| |
| |
| |
| |
De teekeningen der Vlaamsche meesters
De landschapschilders der XVIe eeuw
IN Vlaanderen werd het landschap geboren. Onze vroegste schilders die met groote liefde de kleinste bijzonderheden van menschen en dingen zochten weer te geven, voelden zich evenzeer aangetrokken om de natuur met gelijke nauwgezetheid af te beelden. De bloemen trokken hen aan door hunne lieve vormen en hooge kleur, het gras en de planten door hun frisch loof, de boomen door hun grillige en fijne takken en twijgen, de bergen en rotsen door hunne scherpe lijnen en zachte tinten, het water door zijn weerspiegelend vlak en zijn kabbelende golfjes en dit alles poogden zij over te brengen op hunne paneeltjes als waren het kleinodiën, kostelijk van stof en liefelijk van uitzicht. Onze oude landschappen zijn dan ook echte miniaturen met fijne tintjes, liefelijke toontjes en weerschijntjes; zij stellen de verst verwijderde deelen even keurig voor als de dichtst bijgelegen; hunne penseelers hebben geen oog voor het grootsche der natuur, maar zijn vol bewondering voor de onderdeelen. Die karaktertrekken merkt men reeds op in de voor- en achtergronden onzer godsdienstige schilders te beginnen met de van Eycks; men vindt ze nog duidelijker weer in de werken onzer eigenlijke landschapschilders.
De gebroeders Bril: Matthys (1550-1584) en Pauwel (1556-1626), zijn, zooals men weet, de oudste. De eerste was al vroeg naar Rome vertrokken, de tweede was hem daar in 1580 gevolgd en bleef er tot zijn stervensdag wonen. Van Matthijs kennen wij slechts ééne teekening, die zich in het Prentenkabinet te Berlijn bevindt en dan nog een twijfelachtig handteeken draagt. Van Pauwel zijn de teekeningen niet zeldzaam. De Louvre bezit er een heele reeks van, die als modellen voor den graveur dienden en waarvan er een het opschrift Pao Bril 1603 en twee andere zijn naam met het jaartal 1604 dragen; de Alber- | |
| |
tina, het British Museum, Teylers' Genootschap te Haarlem, de prentenkabinetten te Amsterdam, te Dresden en te Berlijn bezitten er eveneens. In het British Museum is er een gedagteekend Roma 20 Juli 1603, een gezicht op de Piazza S. Maria Maggiore te Rome, rechts een kerk met koepel, links een kolom met het standbeeld van O.L.V.; te Amsterdam is er een havengezicht met een deel van het strand, waarop een kasteel staat, van 1626, het stervensjaar van den kunstenaar; te Berlijn een van 1615. Crozat bezat er niet minder dan 121, daaronder een reeks, de maanden van het jaar voorstellende en gemaakt in 1598, een stuk van 1604 door den kunstenaar aan Paul van Halmale, zijnen vriend, geschonken; andere van 1609, 1613 en 1621.
De meeste van Bril's stukken zijn landschappen, met veel zorg maar altijd mager geteekend; eenige geven ons gezichten op gebouwen, op stadspleinen, op het zeestrand te zien. Zij zijn met de pen geteekend soms met wat blauwgrijs opgehoogd, met vaste hand gedaan. Wij deelen er een mee uit het Museum van Dresden, dat als een staaltje van zijnen trant kan dienen.
