijk, zoo krachtig, diep, donker, zoo schitterend, licht, helder, zoo teer, zacht, zijig, dat men de batiks vooral in dit opzicht bewonderen moet. Ze maken den indruk van iets wat leeft: al heb ik geen knop, blad of bloem tot nu gevonden in een patroon.
Tentoonstelling te Arnhem: Inzending van ‘Onder den St. Maarten’
(J.A. Pool, Jr., Bouwk. Ing.).
Vergelijk er mee andere batiks, oneindig gekompliceerder, oneindig moeilijker, puntiger van model, met eindeloos geduld en eindeloozen tijd saamgegoten, maar dood als een pier en in 't geheel niet artistiek - en de waarde van de eerste dringt zich te meer op.
Tentoonstelling te Arnhem: Inzending van E.W. Frederiks & Zoon
(Meubels van H. Ellens).
| |
| |
REMBRANDT: FLORA
(naar de fotogravure, uitgegeven door Scheltema & Holkema's Boekhandel).
Er is nog 'n afdeeling, 'n kleine, maar volmaakt in zijn soort, smaakvol en elegant: ik bedoel die waar de reform-kleedingstukken tentoongesteld zijn van Madame de Vroye.
Over deze kleedingstukken zelve kan ik niet oordeelen; maar de lijnen van de wandversiering herhaalden zich rijker in het kleed op den vloer: terwijl het meubilair, de kasten, van zilvergrijs-ahorn, met deels noest, deels vlam in de verschillende paneelen, in een salon op hun plaats zijn.
Er is nog wel iets wat ik mooi vind. Het zilver van Amstelhoek; het Friesch houtsnijwerk van Neeltje Lettinga uit Beltzum; ook de schaak-figuren van de beensnijders van der Gronden uit Oosterbeek; en de tallooze doozen en kistjes en kastjes van den houtsnijder Corbeek uit Arnhem. Ook de ontwerp-détail-teekeningen van Le Comte en eenige teekeningen naar de levende natuur van de Haarlemsche school voor kunst-nijverheid. Ook de stoffen van de Hengelosche zijweverij, machinaal en uit de hand; benevens de tapijten van Stevens.
Maar de eikenhouten eetkamer-betimmering van Berlage-Hillen is, hoewel grootsch uit één stuk, toch weer één groote kleur-dissonant. Wat men niet kan zeggen van de parketvloer van Van Malsem en de wandbetimmering er boven; waarvan de deur in 't midden, met zijn uit verschillende houtsoorten ingelegde bloemfiguren in rijk gesneden posten, op zich zelf reeds 'n waar prachtstuk is.
Maar toch, ondanks het vele goede, wekt deze tentoonstelling den indruk van halfheid. En, zooals het spreekwoord zegt, op halfheid rust iets anders als zegen...
Bij 'n volgende gelegenheid strenger keus: het bazaarachtige gemeden: de kunst op den voorgrond: de utiliteit tijdelijk er achter: zooals in het eenigzins halfsachtige begripswoord in al zijn variaties toch inderdaad kunst numero één is.
J. Winkler Prins.
Beekbergen, bij Apeldoorn.
| |
Uit Antwerpen
Fotogravuren en etsen naar oude & moderne meesters uitgegeven door Scheltema & Holkema's boekhandel en tentoongesteld door den Nederlandschen boekhandel kunstzaal Leysstraat
A. VAN DIJCK: WILLEM II VAN ORANJE
(naar de fotogravure uitgegeven door Scheltema & Holkema's Boekhandel).
Het versieren van onze kamers met afbeeldingen naar werken van groote
| |
| |
meesters komt meer en meer in gebruik. De onovertroffen verzameling kool-fotografieën van Braun bieden hiertoe de rijkste keus. Maar wie nòg voornamer uitgevoerde afbeeldingen wenscht, op mooier papier en met dieper, fluweeliger tonen, met verrassender lichteffecten en geheimzinniger chiaroscuro... die kieze een fotogravure of heliogravure, dat is: een op koper gebeten fotografie, gedrukt als een ets of burijngravure. - Scheltema & Holkema's Boekhandel heeft er een heele reeks van uitgegeven, in portefeuille of smaakvol geëncadreerd zonder witten rand, als heusche schilderijen. Ze werden te Antwerpen voor de eerste maal tentoongesteld: vooreerst de prachtige reeks uit het bekende Rembrandt-werk, dan nog weer eenige Rembrandts op extra formaat (60×70 zonder den rand); verder meesterstukken van eenige der meest bekende oude Hollanders; dan enkele Rubensen, van Dycken, van Eycken, en eindelijk nog Duitsche, Italiaansche en Fransche meesters. Daarbij zijn de modernen niet vergeten, met J. Maris, Israëls, Breitner e.a. - Moderne Vlamingen ontbreken, - maar men kan natuurlijk niet alles inééns verlangen. Naast deze fotografische afbeeldingen, een aantal reproductieve zoowel als oorspronkelijke etsen en lithografieën, met namen als Dake, Bauer, Graadt van Roggen, Derkinderen.
