Onze Kunst. Jaargang 1
(1902)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
De tentoonstelling der Vlaamsche primitieven te BruggeV.WANNEER men in de kronijkschrijvers de geschiedenis van Brugge in den loop der xve eeuw doorbladert, dan treft men in de nauwkeurige opsomming van allerlei feiten, bijna jaarlijks de melding aan, van een opstand, van een steekspel van den Witten Beer, van een expeditie extra-muros, van een kapittel van het Gulden Vlies, van een vorstelijk huwelijk, zoodat Brugge, waar zeevaart, handel en nijverheid reeds aan de straten en markten een woelig rumoer moesten bijzetten, met al haar feesten, al haar samenloopen van gewapende gilden, éen der woeligste steden moest zijn die men zich uitdenken kan. Daar, in die onrustige stad, verscheen omstreeks 1467, de zachte droomer, Hans Memlinc. Evenals zijn geniale voorganger van Eyck, had hij de groote handelsbaan gevolgd, langswaar de zwaar geladen wagens van het Hansa-verkeer trokken, en weer kwam de Germaansche kunst een nieuwen kloeken adem inblazen in de Vlaamsche kunst. De roem der werken van van Eyck en van Rogier van der Weyden, trok de vreemde meesters naar ons land aan, evenzeer als de weelde die te Brugge heerschte. Memlinc, die afkomstig was uit het land van Mainz, vestigde zich te Brugge, nadat hij waarschijnlijk leerling geweest was bij Rogier van der Weyden. Het drukke verkeer van vreemdelingen in onze streken, bracht in onze Vlaamsche kunst, een zeker cosmopolitisme, verbrak die groote oorspronkelijkheid die eigen is aan van Eyck, en het bewijs ervan ligt in het feit, dat men heel gemakkelijk aan Antonello van Messina het portret is gaan toeschrijven van Nicolas di Forzore Spinelli (55, Museum van Antwerpen) dat nu door de critici aan Memlinc | |
[pagina 56]
| |
teruggegeven werd, terwijl men heel dikwijls de werken van Rogier van der Weyden, is gaan verwarren met die van Martin Schongauer. Italië, Frankrijk, Duitschland, komen iets van ons nemen, maar laten ons onvermijdelijk iets na, maar of onze meesters ook komen van Maeseyck, van Mainz, van Oudewater, zoodra zij op onzen bodem zijn, in ons midden, putten zij als het ware uit dien bodem zelf dien kenmerkenden trek onzer Vlaamsche kunst: de kleur. Deze tentoonstelling is wel de glorificatie van Memlinc; het grootste deel zijner echte werken en het maximum zijner meesterwerken zijn hier verzameld. Het portret van Nicolas di Forzore Spinelli, den beroemden Italiaanschen muntgraveur, (55), dat éen zijner jongste werken moet zijn, toont ons den meester in het volle bezit van een schitterend talent. De fijn bewerkte en tevens vast omlijnde kop staat vol relief tegen een achtergrond van een fijn landschap van boomen en water met witte zwaantjes waaraan de fijne witte wolkjes - die men ook terug vindt in de Aanbidding der Drie Koningen (60, Sint Jans Hospitaal Brugge) - een grooteren indruk van atmosfeer teweegbrengen dan tot hiertoe in de tafereelen der voorgaande meesters het geval was. Tot hetzelfde tijdstip behoort het drieluik De heilige Maagd met Sir John Donne, vrouw en kind en beschermheiligen (58, Duke of Devonshire, Chatsworth), echt werk, dat vergeleken bij dergelijke onderwerpen uit het Sint Jans Hospitaal van Brugge, merkelijk van mindere kunstwaarde is, wellicht omdat het tafereel geschilderd werd gedurende een kort verblijf van Sir John Donne te Brugge ter gelegenheid van het huwelijk van Karel den Stoute met Margareta van York. Tot deze twee eerste werken verbinden zich twee lange reeksen dergelijke paneelen van zelfden aard. Aan de eene zijde de portretten. In dat van Spinelli (55), in dat van een onbekende (73, Mauritshuis den Haag)Ga naar voetnoot(1), voorstellend een man met gekruld haar, dikken gebroken neus, in biddende houding; en in die twee prachtige luiken van het Gymnasium van Herrmannstadt (74 en 75) voorstellend het eene, een begiftiger met zijn zoontje - het gelaat van den ouden man is tot in de geringste deelen ontleed - het andere zijn vrouw, alsook in het Portret van een oude vrouw (71, M.N., Parijs), waar zoo weinig kleur, zooveel expressie verwekt, vertoont Memlinc al de eigenschappen van den meester der Vlaamsche school: van Eyck. Het zijn diep bestudeerde koppen van een strenge anatomie, waar de lijn beslist alle vormen afteekent; zij verbeelden - zooals het portret van van Eyck's vrouw: karakters. Daarnaast komt van gansch anderen aard een lange reeks portretten, waaronder die meesterstukjes van Brugge: Sibylle Sambetha (62, Sint Jans Hospitaal), | |
[pagina t.o. 56]
| |
ROGIER VAN DER WEYDEN (?)
