Onze Kunst. Jaargang 1
(1902)– [tijdschrift] Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondentenUit Den HaagPulchri studio tentoonstelling van Johs Bosboom (collectie van den hr. en mevr. Mesdag) 7 juni - 15 juliBosboom is de schilder der kerken (en boerendeelen) Dit bepaalt ook zijne aanschouwing van de natuur. Hij doordringt deze niet als Maris, evenals het door de primitieven en in den aanvangstijd der kunst, toen men wel het begrip van 't ruimtelijke zijn in een gebouw styleerde om er den Geest Gods te ontvangen, ook niet gedaan werd. In een kerk wist en zag hij het begrip van 't Zijn, en zoo was zij hem ook Natuur. Zag hij Er de verrijzenis van een nieuw gebouw uit het donker der onbewustheid, dan is dit hem eene vreugde waarvan de zon begint te schijnen uit de hoogte der hemelenGa naar voetnoot(1). Maar hij was toch een van de eersten die voor Holland eene nieuwe traditie hielp scheppen (welk feit een gedeelte van zijn grooten invloed verklaart) en het wezen der natuur op eene eigene wijze begreep. De beoordeelaar van Bosboom heeft niet te vergeten dat deze veelal onderwerpen schilderde die op zich zelf reeds kunstwerken zijn, en bij de bepaling van het wezen van zijn kunstenaarschap heeft hij eerst na te gaan van welke geaardheid deze zijn. De architektuur heeft, evenals de muziek, een lyrisch karakter. Zoo spraken Fr. von Schlegel en Goethe van ‘gefrorner’ en ‘versteinter Musik’; het rythme harer vormen wordt, in éen blik overzien, tot harmonie. Men beseffe de bekoring die de teekenaar Bosboom uitoefende. Er zijn weinigen die, na Rembrandt in deze mate het rythme der perspectief, een harer wezenstrekken, aanvoelbaar wisten te maken. Zoo zou Bosboom in de boerendeelen o.a. de primitievere constructie, het oorzakelijke logische verband aantrekken. Maar dit alles vooral den teekenaar. In zijne werken weerspiegelt zich de wereldorde in volkomener harmonie. De schilderkunst, die in Rembrandt kulmineerde, is door Hegel de kunst van het Kristendom genoemd. Het is alsof zij in Bosboom nog eens terugziet op den afgelegden weg. Het is misschien van belang hier eene opmerking van Mesdag op te teekenen die, doelende op Bosboom's beroemde teekening ‘Kerk te Alkmaar’, mij zeide dat zoo'n kerk nooit door iemand gemaakt was. Er zijn er velen die de beteekenis van Bosboom doorvoeld hebben, er zijn weinigen die dit verstaanbaar gemaakt hebben. Zooals ik vroeger reeds eens, ter gelegenheid van Breitner's expositie, heb opgemerkt, is de schilderkunst aangewezen in éen moment der eeuwige wording toch het begrip dier eeuwige wording te geven, waarom zij bij voorkeur het oude, het beleefde, iets dat eene geschiedenis, een ‘geworden zijn’ toont, als onderwerp kiest. Men denke hier (b.v.) aan Rembrandt, Millet en Israëls; aan Rembrandt die weinig kinderen schilderde dan in een zamenzijn van generaties, waarin hij weer een begrip van wording geeft, en aan Toorop's ‘Geloof en Loon’. Zoo zag ook Bosboom in de kerken het kort begrip van de geschiedenis der menschheid en | |
[pagina 53]
| |
waar hij verschillende momenten gaf, gaf hij de graduaties in de godsdienstige gevoelens der menschheid, het dringen van een wereld naar het oneindige in tragische en blije momenten. Zijn kerken, zij zijn vol van verstorven echo's, de atmosfeer is er met onbestemde gevoelens doorademd, de lichtkronen, die Luchters van het Heelal, zijn er verdoofd, maar het schijnt soms alsof er de magische weerschijn van in dieper schemeringen nog beeft. De banken, de gestoelten, de vloeren, pilaren en muren, zij zijn versleten door het gebruik van tallooze geslachten, zij dragen teekenen, indrukken die door hartstocht vorm