| |
| |
| |
| |
De teekeningen der Vlaamsche meesters
Rubens (Vervolg en Slot)
DE belangrijkste teekeningen van Rubens zijn de studiën voor zijne schilderijen; men ziet er in de eerste uiting zijner gedachten, den eersten worp van zijn scheppingslust, ofwel de nauwgezetheid waarmede hij het leven waarnam, de immer verbazende breedheid en zekerheid, de natuurlijke sierlijkheid, waarmede hij het weergaf. Voor enkele tafereelen maakte hij volledige schetsen met pen of krijt: onder de voornaamste tellen wij de Kruisrechting in den Louvre. In deze eerste opvatting zijn de luiken met het middelpanneel samengesmolten, het kruis snijdt van rechts naar links het tafereel door, en niet van links naar rechts, zooals in de schilderij. Een paar personages ontbreken nog, maar de hoofdgedachte is aangegeven: uiterste krachtinspanning, woest geweld van spieren, die werken als hefboomen; van beenen en ribbenkasten, stevig als kolommen; van trekkende en heffende en stuwende reuzen, met zoo razend geweld samenwerkende om den lijdzamen almachtige, den onderworpen klager, in de hoogte te heffen, alsof heel het gewicht der wereld met haren schepper moest verzet worden. De teekenaar wordt voortgejaagd door zijn scheppingsdrift en toch blijft hij zijn vorm meester en zal hij in zijn laatste bewerking weinig aan de eerste ingeving te veranderen hebben.
Veel talrijker zijn de studiën van afzonderlijke figuren en groepen voor zijne schilderijen. Er zijn er onder zijne werken enkele, welke hij met eene ongewone voorliefde voorbereidde, bijvoorbeeld de Nederstorting der Verdoemden, voor welke hij een tiental zeer uitvoerige studiën teekende. Wij kennen er vier in de National Gallery en een in het British Museum te Londen, zonder nog van de krabbelingen en van de in oude catalogussen vermelde groepen te spreken. Elk der vijf eerste teekeningen geeft ons eene belangrijke brok van de menschen-
| |
[pagina t.o. 44]
[p. t.o. 44] | |
P.P. RUBENS: DE MARKIES VAN LEGANÈS
(Albertina, Weenen).
| |
| |
lawien te zien, die Rubens uit den hooge naar den afgrond deed nedertuimelen in zijn grootsch werk.
P.P. RUBENS: Studie voor den Val der Verdoemden, uit de Pinacotheek te Munchen.
(National Gallery, Londen).
Voor zijn Conversatie à la Mode teekende hij even talrijke bladen, enkele figuren of koppels schetsende uit dien Tuin der Liefde, zooals men gewoonlijk het werk noemt. De Louvre bezit er twee van, het Museum Fodor te Amsterdam vijf, Frankfort, Berlijn en de Albertina elk een. Niet al deze stukken werden benuttigd, enkele zijn slechts studiën van het kostuum, maar alle zijn merkwaardig door de weidsche behandeling en door de hoedanigheden, die wij reeds bewonderden in
| |
| |
de teekening gemaakt voor Christoffel Jegher en die hier nog in hooger mate te vinden zijn.
P.P. RUBENS:
Studiehoofd voor het Mirakel van den H. Ildefons uit het Keizerlijk museum te Weenen.
(Museum, Genua).
Een derde werk, dat Rubens met veel zorg bereidde, is zijn Mirakel van den H. Ildefons; hij teekende er tal van vrouwenhoofden voor, de liefste, reinste, heiligste, die hij opvatte. Voor de O.L.V. en twee der santinnen bezit de Albertina prachtige teekeningen; de Uffizi te Florence bezit er een derde; in het Museum te Genua vonden wij er een vierde, dat daar toegeschreven wordt aan Giovanni Andrea
| |
| |
Ferrari, maar dat onbetwistbaar van Rubens' hand is en dat wij hier mededeelen.
P.P. RUBENS: Studie voor een Christus aan het Kruis
(British Museum, Londen).
Andere schilderijen, voor welke hij studiën maakte, zijn de Verzoening van Esaü en Jacob (Pinacotheek, Munchen), voor welke hij een vrouw en twee kinderen teekende die het Museum Plantin-Moretus bezit; de Aanbidding der Herders, (Museum, Rouen), voor welke hij een paar herderinnen teekende, die de Albertina bezit; de Martelie van de H. Catharina (St. Catharinakerk, Rijsel); Christoffel het Christuskind dragende (O.L.V. Kerk te Antwerpen); een Lachende Boschgod en een drinkende sater (Pinacotheek, Munchen), Minerva en Hercules Mars terugdrijvende (Ibid). Voor de Boerenkermis (Louvre), maakte hij
| |
| |
verscheiden krabbelingen op een blad, dat toehoort aan de National Gallery te Londen; voor een Christus aan het Kruis maakte hij een fraaie studie, die wij hier mededeelen; voor zijn Daniël in den Leeuwenkuil, teekende hij een blad met tien leeuwen, waarvan hij er sommige ook nog wel elders benuttigde en waarvan hij er een uitvoeriger bewerkte. Dezen laatsten gaven wij in de eerste helft onzer studie weer. Merkwaardig is de kunst, waarmede hij het machtige lichaam samentrekt, de stevigheid waarmede hij het op de pooten zet, de veerkracht en het geweld dat er uit die bonkige leden spreekt. Hij teekende nog enkele andere dieren: een gezadeld paard en een os in de Albertina, een studie van koeien bij den hertog van Devonshire. Al even merkwaardig zijn zijne landschappen en boomenstudiën, nu eens de kalme Brabantsche hoeven en velden, dan weer de woeste woudennatuur afbeeldende.