MARIA MET HET KIND IN EENE GEBEELDHOUWDE NIS. (Op oorspronkelijke grootte). (Verzameling van den Graaf van Northbrook, Londen). | |
[pagina 57]
| |
Maarten van Nieuwenhove (67, id.), de twee portretten Willem Moreel en Barbara van Vlaenderberch (64 en 65, Museum van Brussel), al deze volstrekt echte werken, de twee: Thomas Portunari en zijn vrouw (57 en 58, Leopold Goldschmidt, Parijs) waarvan de amberachtige gele toon zoo warm is, en tal van andere portretten uit de verzamelingen Oppenheim te Keulen, George Salting te Londen, die allen - de echtheid terzijde gelaten - datzelfde karakter vertoonen: een zekere onbestemdheid in het gelaat, een zekere droomerigheid in de oogen, een zachtheid in de wezenstrekken, een soort afwezigheid van energie. Dit zijn twee treffend verschillende manieren in de opvatting van het portret bij Memlinc, waarvan de tweede hem vooral eigen is, daar men die enkel ontmoet in de volstrekt echte werken van den meester. Tot het tweede tafereel van Memlinc: het Triptiek van Sir John Donne, verbindt zich die lange reeks godsdienstige tafereelen waarin de heilige Maagd vooral als voornaamste figuur optreedt. Memlinc heeft van de heilige Maagd een ideaal beeld geschapen. De realist van Eyck stelt ze ons voor als een gewone vrouw uit zijn tijd; de droomer Memlinc ontneemt haar zooveel mogelijk het menschelijk karakter om op haar kalm en effen langwerpig gelaat, dat nauwelijks rozig gekleurd is, in hare zachte streelende oogen, op haar fijnen mond, die zachtmoedigheid te leggen, die past aan een ideaal wezen. De glorieuse maagd van van Eyck lacht als een gelukkige moeder; de maagden van Memlinc zijn passieloos. Zoo vindt men ze in het Mystiek huwelijk der heilige Catharina (59, St. Jans Hospitaal Brugge), in de Aanbidding der Koningen (60, id.) in de Heilige Maagd van het Dieptiek van Maarten van Nieuwenhove (67, id.) en in een vijftal andere schilderijen van dergelijken aard in deze tentoonstelling aanwezig. Zijn engelen integendeel hebben om hun mond een glimlach van een ongewone gelukzaligheid. Ook de Jesus-kinderen van Memlinc verwijderen zich meer van de realistische kinderen van van Eyck, en vertoonen in hun breed voorhoofd een teeken van hoogere bovennatuurlijke ontwikkeling dan de gewone menschenkinderen. Tafereel na tafereel ontleden, ware om zoo te zeggen gansch Memlinc's werk bestudeeren en dat valt niet in de perken van deze studie. We hebben zijn karakteristieken trek ontmoet in zijn portretten. Een blik op een drietal zijner meesterwerken zal ons toelaten van de andere prachtige gaven van dezen meester te genieten. Van al de tafereelen waarin hij een godsdienstig onderwerp behandelde, met of zonder portret van begiftiger, zijn het hoogaltaarstuk: Het Mystiek huwelijk der heilige Catharina (59, St. Jans Hospitaal te Brugge) en De heiligen Christophorus, Maurus en Gilles met begiftigers (66, Museum van Brugge) wel de heerlijkste die zijn penseel | |
[pagina 58]
| |
schiep. De heilige maagd tronend onder een portiek op een zetel, houdt op haar schoot het kind Jesus dat aan de heilige Catharina, die aan de rechterzijde der Maagd knielt, den ring aan den vinger steekt. De heilige Barbara zit aan de andere zijde en leest in een boek. Een engel speelt op de harp, rechts; een andere engel knielt links en houdt op de borst een boek open dat Maria doorbladert; de eerste engel lacht gelukzalig, de tweede staart ernstig. Achter haar Johannes de Dooper en Johannes de Evangelist. HANS MEMLINC: CHRISTUS MET DE ENGELEN, linkerluik, (Museum, Antwerpen).