Onmiddellijk na de gebroeders Bril volgt Joos De Momper (1564-1635). Hij bezit niet meer de groote fijnheid van penseeling zijner voorgangers, hij is schraler en droger van lijn en van toon. In zijne goede stukken toont hij zich echter een kunstenaar van degelijke waarde. Boven de gebroeders Bril heeft hij het voordeel, dat hij ons dikwijls gezichten en tooneelen uit het volksleven in het eigen land te zien geeft. De Louvre bezit van hem een Val van Icarus, gezien in een landschap, waar een boer aan het ploegen is, met een kasteel op een rots in den achtergrond, geteekend Joes de Momper Anno 1610. In de Albertina vindt men een rotsig landschap met kasteel op den voorgrond; het stuk draagt een eigenhandig opschrift: Monper, waar later bijgevoegd werd Giacomo fecit 1622; een ander stuk in dezelfde verzameling draagt het handteeken Momper en de aanduiding: Naer het leven in Tirool St Jurgen berg en clooster 1616 den 10 Junius. Deze woorden bewijzen dat de Momper wel zijn land verliet, iets wat betwijfeld wordt, en ter plaatse de Alpengezichten geteekend heeft, die hij zoo gaarne in zijne schilderijen afbeeldt. Het prentenkabinet van Dresden bezit van hem een paar teekeningen, de eene, een weinig gekleurd met I.D. Momper 7 Julius, de andere met I.D.M.F.; de verzameling der koningin van Saksen een rotsig landschap met een watermolen en een lichttoren waarvan de afbeelding hierbij gaat. De trant van zijne teekeningen stemt volkomen overeen met die van zijne schilderingen, zij worden gekenmerkt door een groote voorliefde voor rotsige landschappen; zij zijn gewoonlijk met de pen gedaan en met inkt of kleur gewasschen; zij geven den achtergrond in wegdampende tinten weer, de voorgrond daarentegen in scherpe, graatachtige lijnen.
| |
[pagina t.o. 174]
[p. t.o. 174] | |
PAUL BRIL: ROTSIG LANDSCHAP
(Museum, Dresden).
| |
| |
JOOST DE MOMPER: LANDSCHAP MET BERGSTROOM
(Verzameling der Koningin van Saksen, Dresden).
In denzelfden aard werkte Tobias Verhaecht, Rubens' eerste meester (1561-1631), van wien de Albertina een landschap bezit met torenvormige mastenboomen, een water met een brug en rotsen, die als bergen oprijzen. Het stuk is onderteekend Tobias Verhacht.
Ook Roelant Savery (1576-1635), die al vroeg ons land verliet om zich eerst in Duitschland, daarna in Holland te vestigen, bewerkte zijne landschappen in denzelfden mageren, scherpen trant. Hij echter had soortgelijke gezichten van dichtbij leeren kennen en grondig bestudeerd, daar hij door zijn beschermer, keizer Rudolf II, voor twee jaar naar Tyrool gezonden werd. Hij was een uitmuntend schilder van dieren en stoffeerde er ook gaarne zijn natuurgezichten mede. Van hem bevinden zich tal van stukken in den Louvre, in de Albertina, in het British Museum, in Teylers Museum te Haarlem, te Amsterdam, te Dresden en te Sint Petersburg. Een stuk in l'Ermitage is bijzonder merkwaardig; het is gedagteekend: Rolandt Savery fecit 1600 en verbeeldt een feestelijke boerenmaaltijd, geheel in kleur. Het is een ware schilderij, ook door de afmeting, een tafereel van de volkszeden te zien gevende en bewerkt in den trant van Peter Breughel, maar minder ouderwetsch. Een der teekeningen uit de verzameling van het prentenkabinet te Amsterdam verbeeldt eenen aap aan de ketting en is de eenige studie naar dieren, die wij van Roelant Savery kennen.
David Vinckeboons (1578-1629), de schilder van gezichten op adellijke kasteelen en perken, met feestvierende heeren en dames, bleef als kunstenaar wat hij als schilder was, zeer uitvoerig en keurig van bewerking, zeer voornaam in de keuze zijner gezichten en personages.
| |
| |
Het British Museum en het prentenkabinet te Amsterdam bezitten bladen van hem; Berlijn heeft er het meeste: vooreerst een reeks van dertien jachtgezichten, knap gedaan als immer, met de pen en opgehoogd met bister en blauw; verder een volksfeest, licht en fijn geteekend, met wat blauw opgehoogd en 's kunstenaars naamcijfer dragende.
