| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Antwerpen
Verkooping der verzameling Huybrechts, op 12, 13, 14 en 15 mei 1902
Onder de leiding van den Heer E. Le Roy, van Parijs en de Gebr. Le Roy van Brussel - bijgestaan door de HH. F. Delehaye & Zn. te Antwerpen Ziehier welke prijzen voor de voornaamste stukken uit deze collectie werden geboden (in franks, zonder de kosten):
Nr. 3, P. Breughel de oude, de Volkstelling te Bethlehem: 9.000 (Museum, Brussel). - Nr. 15, J. van Craesbeek, Vechtpartij: 5.600 (Brahme, Parijs). - Nr. 16, A. van Dijck, Christus aan de kolom: 21.000 (Brahme, Parijs). - Nr. 17, A. van Dijck, Aanbidding der Herders: 8.000 (Preyer, Amsterdam). - Nr. 23, J. Jordaens, * Mansportret: 52.000 (Colnaghi & Co, Londen). - Nr. 24, J. Jordaens, *de Serenade: 3.100 (Le Blon, Antwerpen). - Nr. 25, J. Jordaens, Apollo en Marsyas: 1.900 (Museum, Gent). - Nr. 27, Quinten Massijs, *De Maagd met het kind: 27.500 (Le Roy, Parijs). - Nr. 28, Memlinc, Drieluik: 16.000 (Le Roy, Parijs). - Nr. 34, Rubens en Snyders, Sater en Bacchante: 5.100 (Le Roy, Parijs). - Nr. 35, Rubens, Bacchus: 1.900 (Beyne, Brussel). - Nr. 36, Rubens, Portret van Isabella Brant: 4.300 (Montagnac, Parijs). - Nr. 37, Rubens, O.L.V. Hemelvaart, schets: 20.200 (Kleynberger, Parijs). - Nr. 47, F. Snijders, Vossenjacht: 6.700 (Museum, Gent). - Nr. 48, F. Snijders, Stilleven: 3.100 (La Porte, St.
De met * gemerkte stukken werden in Onze Kunst gereproduceerd.
Quentin). - Nr. 50, D. Teniers Jr., Verzoeking van St. Antonius: 8 000 (Brahme, Parijs). - Nr. 51, D. Teniers Jr., Kaartspelers: 2.100 (Van Thielt, Brussel).
Nr. 59, W. Van Aelst, Vruchten: 4.100 (R. Baudouin, Antwerpen). - Nr. 63, N. Berchem, Landschap: 2.650 (Delbeke, Antwerpen). - Nr 66, A. Van Beyeren, Visschen: 3.900 (Scribe, Gent). - Nr. 69. R. Brakenburg, de jaloersche Vrouw: 2.100 (Delbeke, Antwerpen). - Nr. 75, A. Cuyp, de Prins van Oranje bij het Beleg van Breda: 10 600 (Halleyn, Antwerpen). - Nr. 76, A. Cuyp, het Naderen van 't Onweer: 14.400 (Muller, Amsterdam). - Nr. 77, A. Cuyp, Portret: 8.000 (Preyer, Amsterdam). - Nr. 80, P. Van der Faes, portret van Jeanne Lopez de Toledo: 4.100 (Montagnac, Parijs). - Nr. 81, Jan van Goyen, Landschap met Figuren: 3 100 (Brahme, Parijs). - Nr. 83, Jan van Goyen, Zeegezicht: 2.500 (Brahme Parijs. - Nr. 84, Jan van Goyen, Winterlandschap: 8.100 (Mersch, Parijs). - Nr. 88, M. Hobbema, Landschap: 19.500 (Kleinberger, Parijs). - Nr. 89, M. Hobbema, Landschap: 11.500 (Le Roy, Parijs). - Nr. 91. K. du Jardin, Landschap met Figuren: 3.000 (Brahme, Parijs). - Nrs. 93 en 94, Lucas van Leyden. Christus vóor Caïphas en de Kruisafdoening: te zamen 1.985 (Heugel, Parijs). - Nrs. 95 en 96, N. Maas, *Portretten van den Baron en de Baronnes de Gottignies: te samen 18.300 (Le Blon, Antwerpen). - Nr. 110, A. van Ostade, St. Jansfeest: 3.200 (L. Delehaye, Antwerpen). - Nr. 117, P. Potter, Weide: 10.100 (Mersch, Parijs). - Nr. 122, J. Ruisdael, Bergstroom: 15 700 (Van Praag Londen). Nr. 123, J. Ruisdael en Lingelbach, Landschap bij Haarlem: 7.300 (Mersch, Parijs). - Nr. 137, S. de Vlieger, Zeegezicht: 3.900
| |
| |
(Le Roy, Parijs). - Nr. 138, A. de Vries, Portret: 3,200 (Nottebohm, Antwerpen). Nr. 144, Ph. Wouwerman, Winterlandschap: 7.600 (Brahme, Parijs).
