wij er hier ter kennismaking twee afdrukken.
Hetgeen wij omtrent de illustraties van bovengenoemd boek opmerkten, geldt ook voor het nieuwe deeltje uit de serie van Great Masters in Painting & Sculpture, door dezelfde firma en denzelfden wetenschappelijken uitgever bezorgd.
Over Giotto, den grooten baanbreker in de Italiaansche schilderkunst der vijftiende eeuw, loopt dit door F. Mason Perkins geschreven boek. De tekst is duidelijk en zakelijk en geeft het meest wetenswaardige over dezen grooten man. Vergelijken wij deze monografie echter met de bekende, die Thode eenige jaren geleden in Knackfusz' Künstler monographiën over Giotto gaf, dan moeten wij aan de laatste (die toch voor dezelfde soort van lezers geschreven is) de voorkeur geven wegens de meerdere warmte, het grooter meevoelen met 's kunstenaars werk, het beter inzicht in zijn leven, dat uit Thode's werk spreekt, een werk dat daarom toch niet minder zakelijk of minder nauwkeurig is dan dat van Perkins.
Nog een derde Engelsche kunstuitgave ligt ter aankondiging voor ons, n.l. de zesde geheel herziene en omgewerkte druk van E.J. Cook's, Popular Handbook to the National Gallery.
De inhoud brengt geheel hetgeen de titel belooft. In twee handige deeltjes worden de schilderijen, welke in de National Gallery en de Tate Gallery zijn tentoongesteld, - dus m.a.w. de oude en moderne Engelsche kunst en de foreign schools - besproken.
DE HELLESPONTSCHE SIBYL
[uit: R. Hobart Cust, The Pavement Masters of Siena. - Londen, George Bell & Sons.
De rangschikking is volgens de nummers der schilderijen. Van iederen schilder wordt een levensbeschrijving gegeven en eenige esthetische opmerkingen over zijn werken. Deze beschrijvingen zijn over het algemeen niet geheel op de hoogte van hun tijd, vooral wat de niet-Engelsche en niet-Italiaansche scholen betreft.
In het algemeen kennen de Engelschen, naast hun eigen schilders, bijna niet anders dan de oude Italianen. Van de Hollanders b.v. maken zij zoo goed als geen studie. Of dit nog onder invloed is van Ruskin, die de Hollandsche school der zeventiende eeuw heel leelijk vond, omdat ze niet in zijn esthetisch kader paste en hij ze niet begrijpen kon, het schijnt haast zoo. In ieder geval, hoe