| |
| |
| |
| |
De Deventer tapijtfabriek en Colenbrander's ontwerpen
ZOO min als een photografie in staat is het kleureffect van een tapijt van Colenbrander weer te geven zoo weinig gelooven we in het onderstaande ook de eigenlijke aesthetische waarde van dezen vorm van toegepaste kunst te kunnen toe lichten. Er is bovendien al betrekkelijk veel geschreven over de voortreffelijkheid van Colenbrander's tapijtontwerpen en de uitmuntende manier, waarop ze achtereenvolgens door de Amersfoortsche en Deventer tapijtfabrieken worden uitgevoerd. Vragen we hieronder dus nogmaals het woord, dan is het meer om nog eens, en naar we hopen onder een nieuw publiek, de aandacht te vestigen op dezen tak van zeer nationale kunstnijverheid en een ietsje bij te dragen tot de trouwens reeds zeer bevredigende verspreiding ervan. Laten we dus trachten met onze eigene woorden te zeggen datgene wat anderen vóór ons al met de hunne hebben gezegd: dat Colenbrander een tot nu toe waarlijk onovertroffen tapijtteekenaar is en dat de Deventer fabriek een inrichting blijkt, waar zijn werk wordt uitgevoerd zoodanig dat hij het niet beter wenschen kan.
Het is intusschen niet gemakkelijk deze waarheden, helder als glas voor wie ze eenmaal aanvaardden, ook aannemelijk te maken voor de hardhoofdigen, tot wie ze ditmaal in hoofdzaak zijn gericht.
Deze tapijten zijn zoo zuiver kunst en zoo uitsluitend gevolg van den wensch iets moois te vervaardigen, dat ze behooren tot dat gebied, waar de menschelijke geest slechts tot voertuig moet hebben het gelouterd gevoel om er door te dringen. We bedoelen daarmee nu niet, dat deze tapijten tot hoogere gedachten of moreele voortreffelijkheden zouden opvoeren. Het tegendeel is juist: ze zijn uitsluitend versiering en al moet het voortgezet verkeer er mee een opheffenden invloed hebben op den geest, betoogen in eenigerlei zin doen ze niet.
Dit laatste is het bewijs van de aanwezigheid eener eerste deugd. De grootste fout van een kleed is wel dat het een voorstelling bevat:
| |
| |
kleedjes met honden of herten, andere met bloemruikers of met wondere gelijkmatigheid verspreide rozen zijn zaken, die ieder van ons nog wel kent uit den tijd, dat de menschelijke banaliteit vrij spel had in de industrie.
TH.A.C. COLENBRANDER: TAPIJTONTWERP.
Een tapijt van Colenbrander is een versiering, een rand in dezen toon rond een veld in dien toon, en niets meer! De uitdenker van deze tapijten is, in dit opzicht, er een in de negativiteit geweest: hij heeft bergen geëlimineerd op het gebied der vloerversiering; en niets gelaten dan wat kleur en lijn, welke beiden in de practijk ten slotte zich samenstellen tot een enkele functie: kleurtegenstelling. Zijn kleuren hebben nuancen. In catalogi en in kunstrecensies zien we deze tapijten aangeduid als Lente, Tranen, Artisjok, Takken, en zoo voort. Toch is het, dunkt ons, verkeerd te meenen dat deze namen eenigermate zouden aanduiden welke ‘stemming’ aan de verschillende aldus betitelde tapijten te hechten zou zijn. Het is onjuist aan te nemen dat in Tranen iets droevigers zou zijn dan in Lente, en in Takken iets meer boomachtigers dan in het kruidachtige Artisjokken. Al die namen duiden slechts op een vorm en samenstel van lijnen, wier primaire vorm trouwens verdwijnt in den overvloed van andere, later bijgebrachte versierings-figuren. De titels zooals we er boven enkele gaven en zoo- | |
| |
als er nog meerdere in gebruik zijn, zijn niet meer dan namen. Ze dienen ter onderscheiding, maar duiden evenmin als Jan of Piet een eigenschap van het ontwerp aan.