Nr. 155, Italiaansche School (aard van Raphaël), de Maagd met het kind: 34.500 (Mersch, Parijs). - Nr. 159, J. Fouquet, de Maagd met het Kind: 34.000 (Museum, Brussel).
Nr. 203, J. Van Beers, eigen Portret: 4.000 (Ingenohl, Antwerpen). - Nr 204, J. Van Beers, het Japansche poppetje: 4.500 (Catto, Brussel). - Nr. 205, J. Van Beers, Sarah Bernhardt: 3.100 (Museum, Brussel). - Nr. 217, H. de Braekeleer, *de Les: 16.500 (Museum Brussel) - Nr. 218, H. de Braekeleer, *de Eetzaal in de woning van Leys: 4.500 (Vicomte du Bus, Brussel). - Nrs. 224 tot 238, L. Brunin, De voornaamste stukken van ±2000 tot 4.600 (meest te Antwerpen verkocht). - Nr. 246, F. Courtens, de Molen: 2.400 (van der Poorten, Brussel). - Nr. 249, J. L Dyckmans, de Koewachtster: 6.500 (Drion, Brussel). - Nr. 260, Ch. de Groux, Moedershap: 3.000 (Osterrieth, Antwerpen). - Nr. 269, N. de Keyser, Gretchen in de kerk: 3.100 (Keusters, Antwerpen). - Nrs. 277 tot 292, F. Lamorinière: de voornaamste stukken 2.600, 3.000 en 6.600 (meest binnen België verkocht). - Nr. 295, H. Leys, Margaretha van Parma: 23.000 (Museum, Brussel). - Nr. 296, H Leys, *de Katholieke vrouwen: 25.000 (Vicomte du Bus Brussel) - Nr. 297, H. Leys, het Atelier: 5000 (Nottebohm, Antwerpen). - Nr. 298, H. Leys, de Vogelverkooper: 26.000 (Vicomte du Bus, Brussel). - Nr. 299, H. Leys, de Spaansche Furie: 5.000 (Museum, Brussel). - Nr. 300, H. Leys, de Trommelaar: 8.000 (Catto, Brussel). - Nr. 301, H. Leys, Vlaamsche Visschers: 3.100 (Carels, Gent). - Nr. 302, H. Leys, Figurenstudie: 2.000 (Museum Brussel). - Nr. 310, J. Lies, de Vluchtelingen: 8.200 (Le Blon, Antwerpen). - Nr. 311, J. Lies, de Avond: 6 500 (Delbeke, Antwerpen). - Nr. 312, J. Lies, de Boorden der Schelde: 11.000 (Maquinay,
Antwerpen). - Nr. 320, J.B. Madou, Vechtpartij: 2.700 (Le Roy, Parijs). - Nr. 334, Karel Ooms, de Joden in de middeleeuwen: 8.100 (d'Haenens, Antwerpen). Nr. 343. A. Stevens,* Alle Geluk: 25.500 (Museum, Brussel). - Nr. 344, A. Stevens, een Parijsche sfinks: 13.500 (Vicomte du Bus, Brussel). - Nr. 361, tot 369, K. Verlat: voornaamste stukken van ±2.000 tot 3.500 (binnen België).