G.H. BREITNER: DAMRAK TE AMSTERDAM
(naar de fotogravure, uitgegeven door Scheltema & Holkema's Boekhandel).
Een alleszins merkwaardige verzameling dus, die we verspreiding toewenschen op vele kamerwanden, tot rijk sieraad en bestendigen oogenlust.
B.
| |
Uit Brussel
Hendrik Luyten heeft het winterseizoen in den Kunstkring met een tentoonstelling zijner werken geopend. Zooals men weet debuteerde deze Kunstenaar met zijn opgang makende Struggle for Life, een werkstaking, welke wij nu in den Kunstkring teruggezien hebben, ditmaal als drieluik behandeld en waarin we de verdiensten van het vroegere werk, hier als het ware steviger geworden, wedervinden. Het is een mooie compositie, flink geteekend vol leven en beweging, waarin alleen de zwartachtige tint en het ietwat goedkoop melodramatische effect ons minder bevallen. Luyten toonde ons verder een andere hervatting van een zijner vroegere stukken: zijn Avondzang, een koewachtstertje dat hare beesten naar den stal brengt. Er waren zelfs twee schilderijen met ditzelfde onderwerp ten toon gesteld, beide even mooi en even meesterlijk behandeld.
Verder uitstekende portretten, zeer verscheiden van toets en van modellen: de eene met zware penseelstreken ge- | |
| |
borsteld, gepleisterd haast - de andere zorgvuldiger, fijner gepenseeld.
Onder het dertigtal tentoongestelde stukken willen we enkel nog vermelden: Steenbakkerij in volle zon; Oesterbank, in het vroege morgenlicht; October aantrekkelijke, innig-gevoelde voorstelling; en vooral Storm: een visschersgezin rond een wieg geschaard, terwijl de woedende zee zonder twijfel de afwezige vader ter schipbreuk voert - een even pathetisch doek als de diepst ontroerde en best geschilderde van een Israëls.
Een uitstekende expositie dus welke Hendrik Luyten alle eer aandoet.
G.E.
| |
Uit Dordrecht
Expositie Henkes Dordrechts museum
Deze tentoonstelling doet vreemd te midden van het ongeregelde Dortsche museum. Er hangen daar naast goede en schoone dingen als het Kind met de kat, van Jacob Maris, of het geweldige mist- en avonddamp-volle gezicht op Amsterdam, van Breitner, veel onverschilligen en noch der moeite noch het aanzien waard. Daartusschen huizende Henkes! Kent ge 't genre? Het is al oud en heeft een verhaaltje in zich. Het is aangenaam voor de meesten. Wat vertellen ze elkaar, de twee kletsende vrouwmenschen; wat doet de uitdrager voor geheimzinnigs voor het raam? Ik schreef dat de Hollanders in hun hart stillevenschilders waren, maar van dezen zou ik dit niet durven beweren. Want, hoewel uiterst stil, is het niet meer levend. Hoe wel uiterst vervelend, is het uiterst dood. 'n Schilderij heet de Regenten: vier ouderwetsche heeren en een slafelijke man, die ze een brief overreikt. Het kreeg eens de gouden médaille. Van waar kwam die gouden médaille toen toch aan, en hoe wandelde hij officieel allicht juist, in de werkelijkheid en voor de eeuwigheid zoo allerwonderbaarlijkst verkeerd? Zijn het Zebedeussen, de gouden médailles, moeten ze altijd verkeerd wandelen; is er, een uitzondering, soms een die wèl den weg bewandelt? De heer Henkes ontving uit de handen van een commissie dan de gouden médaille. Daarmee moest hij den dood vergulden. Hij moest daarmee het slappe juffie dat zijn kunst is een kleurtje geven. Zelf had ze geen kleurtjes. Zelf verblijft zij in de oudbakken huisjes met versleten zonlicht op een achtergeveltje. Zelf drinkt ze thee en breit ze en heeft ze een te groote bril, onder de muts, op 'r neus.