Een landschap loopt op den achtergrond, zichtbaar tusschen de pijlers van den portiek. De rechterluik verbeeldt de onthoofding van Johannes; de linkerluik Johannes op Pathmos, starend naar de visioenen van de Openbaring. Op de buitenzijde der luiken zijn de portretten van de begiftigers: rechts de broeders Antoon Seghers en Jacobus De Kueninc, links de zusters Agnes Casembrood en Clara Van Hulsen met hunne respectieve beschermheiligen. Hier hebben wij het gothiek tafereel in al zijn prachtvolle symetrie: alle beelden vinden rondom de heilige maagd hun evenwicht. Al de figuren van dit heerlijk tafereel zijn kalm en passieloos, zelfs de figuren die de onthoofding van Johannes bijwonen drukken enkel door een eenvoudige beweging der handen hun gevoelens uit; ook Johannes op Pathmos die het visioen ziet van Hongersnood, Pest, Oorlog en Dood, neerdalend op aarde en den val der sterren, zit kalm voor dit schrikwekkend tafereel. | |
[pagina 59]
| |
HANS MEMLINC: CHRISTUS MET DE ENGELEN, middenstuk, (Museum, Antwerpen).
Memlinc zoekt niet zooals zijn voorganger van der Weyden naar effekt: hij dwingt ons te droomen voor zijn paneelen zooals hij droomde voor zijn onderwerp. Die prachtige schikking der personen, de rijkdom van alle stoffelijke deelen, de nauwkeurige uitvoering, de glans der kleuren en hunne harmonische schakeering, de hooge adel van alle figuren waaraan hij alles ontnam dat vulgair mocht schijnen, dwingen onze aandacht af, veroveren ons zoodanig dat we het heilig geluk gaan voelen der maagd Catharina wanneer zij den goddelijken huwelijksring om haar vinger voelt glijden, dat we schrikken voor de gruweldaad van Johannes' moord, dat we zelf huiveren voor het visioen van Johannes te Pathmos. Memlinc is de meester der kalme contemplatie. Hij geeft het onderwerp in kalme eenvoudige grootschheid; hij laat aan den toeschouwer den last over te gevoelen voor zijne figuren. Een herhaling van het middenluik van het hoogaltaar vindt men in een paneel tentoongesteld door den heer Goldschmidt van Parijs (63). Een treffende tegenstelling leveren ons de Rijve der Heilige Ursula (68, Sint Jans Hospitaal) en de Christus met engelen (84, Museum van Antwerpen). In de acht paneeltjes en in de zes medaillons van de kostbare rijve heeft Memlinc getoond welk een wonderbare miniaturist hij was, en de drie paneelen herkomstig uit de kerk van Najera bewijzen dat hij ook een voortreffelijk decorateur was. Wat grootschheid spreekt er niet uit die prachtige, kalme Christusfiguur in keizerlijk | |
[pagina 60]
| |
gewaad, meer dan natuurgrootte, omringd door musiceerende engelen, die stellig van de zelfde hand zijn als die in de medaillons der Rijve van Sint Ursula. HANS MEMLINC: CHRISTUS MET DE ENGELEN, rechterluik, (Museum, Antwerpen).
Zoo groot is de verleiding van deze heerlijke verzameling meesterstukken van Memlinc dat men ze moeilijk kan verlaten. Een enkel woord nog van het tweede standaardwerk dat Brugge van hem bewaart: De heiligen Christophorus, Maurus en Gillis met de begiftigers: Willem Moreel en zijn vrouw en hunne kinderen (66, Museum van Brugge). De tijd die aan bijna al de andere werken van den meester hunne heldere bijna wonderbare frissche kleur liet, lei op dit paneel een zekere ‘patine’ die de kleuren wat verdoofde. Hier zien we hoe gewetensvol de middeleeuwsche kunstenaar was in de uitvoering van zijn werken: de begiftiger van het paneel verlangde een schilderij waarop de heiligen Christophorus, Maurus en Gillis voorkwamen, heiligen die met elkander geen betrekking hadden. De kunstenaar plaatste ze alle drie in een landschap: Christophorus in het midden, de voeten badend in een beek en dragend op de schouders den zwaren last van het kind Jesus; de twee andere heiligen op de oevers. Het tafereel op zich zelf had geen beteekenis, maar toch bewerkte de kunstenaar het geheel met dezelfde liefde als die welke hij gevoelde voor tafereelen waarvan hij zelf het onderwerp koos of waarvan het onderwerp een geheel uitmaakt dat hem kon begeesteren. In dit tafereel spreekt het heerlijkst het voornaamste kunst-princiep | |