Nr. 390, Ch.F. Daubigny, Les Falaises de l'Etrelat: 8.000 (Mersch, Parijs). - Nr. 394, N. Diaz, le Maléfice: 10.500 (Blomme, Brussel). - Nr. 400, Fantin Latour: Slaap van Venus: 12.000 (Wittoeck, Brussel). - Nr. 412, Th. Roussecu, de Hoeve: 18.500 (Wittoeck, Brussel) - Nr. 416, C. Troyon, Ossen: 17.600 (Le Roy, Brussel) - Nr. 420, J. Constable, de Duinen: 6.000 (Mersch, Parijs). - Nr. 421. H.W. Davis, de Duinen: 6.100 (Le Roy, Brussel).
| |
Uit Brussel
Tentoonstellingen Henri van der Hecht Felix Guillaume Pieter Stobbaerts
Enkele interessante salonnetjes besloten het schildersaizoen van dit jaar. - En nu, artisten, naar buiten! De natuur in, en weer versche indrukken opgedaan.
De belangwekkendste van deze tentoonstellingen was zonder twijfel die van wijlen Henri van der Hecht, in het Kunstverbond. Deze meester-landschapschilder, leerling van Portaels, behoorde tot de schitterende school van Boulenger, Dubois, Artan, Speckaert en Verwee. Hij onderscheidde zich van de andere landschapschilders van zijn geslacht door een soort eclectisme ten opzichte van de gekozen brokjes natuur. In stee van uitsluitend in éen streek te vertoeven werkte hij zoowel in de valleien der Maas als in de vlakten van Holland, in de vochtige, dorre landschappen van 't Noorden, als in de rotsachtige streken van 't Zuiden Vandaar een groote verscheidenheid in zijn werk. In het Kunstverbond waren niet minder dan 77 nagelaten doeken van hem tentoongesteld - buitengewoon levendig van behandeling en verradende alle een kolorist van echten stempel Hoe krachtig en vroolijk zijn groen, - dat zoo
| |
| |
heldhaftig de warme Vlaamsche overleveringen in stand hield in een tijd van dweepen met grijze onweersluchten en ziekelijke kleur!
Naast zijn sappige factuur bezat de meester ook werkelijk gevoel, al uitte dit zich dan ook bescheiden. Er ging aandoening uit van zijn werk, zoowel als bekoring van kleur en toets.
In het Kunstverbond kregen we verder enkele werken te zien van den heer Felix Guilleaume: een paar portretten, een olieverfstudie en een tiental pastels. Flink en gewetensvol werk, vast van behandeling en juist gevoeld.
Ten slotte moeten we een mooie tentoonstelling vermelden van Pieter Stobbaerts, den neef van den beroemden dierenschilder - die dezen luidklinkenden naam niet slecht draagt.
G.E.
| |
Uit Den Haag
Bij Buffa de oude wetschrijver van Jozef Israëls
Eene schets voor dit schilderij vindt men in het boek over Spanje, met het verhaal van de ontmoeting die de meester in Tanger had. Het werk is nu voleindigd, naar 't heet. Reeds een jaar geleden, deelde mij iemand mede, had hij de eerste opzet gezien. Eenige andere schetsen voor dit schilderij heeft de heer Buffa mede in zijn bezit.
Wij gelooven, dat dit werk in een stemmig verlicht vertrek eerst in zijn volle hooge schoonheid te genieten zal zijn. Brengt men, door op een afstand te gaan staan, een voldoende massa werkende atmosfeer tusschen zich en het schilderij dan begint het eerst in de zelfde volheid te werken en is de indruk boven mate.
De oude die in deze tooverij van gouden licht en donker zit, bezit met een breed gebaar het gansche perkament. Met zijn koninklijk hoofd naar het werk gebogen murmelt hij in volle aandacht en toewijding de eeuwen-oude woorden na. De vreemde klank ervan verluidt in de omgevende atmosfeer en smelt er mee samen tot zulk een geheel van wonderbare poëzie, dat onze aandacht ademloos staart.