Deze kunst is dooier dan dood. Ze hoort in de ellende van de Hollandsche achttiende eeuw thuis. Het genre is een bemind genre. Zelfs Allebé, de fijne schilder, vindt het verhalende in een schilderij een genoegen en een titel als een Visite geeft te denken, vindt hij. Bakker Korff, de spitse, en Allebé, de degelijke en keurige schilder, ze maakten ondanks deze lieftalligheid hun ‘te denken gevende’ werken tot iets, Allebé soms tot veel. Hij vergat zich soms wel eens en schilderde een schoon stilleven of een romantisch fijn Duitsch-achtig intérieur. En Bles? Hij was van een nare gemakkelijke geestigheid. Hij had het soort semitische aardigheden die te duidelijk, uiterlijk te delicieus gezegd, zijn. Maar Henkes heeft niks dan dufheid. Deze zet hem apart. Dit is zijn type. Hij heeft een soort van groen en of 't nou een landschap is of een spiegel met reflexen, het groen is Henkes' groen, naar éen praecept bereid. Hij heeft éen soort menschen, en die zijn altijd dood, en éen soort licht: Huislicht. En er zijn charmant goeiige menschen die hun geld hiervoor geven. Ze zijn ook al gestorven - en ze komen zoo de muffe Styx overvarend in het land der wezenloozen waar de Meester (zie katalogus) ‘wandelende kranten’ beschouwt. De Meester wuift kleinsteedsch-edel met de hand zoo hij ze ziet aankomen. Hij wendt het eindeloos-diepzinnig gelaat naar den kooper en excuseert zich: ‘Juist bezig met een keuken, maar de affe schilderijen staan in de achterkamer’. Een lange lijs staat daar en draagt den titel: Bus voor den koopprijs. Een deur, groen geschilderd, is versierd met een pastel en een calligraphisch ornament ‘W.C.’. Het water
| |
| |
pruttelt in de gelegenheid. En onder deze indruk-in-ze-zingende en melodisch ze dood latende muziek zweeft de wezenlooze bewogen naar de bus en stort zijn koopprijs, en neemt in den laten na-middag langs den Meester gaand, het werk mee.
Plasschaert.
| |
Uit Den Haag
Willem Maris bij de firma Buffa
Dezelfde Eendensloot die een deel uitmaakte van Willem Maris' groep in Pulchri is nu door den schilder omgewerkt tot machtiger geheel. Een door enkele statige wolken verlichte lucht wordt bijna geheel afgesloten door hoog warm-kleurig gestruik aan den walkant van een sloot, waarin een moeder-eend met haar gouden kroost drijft. Rechts rijst uit den kant een uitgeschoten wilg die door haar teer lentegroen een luchte schaduw sluiert over het in zachten cadans gebrachte water. Het bizondere van dit schilderij is, dat 't niet als velen in dit soort weinig verder gaat dan eene brillante kleurnotitie, maar dat 't eene complete compositie is die al zeldzaam volledig de illusie van leute geeft.
Tegelijk met dit zeer voorname schilderij willen we even noteeren een dier molen- en weidekant-gezichten die den schilder in de laatste jaren meermalen bezighielden. Over dit natuurgezicht licht de triomf van den zomer die de weiden siert met den uitbundigen vlammentooi van groen, van rosse waterplanten, en die de nevelverten klaart in de vreugde van haar hoogen lach. Er is lansend riet, ritselend bewogen onder den drachtigen adem van een geurenvoerende wind, er is een vagelijk, maar schoon gekleur van wat leeft in die verten, het steen-rood van het jak eener vrouw met een spichtig wit geitje onder de wijdsche spanning van een blauw hemelgewelf, door van hette witte wolkjes schaarsch verlucht.