Het is van eenig belang om daarop de aandacht te vestigen, opdat men ook hier weer niet hoogere bedoelingen gaat veronderstellen, waar ze absoluut afwezig zijn. De symboliek en het mysticisme zijn de zwakke zijden van onze moderne kunst. Ze zijn het kenmerk waardoor men de zwakkere geesten constateert; en op den duur vergrooten ze zich wellicht nog eens tot den factor die het werkelijk aesthetische element vervangt. Het zij dus nog eens herhaald dat men het versieringsmotief bekend als Tranen niet uitsluitend behoeft te gebruiken in eene rouwkamer maar ook in eene eet-, of werk- of andere kamer, dat Lente niet bij voorkeur verbonden worde aan jeugdige vroolijkheid en Artisjok niet bij de keuze van een eetkamertapijt bij voorkeur in aanmerking mag komen. Men zal zeggen dat dit dingen zijn, die wel van zelve spreken; maar toch bleek het reeds een enkele maal, dat dit voor sommigen niet het geval is. De liefhebberij om bij kunstzaken er iets meer achter te zoeken is er allengs diep in geraakt; en men kan niet zorgzaam genoeg zijn bij zijn pogingen haar weer uit te roeien!
Wat Colenbrander dan wel doet met zijn tapijten, als hij niet huilt met ‘Tranen’ en lacht met ‘Lente’?
Wel, hij verschaft een verbazend hecht kleurfondament in uwe kamer, waarop ge met uw stoelen, uw meubelen, uw schilderijen voort kunt bouwen! Hebt ge een tapijt van Colenbrander op uw vloer, dan weet ge, dat uw kamer iets dragen kan, dan hebt ge als het ware een symbool van de hechtheid der balken en der fundamenten, waarmee uw architect uw veiligheid waarborgde. Dit is de symboliek die aan Colenbrander's kleursamenstellen toegeschreven kan worden. Een vergelijking kan de waarheid daarvan misschien duidelijker maken. We denken er natuurlijk niet aan hier nog de waanzin der honden- en bloemen-tapijtjes aan te halen. We denken slechts aan dingen die althans passabel zijn, bijvoorbeeld aan een lichtgrijs kleed met een versierings motief, dat uit ongeveer cirkelachtige figuren is samengesteld. Zoo 'n kleed zal al heel weinig een fond zijn, ook al kwetsen kleur en teekening nu niet bepaald het oog. Men zal er iets in voelen van het wankelende, dat den eerstbeginnenden fietsrijder belaagt, het onzekere dat eigen is aan alle figuren, die zonder daartoe genegen te zijn tot de functie der vlakversiering worden gedwongen. En het grijs, als hoofdtoon van deze vloerbedekking zal u bezwaarlijk voorkomen in verband met de sterkere kleuren, die ge wel van zelve in uw kamer brengen moet. Het koper van een lichtkroon, het diepe bruin van een eiken kast, de gloed van een schilderij dat alles zal u
| |
| |
voorkomen te wichtig te zijn om door dat lichte grijs met al de hoepelachtige figuren gedragen te worden. En als ge herhaaldelijk en te vergeefs hebt getracht een goed geheel te krijgen, en verschillende meubelen zonder resultaat hebt geprobeerd, dan zult ge eindelijk tot de slotsom komen, dat uw lichtgrijze kleed geen kleurfondament voor uwe meubelen is, tenzij het lichte breekbare en weinig bruikbare dingetjes zijn in een van de Lodewijkstijlen!
Gereproduceerd met de welwillende toestemming van ‘het Modelhuis’, Amsterdam.
TH.A.C. COLENBRANDER: TAPIJT.
Het vermogen veel kleur en kleurtegenstelling te dragen nu bezitten Colenbrander-tapijten in zulke een mate, dat ge niet bevreesd behoeft te zijn dat eenig meubelsoort er voor te wichtig zou wezen.
| |
| |
Uitzondering maken we natuurlijk voor de Fransche salondingetjes, die op een Colenbrander-tapijt zouden staan als een lelietje der dalen op den rug van een olifant.