Welk eene perspektieven openen er zich! Deze arbeid zij is door de eeuwen in eindeloozen rythmus herhaald. - En zou er geen analogie te vinden zijn tusschen de werkzaamheid van dezen oude en die van den meester zelf waarvan elk der teekenen een Myrakel verbergt? Wie, vragen we ons af, is toch eigenlijk Hollandsch grootsten zanger?
| |
Haagsche kunstkring tentoonstelling van schilderijen, teekeningen en lithographien 5-24 juni
Van Steenwyk, Tutein Nolthenius, Jordens, Edz. Koning, het werk in deze volgorde geeft eenigszins een beeld van de geleidelijke ontwikkeling der 2e generatie na de groote Hagenaars. Een juist inzicht rangschikte de werken in deze volgorde. Van Steenwyk behandelt veel onderwerpen uit het visschersleven. Hier zien we dit in een aantal werken, meest aquarellen. En hij die 't dichtst bij het impressionisme staat is het meest onevenredig wat bereiken aangaat. Deze wijze van schilderen, het behandelen van dit visschersvolk in typische kleerderdracht, in primaire kleuren haast decoratief tegen elkaar, terwijl het toch nog absolute kunst wil blijven, schijnt langzaam zeer in de mode te komen, in zooverre het eene mode is die door tijd's wetten bepaald wordt. Soms trekt Van Steenwyk, zooals in een binnenhuis in olieverf, door werkelijk bijzondere hoedanigheden in kleur en techniek en idée onze diepere aandacht, soms merken we niet onbelangrijke resultaten in aquarellen, zelfs wat het kundige weergeven van den schijn, het uiterlijk van een onderwerp aangaat, dan blijkt hij weer hoogst middelmatig en bijwijlen blijft er niets anders te apprecieeren dan eenige mate van kleurgevoel en lust tot typeering, die veelal door gebrekkige teekening primitief blijft. Maar het blijft een verdienste dat hij eene schepping als Thuis komende Oostinje vaarders ten minste leven weet in te blazen, te opmerkenswaardiger daar zoo iets grooteren wel eens in mindere mate wilde gelukken.
| |
| |
R. Tutein Nolthenius, de belangrijkheid van zijn oeuvre zullen velen wel wat in de schaduw gesteld vinden door dat van Hart Nibbrig. Evenwel is ook hij iemand, die een eigen plaats inneemt. Zijne aanschouwing is teer, zijne lust schijnt zich vooral tot het zonnige te bepalen, zijne schilderwijze, die van het plein air is, tot het uitbeelden van deze weer-stemmingen het best in staat, wat de resultaten ten goede komt. Hij komt verder zeer gelijkmatig voor den dag Zijne techniek veroorzaakt dichtbij zelfs eene goede werking, is gewoonlijk boven het middelmatige, soms knap en eene enkele maal vinden we een doorzonde of eene van warmte grijze en zichtbaar loomende lucht aanvoelbaar uitgedrukt. Tot bijzonder enthousiasme geeft zijn werk geene aanleiding, eer tot eene gelijkmatige en stille verheuging met eenige kalme blijheid.
Schijnt bij hem het begrip der ruimte nog vooral te overheerschen en is het de atmosfeer die zijne werking kenbaar maakt en op den voorgrond treedt, in zooverre hij den schijn der dingen beheerscht, bij Jordens is er meer verdieping naar een anderen kant, meer analyse, zooals wij die straks bij Edz. Koning in nog meerdere mate zullen opmerken. Het bijzondere in de natuur schijnt hem bovenal aan te trekken; de liefde tot het kleine, dat evenwel altijd nog als deel van het groote geheel begrepen wordt, is de zijne. Dit werk kan in hooge mate opfrisschend werken en iemand die moe geworden door het voortdurende meeleven van de gevoelens der groote geesten, zooals dat bij te overdadige mate van genieten, die grooten zelf zou kunnen gebeuren, zal geloof ik in dit werk eene afleiding vinden van de grootere gebeurtenissen des levens en er toch de weerspiegeling niet van missen. Werkelijk het verdiepen in deze maatschappij van planten enz., die op hunne primitieve wijze een gezonde strijd om het bestaan voeren, die het leven is, aan de saprijke oevers der Angerlosche beek, die den schilder de stof voor drie zijner beste werken gaf, is niet iets gerings. Alle kunst blijft toch ten slotte eene afspiegeling van de gevoelens en hartstochten in de verhouding zooals zij in de wereld te vinden zijn. En hoeveel hooger is deze kunst niet te stellen dan het kwasi impressionistisch gedoe waarvan de bedrijvers onlangs zeer terecht schoone verontwaardiging en ironie en geestige spot hebben te verduren gehad. Het werk van Jordens is over 't geheel zuiver van kleur, serieus afgewerkt tot in de détails toe en toch wordt alles beheerscht door dat Eene, dat het tot kunst maakt en ons de genieting geeft. Hij blijft frisch door zijne bovenmatig zuivere en kuische liefde tot de natuur zooals zij in hare overvloedige veelheid is en hij vormt een natuurlijk tegenwicht tegen de geestes-attitude der Haagsche visionairs.