[pagina t.o. 60]
| |
HANS MEMLINC:
MARIA MET HET KIND (Verzameling van den Prins van Liechtenstein, Wenen) | |
[pagina 61]
| |
van Memlinc: naast een zuivere uitvoering, zoo weinig beweging mogelijk: statige kalmte. Zoo is de heilige Maurus een onvergetelijk beeld van grootheid en verhevenheid in de strenge rechte lijn van zijn edele houding. Beschouw ook het daarnaast hangend stuk: De Boodschap (85, Prins A. Radziwill, Berlijn) waar de Heilige Maagd bij het nieuws harer vruchtbaarheid in onmacht valt in de armen van twee engelen: hoe lenig de beweging van het bezwijmende lichaam, en hoe diep indrukwekkend in de soberheid der lijn! Nog talrijk zijn de werken hier aanwezig, echte of toegeschreven, die het mogelijk maken ons een volledig denkbeeld te vormen van de kunst van den Brugschen meester; in het portret vertoont hij twee manieren: de manier die herinnert aan van Eyck: nauwkeurige ontleding van het gelaat; en zijn eigen manier: weglating van de intieme details om het gelaat te veredelen. In zijn maagdenfiguren, en in bijna al zijn vrouwenfiguren vertoont zich een onverstoorbare kalmte en hetzelfde model dient hem voor al zijn typen. Kleine witte wolkjes komen door zijn hemelen zweven en verwekken meer dan bij zijn voorgangers het gevoel der atmosfeer. Een schitterende roode kleur is hem vooral lief, die aan zijn schilderijen een ongewone levendigheid verleent. Waar van Eyck ontleedt, waar van der Weyden dramatiseert, daar houdt zich Memlinc in een kalme droomerij, vol stille, ingetogen poëzie. | |
VI.Memlinc had in zijn werkplaats een jongeling die bij hem de schilderkunst aanleerde: Jan Verhanneman. Heeft die niets voortgebracht en komen hem geen werken toe die onder Memlinc's naam of onder de algemeene aanduiding van ‘school van Memlinc’ prijken? Onopgelost vraagstuk! James Weale schrijft aan Louis Boels enkele tafereelen toe die tot hiertoe aan de kunstschool van Memlinc behoorden, namelijk die paneelen, waar de Heilige Maagd troont onder een portiek tusschen twee engelen (79, Hertog van Anhalt, Woerlitz) en (82, Mev. Stephenson Clarke, Hayward's Heath) alsook die der Uffizi te FlorenceGa naar voetnoot(1). Aan James Weale hebben wij verder de ontdekking te danken van een schilder en van een reeks zijner echte paneelen, die de vergelijking met den grooten Brugschen meester doorstaat. Die schilder is Geraard David van Oudewater. Ook dezen meester kan men in de Tentoonstelling der Vlaamsche primitieven in de prachtigste zijner echte werken bestudeeren. Zijne twee paneelen: Het Oordeel van Cambyses (121, Museum van Brugge) en De Vlading van den Onrechtvaardigen rechter (122 id.) | |
[pagina 62]
| |
vertoonen ons van de eerste onderwerpen die niet aan het godsdienstig leven ontleend zijn en die symbolische feiten uit onze politieke geschiedenis verbeelden. Het Oordeel van Cambyses, den vorst die een onrechtvaardigen rechter Sysamnes laat aanhouden, symboliseert de beschuldiging van Lanchals en enkele leden van het Brugsche magistraat, onder de aantijging van kuiperijen; het tweede paneel, waar de beulen het vel afstroopen van den onrechtvaardigen rechter om er den zetel mede te bekleeden die door zijn zoon zal gebruikt worden is een herinnering aan de executie van Lanchals en zijne maten. Leven, expressie in de gelaten, beweging, een warme bruingele toon in de kleur, zijn treffende karaktertrekken van deze twee paneelen. Doch het is in het drieluik den Doop van Christus (123, Museum van Brugge) dat de kunst van Geraard David het dichtst staat bij die van Memlinc. Christus staande in den Jordaan wordt gedoopt door Johannes; een engel in rijk gewaad houdt het kleed van Christus. Een zeer uitgebreid landschap op den achtergrond; op de binnenluiken rechts de begiftiger Jan des Trompes en zijn zoon met den heligen Johannes Evangelist, links de eerste vrouw van Jan des Trompes en hare vier dochters, beschermd door de H. Elisabeth; op den buitenkant der luiken, links de heilige maagd met het kind Jezus, rechts de tweede vrouw van Jan des Trompes met de H. Maria