Op een stevige kast van Hollandsche eikenplanken, die veel eeuwen heeft bestaan en nog een paar eeuwen mee kan doen, zet men geen Louis XV-penduletje; maar men neemt daarvoor van dat zware vaste Delftsche blauw, dat zelf ook weegt als ijzer en lood! Dezelfde hechte constructie als de eiken kast in Vlaamsche of ander renaissance-stijl heeft het kleurengamma van Colenbrander's tapijten. En ook voor de eikenplanken vindt men een equivalent: het zijn de krachtige vaste kleuren, die in de Deventer tapijt-fabriek aan de wol worden gegeven. We bedoelen voor het oogenblik niet, al verdient dat ook wel vermelding, dat het kleuren der wol geschiedt met de grootst mogelijke zorg voor de vastheid der kleuren, zoodat eerst een lange reeks van zomers over een kleed moet gaan voor men een spoor van de werking der zonnestralen ontdekt; maar wel de kracht der gebezigde kleuren uit een aestetisch oogpunt. De afdeeling der Deventer-fabriek, waarin aan de kleurenkwestie de noodige zorg wordt besteed, behoort onder degenen, die aan de directie het minste hoofdbrekens gekost hebben. Het geldt immers het verstrekken van een materiaal, dat geheel buiten de controle van den ontwerper omgaat, die dus ook niet in de gelegenheid is door toevoeging van een tint of anderszins aan eventueele gebrekkigheden te gemoet te komen. Zoodra de teekening het atelier van Colenbrander verlaten heeft geschiedt de uitvoering van het kleed natuurlijk geheel mechanisch. De wol wordt geverfd, de verschillende kleuren worden verdeeld over de bakjes van de werksters, die de ‘puntjes’ aan de kettingdraden strikken, volgens het hun verstrekte patroon; de lade valt en een geheele reeks atoompjes is langs zuiver machinalen weg aan het tapijt toegevoegd. Andere werktuigen grijpen het kleed aan en het wordt geacheveerd, slechts door de blinde beweging van ijzer en staal. Het is dus duidelijk dat de atoomen die zoo snel door de handen der werksters gaan, vooraf van zoodanigen aard moeten zijn dat ze aan
de illuzie die de artiest zich stelde in alle opzichten voldoen. En dat gebeurt in de ‘chemische afdeeling’ der fabriek, alias de ververij, die thans onder leiding staat van den Heer H.J. Peters. Daar is het dat die mooie kleuren worden, die vervolgens worden overgeleverd aan die lange reeks van werkplaatsen en machines, en een gang gaan, die de wol brengt van den rug der schapen naar den salon. We zullen hier niet spreken van die aandoening welke men krijgt wanneer men bedenkt dat het vieze product der natuur door een reeks van bewerkingen vervormd wordt tot een voorwerp, waarop het talent des kunstenaars zijn onmiskenbaren stempel heeft gedrukt. De wonderen der techniek te beschrijven is onze
| |
| |
bedoeling niet: en zoo zwijgen we ook over de Deventer fabriek zelve, die tegelijk met den tegenwoordigen directeur, den Heer J.G. Mouton een artiest als Colenbrander aan zich verbond en daarmee het recht verwierf zich te rekenen onder de eerste kunstnijverheid-instellingen van ons land.
TH.A.C. COLENBRANDER: TAPIJTONTWERP.
Het was voorzeker een moedige daad van deze fabriek, die dateert uit de 2de helft der achttiende eeuw en waaraan natuurlijk allerlei eerbiedwaardige maar ook sommige lastige tradities vastkleefden, een modern kunstenaar te verbinden die met zijn kunstrevolutionaire opvattingen menige gevoeligheid moest kwetsen.