Jeugdiger is de hartstocht die een aquarel voltooide, dateerende van een 10- à 15- jaren terug. Ze lijkt me nog van vroeger datum te kunnen zijn. Het roodbruin van een koe kleurt warm en wonderstemmig in den dag, het voorgrondje is mooi en doordacht van behandeling, fluweelig en sappig, de wilgen zijn zeldzaam volvoerd. Ze heeft niet de méer volmaakte volheid van het vorige werk, maar ze schijnt zoo innig een stemmingsvol gemoed ontgroeid, dat ze sympathiek is als weinig werken uit geestvollen aandrang ontstaan.
| |
Expositie Zilcken
Zilcken heeft een Fransch voorbeeld gevolgd en in zijn atelier (Hélène Villa) een expositie van eigen schilder- en teekenwerk gehouden. Het heeft wel iets vóór zoo iets te doen in de intimiteit van een atelier, maar er is een gewoonterecht dat - ook wat lijsten betreft - eenige officieliteit vraagt en mag eischen.
Deze expositie geeft een aardigen kijk op den artiest Zilcken, maar of hij met dit, naar we vermoeden, het intiemste deel van zijn oeuvre het brevet van meester-schilder heeft verworven is te betwijfelen. Er is hier geen enkel schilderij dat men nu een ‘doorwrocht’ werk zou mogen noemen. Tot diepe rijpheid is er welhaast geen een doorgevoerd. Het lag in den aard der zaak dat zulk werk mogelijk zijn koopers vond en hier dus gemist wordt.
Maar elk schilder is naar zijn aard te beoordeelen en zoo zullen er genoegzaam velen zijn die Zilckens' artistocratische neigingen waardeeren. Heeft men ook hem te rangschikken onder die moderne zwerversnaturen, wier geest niet dat diep-bezadigde heeft van een Jacob Maris, wier artistieke bandeloosheid niet immer voldoende beteugeld wordt door het wijs beraad der rede, als die onrustige dichtergeesten wier muze nergens een vaste woonplaats vond?
Overigens maakt deze expositie - ze mag onvolledig zijn - een sympathieken indruk. Er is hier een klein doekje (of paneel): een arbeider bij een schutting met een fijntakkig wilgje tegen een ijle, magisch lichtende lucht. Dat is het werk van een sensitivistische natuur. Er is een pastel, waar een teeder zomergedroom
| |
| |
een ochtendlijke stemming suggereert, waar vlinders zweven als bloemen en bloemen als vlinders in schemer-luchte atmosfeer. Hooge warm-kleurig getuigde ‘Barques à Venise’, waar spiegeling een verfijnde kleurzin een dubbele weelde gaf ter vreugdige verrukking. Maar ook Hollandsche onderwerpen (als de wel heerlijk vet geschilderde weide met de vrouw en het kalf op den voorgrond) en weêr stemmingen: de zwoele, rosse brand van den nazomer, het teêre lentsche geleef, de herfst die suizelt in bruine blaren, de diep-zinniger kracht van een winter, vinden hunne schoone weêrspiegeling in een fijnvoelend gemoed.
H.d.R.
| |
Tentoonstelling van aquarellen en ontwerpen, door C.H. Dee
Wat de heer Dee in de voorzaal van den heer Schüller laat zien zijn decoratieve aquarellen. Ze zijn niet absoluut decoratief: deze composities, samengesteld uit iris, tulpen, papavers, begonias, klaprozen, enz. In Oost-Indische kers b.v. houdt hij zich vrij dicht aan de natuur. En hoewel het resultaat hier al bizonder aantrekkelijk is, lijkt me toch de totaal-indruk het zuiverst, daar waar compositie en werkwijze niet de tegenstrijdigheid vormen van 't decoratieve of dienende en het absolute of vrije. (Er zijn slingers van violen en andere bloemen, waar dit wél het geval is), en daar waar de aard der voorgestelde dingen van eene aesthetische harmonie is. Soms springen kleur en vorm der papavers te veel uit. Er is een compositie waar in de iris een verholen gloed beeft, en juist deze ingehoudenheid, deze stille gloeiïng van kleur heeft iets wat in een decoratief verband door innigheid zou kunnen treffen.
De bescheidenheid van het Ontwerp voor een reclameplaat is hier eene aesthetische deugd. Er zijn er die door sterker aangenaamheid de aandacht zullen trekken. Deze heeft niettemin de zakelijke verdienste een niet onaangename heuchenis te laten als zoo vele die wanden en muren ontsieren. In aanleg is hier dus eene goede verhouding tusschen doelmatigheid en schoonheid.
H.d.B.
|
|