Maar zijn hoogsten triomf als teekenaar viert Rubens in zijne portretten. Hij teekende die met pen of krijt, in het enkele uur dat het hem gegeven was de personage, wier portret hij te schilderen had, vóór zich te zien. De stukken van dien aard, welke de Albertina bezit: Buckingham, Leganès, Susanna Fourment, Nicolaas Rubens (twee maal), Rubens zelf in 1630, de Zaaldochter der Infante; de geteekende portretten uit den Louvre: Maria van Medici, Rubens op zestigjarigen ouderdom, en verder de Graaf Arundel uit de verzameling van graaf Duchastel-Dandelot te Brussel en Isabella Brant uit de National Gallery te Londen zijn zoovele meesterwerken van Rubens en van de wereldkunst.
Hij maakte ze als modellen voor zijne geschilderde conterfeitsels en hij scheen te schilderen met het krijt; hij gaf met nauwgezetheid elken trek, elke verhooging of verdieping van het gezicht weer en niets hards toch is er in die scherpte der lijnen. Het vaste of mollige vleesch, de frissche of verlepte huid is in weinig toetsen aangeduid. De teekenaar schijnt in de ziel van de menschen als in een open boek te lezen: de schelmachtige onbeschaamdheid van Buckingham, de bekrompen hooghartigheid van Leganès, de koninklijke onbeduidendheid van Maria van Medici, de schuchterheid van het lieve kamermeisje, de fijngeestigheid van Susanna Fourment, de argeloosheid van den kleinen Nikolaas Rubens, de doordringende scherpzinnigheid van hem zelven op dertigjarigen ouderdom en de onverzwakte voornaamheid van zijnen geest in zijn verzwakt lichaam op zestigjarigen ouderdom, worden even duidelijk weerkaatst in al de wezenstrekken als hij ze erin bespied had. De verf kan nog de bekoorlijkheid der kleuren aan de teekeningen toevoegen: meer leven, welsprekender uitdrukking kan zij aan de conterfeitsels niet meer leenen.
Rubens hechtte hoogen prijs aan zijne teekeningen en zijne tijd-
| |
[pagina t.o. 48]
[p. t.o. 48] | |
P.P. RUBENS: RUBENS OP ZESTIGJARIGEN OUDERDOM
Studie voor de schilderij uit het Keizerlijk museum te Weenen.
(Louvre, Parijs).
| |
| |
genooten deden als hij.
P.P. RUBENS: NIKOLAAS RUBENS, ZOON VAN PETRUS-PAULUS
(Albertina, Weenen).
Zij waren het eenige deel van zijne nalatenschap, dat hij niet wilde dat in veiling werde gebracht na zijn afsterven. Zij moesten volgens zijn uitdrukkelijken wil bewaard worden, totdat zijn jongste kind achttien jaar oud zou zijn en, indien dan geen zijner zonen schilder was geworden of geen zijner dochters met een vermaarden schilder was getrouwd, mochten zij eerst verkocht worden. Geen zijner erfgenamen was een kunstenaar en den 28 n Augustus 1657 had de verkoop plaats. Hij bracht de aanzienlijke som van 6557 gulden 16 stuivers op, ongeveer veertig duizend frank in
| |
| |
munt onzer dagen. Onder die teekeningen waren er, wel is waar, die door leerlingen naar zijne schilderijen waren gemaakt of stukken van anderen die hij zelf vergaderd had. Na den verkoop werden zij naar alle zijden verspreid. De Keulsche bankier Jabach kocht er een groot getal van, die in 1671 met zijne verzameling in die van den koning van Frankrijk overgingen en nu in den Louvre bewaard worden. Een aanzienlijk deel en daaronder de puikste stukken moeten in onze gewesten gebleven zijn, waar de stichter der Albertina, de hertog Albert van Saxen-Teschen, de man der aartshertogin Christina, dochter van keizerin Maria Theresia, die landvoogdes was onzer gewesten van 1780 tot 1790, ze vond en kocht. Een stempel van de gemeenschappelijke afkomst der voornaamste stukken uit de Albertina vindt men in de opschriften, die verscheiden der portretten dragen en die de namen der voorgestelde personen vermelden. Al die namen zijn door dezelfde hand, klaarblijkelijk die van een vertrouweling van Rubens en waarschijnlijk Jacques Moermans, die de veiling der nagelaten schatten bestuurde, geschreven.
In vele openbare en bijzondere verzamelingen, vindt men teekeningen van Rubens, in de Albertina de meeste en beste, in den Louvre, in het Britisch Museum, in de Prentenkabinetten der Museums te Berlijn en te St. Petersburg, in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen en op meer andere plaatsen nog.
Max Rooses.
Wordt voortgezet).
|
|