Aan den anderen kant mag niet worden vergeten dat de Heer Colenbrander in deze fabriek, berekend op een krachtige productie en die in practischen zin toch haar verleden had dat voor haar pleitte, gevonden heeft wat hij noodig had. Tapijten te teekenen en de gelegenheid te missen ze te doen uitvoeren, tapijten te doen uitvoeren en de kunst niet te verstaan, ze in de wereld te brengen; het zijn beide dingen, van zeer geringe feitelijke waarde. Deze laatste werd dan ook eerst ten volle aan Colenbrander's talent toegevoegd, toen met den nieuwen directeur der fabriek de practische factor zich aan de aesthetische, zooals hij in Colenbrander vertegenwoordigd was, huwde. Daarmee kreeg onze moderne ‘tapijtkunst’ (zullen me het maar voor een
| |
| |
oogenblik noemen) haar maatschappelijke waarde; en daarmee werd de weg gebaand naar de winkeliers, de tentoonstellingen, de salons, in een woord naar de bekendheid bij en de waardeering van het publiek.
Gereproduceerd met de welwillende toestemming van ‘het Modelhuis’, Amsterdam
TH.A.C. COLENBRANDER: TAPIJT.
Dat dit voor dezen vorm van kunstnijverheid een levenskwestie is geweest, behoeven we nauwelijks te zeggen. Er is geen zaak van dagelijksch gebruik, waarvan de productie een zoo uitgebreide reeks van bewerkingen vereischt als het tapijt. Waar een stoel, een kast, een stuk koperwerk nog door een werkman desnoods met een enkel exemplaar te gelijk gemaakt kan worden, daar verlangt het tapijt verschillende ervaren werkers en vele machines. Het spreekt dus wel van zelve dat een kunstnijverheid als deze zonder steun van de zijde van het ‘kapitaal’ - passez-moi den zeer zakelijken term - niet tot ontwikkeling kon komen. In de Deventer-tapijtfabriek bestaat de mogelijkheid van een bekrompen productie in het klein met handwerk en al de euvelen van dien, waarmee anders vaak de moderne kunstnijveren nog dweepen, eenvoudig niet. Het is een moderne fabriek geworden, niettegenstaande haar eerbiedwaardigen ouderdom; de laatste uitvindingen worden er in practijk gesteld. Dat dit allerlei voordeelen met zich brengt, dat kunnen we verzekeren, en geen nadeelen, daarvan overtuigt men zich bij de beschouwing van Colenbrander's tapijten.
| |
| |
Gereproduceerd met de welwillende toestemming van ‘het Modelhuis’, Amsterdam.
TH.A.C. COLENBRANDER: TAPIJT.
Maar we hadden het over de atomen, waaruit de Deventer-tapijt-fabriek Colenbrander's kunstwerken opbouwt. Natuurlijk draagt de vervaardiging daaraan veel bij tot de hechtheid der aesthetische kleursamenstelling van deze tapijten. Gebeurde er alles niet met die zorg
| |
| |
en nauwgezetheid waar het erop aankomt den wil van den ontwerper te gehoorzamen, diens voortreffelijke illusies zouden eenvoudig bedorven worden. En juist daarom staan we voor deze tapijten als voor kunstwerken, waaraan geen andere hand raakte dan die des meesters. Het is geen toegepaste kunst meer, maar de wenschen van Colenbrander worden in die mate getrouw door de fabriek vertaald, dat de producten diens kunst zelve worden. We kunnen dus denken dat het heel wat moeite heeft gekost de machines, de grondstof en een heel leger werklieden en beambten te drillen tot de discipline, die een voorwaarde is, waar het er op aankomt de uitvoering der ontwerpen een bijna volmaakte te doen zijn. Ze moet aanwezig zijn; en vandaar dat we bij de bespreking van deze tapijten geen rekening behoeven te houden met het verschil tusschen de illusie van den kunstenaar en de werkelijkheid. Deze tapijten zijn als schilderijen. Het streven en trachten van den maker vindt men erin terug; en bij eenige nauwlettendheid is het zelfs niet onmogelijk den ontwikkelingsgang na te gaan, waardoor het eenvoudige motief en den geest van den ontwerper groeide tot een compleete versiering.