kregen. Bij de grooten krijgt soms eene gemeenplaats beteekenis. Zoo van iemand, dan kan men van Bosboom getuigen dat hij steenen kon doen spreken. Er is reeds herhaaldelijk gewezen op de invloed die Bosboom o.a. van Rembrandt onderging. In verschillend werk is dit hier merkbaar. Treffend, ook nog in verband met het voorgaande, is dan dat Bosboom in eenige geschilderde ‘Synagogen’, onderwerpen die ook Rembrandt aantrokken, het diepst tast en eenige der sterkst sprekende kanten van den Meester der meesters raakt. Treffend ook nog omdat Bosboom hierin aan de figuren merkbaar veel beteekenis verleent, zoodat in de verbinding van een lyrisch en een episch element de dramatiek die het wezen van Rembrant's kunst is, benaderd wordt. Deze schilderijen zijn (het is bekend dat Bosboom meest teekeningen maakte) te beschouwen als de geschiedenis der oogenblikken waarin Bosboom het sterkst leefde. Ik laat de lyrische emphase achterwege, evenals ik ook kortheidshalve niet van de geestes-attitudie van den godsdienstplegenden mensch heb gerept, iets wat in eene afdoende beschouwing over Bosboom noodzakelijk moet betrokken worden. Maar 't zou me een lust zijn een oogenblik dieper in te gaan op het gevoelsleven van een man die het troebele leven tot zulk eene vereening wist te klaren, die ik hooger stel dan de primitieven, omdat hij universeler, meer een wereldgeest, dramatischer en dus meer mensch was, en wiens kunst een zuiverder religie nog was dan die der oude Indiërs. Deze expositie omvat, naar opgave der catalogus, een 9-tal schilderijen en 85 teekeningen. 25 Juni 1902. | |
Binnenhuis ‘Die Haghe’ Dirk NijlandZooals deze jongere zich op deze expositie voordoet is hij een typische figuur uit dit tijdperk van kentering voor de schilderkunst. Hij schijnt een intellektuëel ontwikkelde te zijn, heeft veel gezien en beleefd, schijnt a priori - ook door het zien van werk van anderen - zijn wereld te kennen. Vergelijkt men een jongere als deze bij een geest als Bosboom, die zich als eene van de schoonste harmonie in de rythmischen opbouw en groei van zijn werk deed kennen, dan ontbreekt dezen ervarene en toch onervarene nog veel. Heeft hij zijne levenskennis wel voldoende geordend, vragen we? Maar welk eene kracht bezit hij toch ook. Had de Duitsche aesthetiek ons besef omtrent de evolutie der kunst niet voldoende verhelderd en aangetoond dat in de toekomst het drama zal overheerschen, deze jongere zou een der velen zijn die een vermoeden omtrent deze overheersching, hetwelk zou kunnen bestaan, eene schijn van juistheid geven. De schilderkunst, die in Rembrandt de meest absolute en voldongen vorm heeft in de eenheid der twee tegendeelen licht en donker, in een gedurende de eeuwen logisch ontwikkeld, gerijpt schema, hetwelk het begrip der werkelijkheid verzichtbaard insluit, heeft na dien tijd langzamerhand een meer dienend karakter verkregen. Wel blijft zij als absolute kunst naast haar ander uiterste de gebruikskunst bestaan, maar vergelijkt men haar wezen van nu met dat ten tijde van Rembrandt, dan valt het meer decoratieve van haar karakter direct op. Men wettige deze kleine uitweiding, daar zij van een standpunt dat rekenschap houdt met het wezen van de evolutie der kunst, eenige helderheid verschaft. Dit verklaart verder hoe Rembrandt karakter gaf, Millet, Daumier Vincent, Toorop en zoo ook Nyland | |
[pagina 54]
| |