Vermelden wij ten slotte nog een paar landschapschilders, van welke wij niets anders kennen dan enkele teekeningen. De Louvre bezit twee stukken landschap, geteekend het eene Foquier f. 1573, het andere Foquier 1577. Wel kennen wij eenen Antwerpsche landschapschilder Jacob Fouquier uit de zeventiende eeuw, maar een uit de voorgaande eeuw is ons onbekend gebleven. De Albertina bezit een fijn landschap met een weinig kleur, geteekend Cock fe 1628; van denzelfden kunstenaar bezit het British Museum een blad in den trant van Bril, geteekend Cock fe 1625.
| |
De graveurs - de bouwmeesters - de verluchters
Het zijn niet alleen schilders, wier teekeningen bewaard bleven: graveurs, verluchters of enlumineurs en bouwkundigen lieten er ons ook en nog wel van de mooiste na.
De oudst gekende onder hen is Hans Liefrinck, de Antwerpsche houtsnijder en plaatdrukker (1518-1567). Van hem bezit het British Museum een paar hoofden van Fransche koningen: het eene, luidens de opschriften, Karel IX en het andere dat van zijn broeder Hendrik III, toen hij nog hertog van Anjou was, beide onderteekend Hans Liefrinck Fec. Het zijn fijne Fransche koppen in potlood, met wat rood krijt, zeer fraai bewerkt in den aard van Clouet's krijtteekeningen.
De graveur Jan Wiericx (1549-16..) was een uitmuntend teekenaar, ongeëvenaard in de fijnheid zijner bewerking. Zijne stukjes met de pen zijn niet minder verbazend om de keurigheid hunner behandeling dan zijne kopergravuren en die zijner broeders. Dat zij reeds in zijn levenstijd zeer gezocht waren wordt ons bewezen door het feit dat Filips van Valckenisse, stadsecretaris en groot liefhebber van kunst, toen hij den 3n Maart 1614 te Antwerpen overleed, zestien ‘Constige stucken gemaect bij Jan Wiericx metter pennen’ naliet. Ook nu nog kennen wij er een aanzienlijk getal in openbare en bijzondere verzamelingen.
In de Albertina vinden wij een portret, zeer fijn geteekend, met eene allerliefste omlijsting, dragende het opschrift Johan Wiericx fecit 1613.
| |
| |
Onderaan bevindt zich een bordje dat een naam moest dragen maar ledig is gebleven: wij vermoeden dat het portret dat van den kunstenaar zelven is. Eene O.L.V. Boodschap, in een omlijsting van vruchten en Johan Wiericx inventor geteekend, als ook een aantal ronde stukken, tooneeltjes uit de passie met Johan Wiericx inventor et fecit 1599. Een portret van Thomas Morus en een ander mansportret, verbazend fijn en mooi, bevinden zich in dezelfde verzameling; even als de vorige stukken bewijzen zij dat de graveur dikwijls naar zijn eigen vindingen sneed. Het British Museum bewaart eene reeks van 21 stuks en vele andere teekeningen van Bijbelsche geschiedenissen op dezelfde wijze gemerkt, alsook een portret der vrouw van Jan Pelier (Johan W. f. 1584), dat hij in 1605 graveerde. Berlijn bezit een vrouwenkopje van 1588 en zes stukjes gewijde geschiedenis, alles op perkament en fijn bewerkt als gravuren; de Ermitage te Sint Petersburg een Adam en Eva in het Aardsch Paradijs met allerlei dieren rondom zich, het opschrift luidt Johan Wiericx inventor 1615; het Museum van Stockholm, een mansportret van 1595 en een ander portret van 1857 met het onverklaarbaar opschrift SRNODATE.
JAN WIERICKX: EIGEN PORTRET (?)
(Albertina, Weenen).
Van een anderen Antwerpschen graveur Adriaan Collaert (1560-1618) bevindt zich in het prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam een uitmuntende fijne teekening: een biddende Johannes Baptista met het lam nevens zich in een landschap, waarin de Doop van Christus in den achtergrond afgebeeld is. Het stuk draagt het opschrift ‘Ter liefden van synen goeden vriendt den vromen Joannes Baptista Favolia, heeft Adriaen Collaert dit gestelt den 8en Julij 1589.’