Men heeft eens opgemerkt dat het wel steeds onmogelijk zal blijven schijnen de schoonheid aan Colenbrander's tapijten met de noodige scherpte onder woorden te brengen. En inderdaad, waar men tracht die woorden te vinden voelt men zich wel telkens nader komen bij het doel, maar tevens wordt men zich meer bewust ervan, dat dit doel nog niet bereikt is. Het blijft, waar men de schoonheid zelve met woorden poogt aan te duiden, bij een noemen van de eigenschappen. Misschien vooral daarom is deze moeilijkheid zoo groot omdat de aesthetische hoogte die Colenbrander in zijn tapijten bereikt een impressionistische blijft. Het is iets meer dan kleurtegenstelling en wat meer dan vlakversiering. In de manier, waarop de kleuren hier naast elkander komen, en vooral ook in de wijze waarop de versiering is verdeeld ligt iets spontaans, dat in het impressionistische schilderij zijn equivalent vindt in de lyriek. Men voelt het, het is hier niet een architect die zijn middelpunten heeft uitgezet en zijn verhoudingen heeft verdeeld en daarnaar zijn motieven uitwerkt tot de vlakversiering. Maar deze en de verdeeling van het vlak moeten te gelijk zijn geworden. Ze zijn niet te scheiden; ze zijn er beide op neergeworpen door het artistiek gevoel, nog vóór het verstand den tijd had de mogelijkheid ervan na te gaan. Ze zijn als de natuur, waarbij alles mogelijk is. En de kleuren zijn van te hoog effect dan dat ze niet meer dan een banale combinatie zouden zijn van tonen, die goed bij elkander staan. Er bestaat een onderlinge wisselwerking, die van het kleurvlak meerdere kracht bijzet en aan de kleurmengeling een diepte van toonwerking verschaft zooals men die kent op het impressionistisch schilderij.
| |
| |
Gereproduceerd met de welwillende toestemming van ‘het Modelhuis’, Amsterdam.
TH.A.C. COLENBRANDER: TAPIJT.
Het is een fout Colenbrander's tapijten te vereenzelvigen met de ‘moderne Kunstnijverheid’ en met de moderne kunst in het algemeen. Al mag hij dan een voorlooper heeten, die thans zijn plaats in de vaderlandsche Kunstnijverheid open vindt, de synthese van zijn kunst is een heel andere. Voor hem moet er van illusie tot werkelijkheid, van fantasie tot ontwerp, maar éen afstand zijn, zonder rustpunt. Zijn tapijten kunnen niet het voortbrengsel zijn van verstandelijke overweging, al duurt het misschien langen tijd voor de plannen tot deze tapijten tot werkelijkheid kwamen. Bij de ‘moderne’ schilderkunst en de ‘moderne’ kunstnijverheid ligt er een beteekenisvolle étape tusschen illusie en daad. Het is daar geen direct gevoel; maar integendeel gevoel in den vorm eener gedachte. Men ziet het in de symboliek en zoo deze afwezig is, in het meer overwogene van de factuur. Omdat dit onderscheid ons voorkwam van nogal beteekenis te zijn, meenden we er in den aanvang uitdrukkelijk op te moeten wijzen, dat men uit de namen, die aan deze tapijten verbonden zijn, niet moest opmaken, dat het des ontwerpers bedoeling zou zijn er eenige abstracte beteekenis aan te hechten. Ze zijn kleur en teekening, zonder meer. Juist die beperking van eigenschappen moet ze in die mate expressief doen zijn. Een kleed van Colenbrander op den vloer spreekt; en het heeft wel het hoogste expressie-vermogen dat met louter kleur te bereiken is.
We komen hier nu zelve weeron geveer bij ons uitgangspunt terug: waar de kleeden van het voorgeslacht ons allerlei dwaasheden lieten doen als honden op hun kop trappen, rozen vertreden en het gezellig
| |
| |
samenzijn van herders en herderinnen verstoren, daar spreken Colenbrander's tapijten slechts van de hechtheid van den vloer, die ons draagt. Ze geven ruimte aan de kamer en kracht aan de atmosfeer om den gloed van allerlei dingen van aesthetische waarde te dragen. Een kleed van Colenbrander is de basis, het fundament van heel ons interieur, omdat het, als kleur vast, krachtig en harmonieus is en - verder niets.