Magdalena. Als tonaliteit staat dit tafereel zeer dicht bij het drieluik van Memlinc: de familie Moreel (66, Museum van Brugge). Het is dezelfde soberheid van tinten; dezelfde minutie in de uitvoering van alle bijzonderheden, watergolfjes, bloemen, boomen, en hetzelfde prachtige rotsachtige landschap dat vooral in de schilderij van Geraard David zulk een gewichtige rol speelt, dat het landschap met zijn boomen omstrengeld met klimop, met zijn valleien, met zijn talrijke kleine personages en met zijn sterk bewolkten hemel, een schilderij op zich zelf uitmaakt. Maar onovertroffen in het geheele werk van Geraard David is het paneel dat het Museum van Rowaan zond, voorstellend de Heilige maagd met het kind Jezus omringd door engelen en heilige maagden (124). In den uitersten rechterhoek het portret van G. David, in den uitersten linkerhoek Cornelie Cnoop, zijne vrouw. Dit schilderij gaf de meester als een geschenk aan de Carmeliten van Sion van Brugge. Een dergelijk onderwerp De Heilige Maagd met kind Jezus omringd door Heilige Maagden (114, Museum van Brussel), voorstellend het mystiek huwelijk der heilige Catharina, werd vroeger aan de Duitsche school toegeschreven en terecht misschien, hoewel het tafereel als een geschenk gegeven werd aan het altaar van het Gilde der Drie Sanctinnen te Brugge in 1489. Dit feit bewijst niet beslist dat het een werk is van een Brugsch kunstenaar en de attributie aan de Duitsche school zou | |
[pagina t.o. 62]
| |
GEERAARD DAVID:
MARIA MET HET KIND, OMRINGD DOOR ENGELEN EN HEILIGE MAAGDEN (Museum van Rowaan). | |
[pagina 63]
| |
echter eens te meer bewijzen welke nauwe betrekkingen bestonden tusschen Duitschland en Vlaanderen. De vergelijking tusschen deze twee paneelen laat ons toe nog inniger de prachtige heerlijkheid te genieten van het meesterwerk van Geraard David. Stijf, hoekig en plat zijn de figuren in het tafereel van Brussel; schitterend de kleuren, maar hard en weinig samensmeltend. Daar tegenover vertoont het tafereel van Geraard David een prachtige sierlijkheid van lijnen, zoo zwierig en lenig als lag daarin reeds al de vormenweelde van Rubens en van Dyck; de figuren dicht naast elkander zittend, laten hunne warme kleuren samensmelten; de aangezichten zijn vol relief; er is afwisseling in de uitdrukking en in de wezenstrekken. Kortom dit is een wonderpaneel dat als een verbindingsteeken mag beschouwd worden tusschen de primitieve school en de opdagende school waaruit Rubens en van Dijck zullen optreden. Met het Mystiek huwelijk der heilige Catharina van Memlinc en de Glorieuse Maagd van van Eyck, behoort het paneel van Geraard David tot de drie perels die het puik dezer tentoonstelling zijn. We kunnen Geraard David niet verlaten, zonder een blik te werpen op een Aanbidding der Koningen (135, Museum van Brussel) die de heilige maagd voorstelt in den stal van Bethleëm, het kind Jezus houdend op den schoot. De drie koningen gevolgd door een langen stoet die kronkelend langs de wegen komt gelijk een Italiaansche triomfstoet, aanbidden het kind. Van Eyck, Memlinc, David, Gossaert, kregen beurtelings het vaderschap van dit prachtig paneel dat een juweel is in het Brusselsch Museum. In de nabijheid van Het oordeel van Cambyses en van de Executie van den onrechtvaardigen rechter, schijnt dit stuk wel tot het werk van G. David te behooren: de warme bruingele kleur en zekere typen van figuren stemmen in deze drie schilderijen goed overeen. Geraard David schijnt me aan den aanvang der xvie eeuw te staan als het heerlijk keerpunt in de geschiedenis onzer kunst, en als een treffend bewijs dat de evolutie die in onze kunst plaats greep en de verschijning voorbereidde van de school van Rubens, niet enkel te danken is aan den Italiaanschen invloed, maar ook en voor een groot deel aan allerlei invloeden spruitend uit ons midden zelf; en het paneel van Rowaan verwekt in mij het intieme gevoel dat zonder Italië, Rubens en van Dijck tóch uit onzen bodem zouden gesproten zijn, als het natuurlijk gevolg van onze kunstevolutie.
Hendrik de Marez. (Wordt voortgezet.) |
|