Van onze twee beroemdste bouwmeesters uit de tweede helft der
| |
| |
zestiende eeuw Hans Vredeman de Vriese (1527-1569) en Cornelis Floris, bestaan er enkele teekeningen. Van den eerste in de Albertina eene reeks Handelingen der Apostelen, onderteekend Hans de Vriese 1555, 1557, 1558; in het British-Museum een brok architectuur en een Christus in den tempel onder de schriftgeleerden. Van zijne bouwkundige studiën bezit het Museum van Oudheidkunde, het Steen te Antwerpen, een gansche reeks.
JAN WIERICKX: O.L.V. BOODSCHAP
(Albertina, Weenen).
Cornelis Floris teekende in waterverf de dertig beeldletters zoo vol vroolijken zin en van zoo grillige rijke vinding, die de Liggeren der Antwerpsche Sint Lucas-gilde versieren in de aanteekeningen van 1541 tot 1560. Die van 1547 draagt zijn monogram C.F.
Een onzer rijkste teekenaars en illustrateurs was voorzeker Joris Hoefnagels. Men stelt zijn geboortejaar op 1545, maar volgens 's kunnaars eigen verklaring moet het op 1542 gebracht worden. Al vroeg verliet hij ons land; in 1561 bevond hij zich in Zuid Frankrijk, in 1563 in Spanje, in 1569 in Engeland, in 1570 was hij terug te Antwerpen. Hij had heel westelijk Europa doorloopen en daar een lange reeks gezichten van steden geteekend voor het groote werk van Georg Braun: Civitates orbis terrarum. In 1577 stelde hij zich weder op weg en dit maal met den beroemden aardrijkskundige Ortelius, voor wiens Atlas hij ook tal van teekeningen maakte. Samen gingen zij over Duitschland naar Italië. In Duitschland kwam hij in betrekking met den aartshertog Frederik van Beieren, voor wien hij een geschreven Missaal versierde. In 1590 toen dit werk voleindigd was, werd hij door Keizer Rudolf II naar Praag geroepen en werkte daar en te Weenen in dienst van den
| |
| |
vorst tot aan zijn dood, die den 9n September 1600 viel. Met Georg Bocskay maakte hij een boek van schriftmodellen op 114 perkamentbladen, die hij alle met randversieringen omlijstte. Deze twee voornaamste werken van den kunstenaar, die zich beide in de keizerlijke bibliotheek te Weenen bevinden, zijn in waterverf uitgevoerd en samengesteld uit al wat de schepping bruikbaars oplevert tot opsmukking van een boekblad. Daarbij komen er nog tal van kleine tafereeltjes in voor; zij behooren tot het laatste wat de kunst der afzetters voortbracht, en ook tot het beste wat in dit vak geleverd werd in de XVIe eeuw om niet te zeggen in alle eeuwen.
ADRIAEN COLLAERT: JOHANNES DE DOOPER
(Prentenkabinet van het Rijksmuseum, te Amsterdam).
| |
| |
Van de stadsgezichten door hem gemaakt voor Braun's Civitates is er heel weinig overgebleven. De Koninklijke Bibliotheek van Brussel bezit van hem een wonderfraai gezicht op Sevilla in eene rijke omlijsting met het opschrift Georgius Hoefnagle inventor faciebat anno M.D.LXXIII natura sola magistra; het Museum te Rotterdam een allegorische voorstelling met het opschrift: Attende Spectator ne vanum putes amoris simulacrum quae origo quae finis. Georgii Hoefnagli et Joannis Rademacheri mutuum absentiae Solatium Anno An MDXC; het prentenkabinet te Amsterdam een emblema: een muis voor een eindje kaars en een stukje vleesch en een muizenkop uit de val stekende, met de verklaring: Neque navem una anchora neque vitam una spes fulciat. Mus non uno fidet antro. Monument: amicitiae D. Joanni Muisenhol G. Hoefn. D. genio duce Ao 1594.
Max Rooses.
(Wordt voortgezet).
| |
[pagina t.o. 180]
[p. t.o. 180] | |
JORIS HOEFNAGELS:
GEZICHT OP SEVILLA, (gekleurde miniatuur).
(Kabinet der Handschriften, Kon. Bibliotheek, Brussel).
|
|