We gelooven dat, nu de Heer Colenbrander aan de Deventer tapijtfabriek verbonden is, de kunsttraditie haar wel niet meer zal verlaten. Ook al komen eenmaal geen nieuwe dessins van hem meer beschikbaar, toch, gelooven we, zal zijn beginsel gehandhaafd blijven en ook de volgende eeuwen zullen tapijten zien worden, die aan de door Colenbrander gestelde voorwaarden voldoen. Daarom moge in het kort vermeld worden hoe de tegenwoordige tapijtfabriek is ontstaan. Het zal velen verbazen dat het aanvankelijk een philantropische instelling was. Naar de vroegere directeur, de Heer J.G. van Schermbeek bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan der fabriek, op 24 Augustus 1897 mededeelde, klaagde men te Deventer in de tweede helft der xviiide eeuw zeer over de heerschende armoede. Ter oplossing van dit vraagstuk besloten schepenen en raad van Deventer in 1776 een of andere fabriek op te richten, waar de armen van de stad hun brood zouden kunnen verdienen. Ze loofden een premie uit van 200 gulden voor dengeen, die het beste plan voor een fabriek van wollen stoffen zou indienen. De Zwitser Gautier Lindel uit den Haag verdiende zich de premie voor zijn ontwerp van een katoenfabriek. Deze echter wilde niet bloeien; want in 1791 werd weer een oproeping gedaan. Pieter Roers kwam toen aan met het idée aan zijn reeds bestaande dweelenfabriek een nieuwe tak van nijverheid toe te voegen. Hoe het met deze onderneming ging is niet bekend. Mogelijk is het echter dat de ‘Fabriek van tapijten, zeildoek, enz.’ door de Heeren Birnie en Sauret in 1797 opgericht, een voortzetting was van Roers' zaak. Men neemt althans de mogelijkheid aan dat deze gevestigd was in hetzelfde gebouw. Eenigen tijd later was de armoede in de stad alweer zoo groot dat op aansporing van het armbestuur twee Deventer burgers zich met bovengenoemde oprichters associeerden, op voorwaarde dat in de fabriek aan ‘bedelende personen genoegzaam werk’
zou worden verschaft. Een paar jaar later stond de stad Deventer een pand aan de fabriek af, opdat daar nog meerdere personen werk zou worden verschaft.
Sinds dien gaat de philantropische draad in de geschiedenis der fabriek verloren.
We zullen hier van het verleden der fabriek verder niets zeggen. Iedereen kent de reputatie, die haar fabrikaat allengs verwierf en den
| |
| |
hoogen dunk dien men had na het artistiek gehalte daarvan. De volheid des tijds kwam echter eerst toen de Heeren Mouton en Colenbrander er aan verbonden werden. Het was in zekeren zin een durf, het nieuwe element in deze oude fabriek zoo plotseling in te voeren. Maar het experiment blijkt levenwekkend geweest te zijn. De fabriek heeft daarmee haar plaats gekregen in de moderne kunststrooming. Nederland mag er trotsch op zijn nu zij meehelpt de jonge in vele opzichten zoo voortreffelijke kunstnijverheid ingang te doen vinden in het buitenland, en in het binnenland vooral.
TH.A.C. COLENBRANDER: TAPIJTONTWERP.
Ten slotte mogen we er hier misschien wel even op wijzen dat de fabriek onder goede leiding staande en onder goede voorwaarden produceerende dan toch niet de verschrikkelijke vijandin is van de kunst, waarvoor ze al te vaak is uitgekreten. Is er iets aan te merken op de uitvoering van Colenbrander's tapijten? En toch zijn ze
| |
| |
slechts het product van dat louter machinaal-proces dat den ontwerper alle contrôle ontneemt zoodra de teekening zijn atelier verlaat. De Deventer tapijtfabriek is integendeel een nieuw bewijs voor de waarheid, dat er slechts dan van ernstige kunstnijverheid sprake kan zijn als deze zich aanpast aan de voorwaarde der moderne techniek, en ook daarvan dat deze alle waarborgen bieden kan voor de meest conscientieuse uitvoering.
Ed. Thorn Prikker.
|
|