meer het type. Deze laatsten geven bij de uitgang der schilderkunst evenals bij elke aanvang een algemeener levensbeeld, zijn eerder geneigd tot symbool dan b.v. de rasschilder, de eigenlijkste schilder Rembrandt, voelen zich minder aan het moment, waarin zich voor den schilder de idée manifesteert, gebonden, zijn meer litterair. Zoo ook Nijland die invloeden onderging van de Romaansche kunst, van de oude Vlamingen en Hollanders en van enkele onzer modernen als Vincent en Toorop en van de méditatieve strooming. Zijn werk heeft behalve een onmiskenbaar dramitische Schwung een bijwijlen illustratief en, wie zou het dezen jeugdige geestdriftige euvel duiden, tendentieus karakter. Zijn materiaal is meestal de pen en het zwart krijt. Zijn Boomhaven te Dordrecht, mag roemenswaardig zijn om eene zekere techniek en van volgehoudenheid, wat wij gewoon zijn geworden te verstaan onder een rasschilder spreekt er eigenlijk nog niet uit. Hij mag ten eenen tijde met eene voorbeeldelooze nauwgezetheid te werk gaan, een volgende keer bezit zijne kunstdrift hem te zeer, de inbeelding is dikwijls grandioos, maar er ontbreekt nog wel eens dat onmisbare bestanddeel van eene volschoone teekening, wat wij zooeven in ons verslag over Bosboom met het rythme der perspektief aanduidden. Soms schijnt hij de grenzen aan den schilder gesteld te willen overschrijden. Wil hij ons het rumoer dat in eene stad heerscht, alleen suggereeren, de schilderkunst vermag dit. Alleen de toevoeging van het woord: rumoer bij den titel is verdacht of minstens overdadig. Met Job geeft hij een arbeider, reusachtig tegen eene bewogen en doorsmookte lucht boven eene fabrieksstad. Dit type - het is geen karakter - met zijn bijbelsche naam is een tijdsbeeld dat eeuwen in de verbeelding wil doen rijzen. De teekeningen Moulin de la Galette en Kapitalisme en arbeiders kan men onder de allegorische kunst rangschikken, en voor wie deze schildersnatuur begrijpt zijn ze allerminst te malen. Noemen we vervolgens nog eenige sprekende (en hiérom alleen in dit geval) titels als: Le Marcheur, Krotten en Sloppen te St. Gilles, Oude Wilgen, De Zaaier, De Zwerver, Misère, Der Wegweiser (Lied van Schubert), 'n Nacht, De Molen, 'n Enthousiast, 'n Cynicus, Op 'n Vergadering, M'n oude schoenen, De Stad (stadsobsessie) en eenige types uit de Morgue te Parijs), die den psycholoog aanduiden, dan geven we der fantasie een te gereede taak, dan dat het vormen van een beeld van dezen opmerkelijk artiest die een wereld van hooghartigheid, satire, ironie, humor en.... medelijden schijnt te verbergen, te moeilijk zou zijn. De eigenaardige verscheidenheid van zijn uitingen bewijzen dat hij nog aan het terrein verkennen is. Laten we hopen dat hij in conscientieuser, bezonkener vorming zich zelven bewuster, en daarmede zijn weg vinde. | |
Scheveningen internationale tentoonstelling voor de verloting ten bate der weduwen en weezen der boeren en verdere slachtoffers 1 juli-15 september 1902Ongeveer 5000 nummers vormden deze expositie. Kenschetsend is dat er zooveel vrouwen inzonden. Daar deze expositie uit bijzondere reden tot stand kwam en dus geen tijdsbeeld geeft, daar er van zuivere weerspiegeling van het huidige standpunt der schilderkunst der verschillende landen geen sprake kan zijn, is 't onnoodig in deze rubriek tot kenschetsing der verschillende afdeelingen (waaronder Engeland ontbreekt, hoewel er wel Engelsch werk of werk met een dusdanig karakter zal zijn) over te gaan. Maar hoewel dus eene logische samenhang in de kunststroomingen ontbreekt, zoo is toch ook hier wel op te merken dat die in Holland met zijne hechtste traditie het geleidelijkst verloopen. Welk verschijnsel de deugdelijkheid der soort bewijzende, de meening helpt versterken, dat over 't geheel de Hollandsche moderne kunst als schilderkunst 't zuiverst en hoogst staat. In Holland vond de Idée weer de meest voldongen vorm in gestadige, hechte ontwikkeling. H.d.B. |