Impressionistische visie in zekeren zin blijft toch nog het werk van Jordens; hij zal geene inmenging dulden die het werk der natuur vervormt, hij vertolkt de gevoelens, de idée door het materiaal (dat is de natuur zóo als zij in de zuivere voorstelling bestaat) dat elke rasschilder gebruikt.
In Edz. Koning begroeten wij eene eigenaardige verschijning in onze schilderswereld, eene waarvan velen in den tijd der alleen-heerschappij van het impressionisme de komst niet vermoed zullen hebben. Met hem komt eigenlijk voor 't eerst weer meer wezenlijk op den voorgrond die eigenaardig Germaansche karaktertrek de natuur te beleven, de natuurverschijnselen, onbestemde gevoelens enz. eene gestalte te geven in onze schilderkunst. Hij verplaatst ons in de wereld dier volkvoorstellingen die kenbaar wordt uit oude verhalen en sprookjes en die geneigd is pijpkruid voor spoken te houden en wat vermolmd wilgenhout voor de phosphoriseerende oogen eener heks.
In Irissen verplaatst hij ons in de gewone natuur, maar lijkt dit ook niet eene wereld zoo reëel en tevens zoo onreëel als Streuvels die voor ons verbeeldt, geuren en kleuren van alle bloemen, met het sprookjesachtig schemeren van een huisje door het geboomte? Irissen heet deze voorstelling waar de twee bloemen in een plas op den voorgrond naar elkaar over neigen evenals een jongen en een prinsesselijk meisje het verderop voor de opening in het geboomte voor het huisje ook doen. Dit benoemen kenschetst den schilder. Op
| |
| |
eene enkele teekening zien wij een konijn vluchten. Waarvoor? vinden we, op eene tweede teekening, weer met een vluchtend konijn, de oplossing? Hier verrijst uit het hooge kruid eene kleine heks leunende op de traditioneele stok. De stemming, een onbestemd gevoel krijgt hier eene gestalte.
Meer dan al dezen gaat Koning tot analyse over; nog meer dan bij Jordens heeft zijne voorstelling een episch, verhalend karakter. Zoolang hij van een boom moet vertellen kan hij bij die boom blijven; moet hij evenwel een gevoel vertolken dan vraagt die analyse het geven van een gestalte aan dit meer zuiver ideëele; het ongeziene moet verpersoonlijkt worden. En wat is natuurlijker dan te putten uit eene onuitputtelijke volksfantasie?
Hebben we hiermee eene eigenaardige kant van zijn karakter (de schilder vestigde voor 't eerst meer bijzonder de aandacht op zich door zijne illustraties voor de kleine Johannes) aangegeven, en zijn hier weinig gegevens om er een anderen, den meer reëelen kant van aan te toonen. Het is van zelf, dat bij dit overwegen van de dichterlijke verbeelding eene andere eenheid in dit werk gezocht moet worden dan de gewone, hoe wel ze in wezen 't zelfde is. De natuurliefde van dezen schilder is soms haast die van een botanicus, hij ontleedt gaarne. Eene prachtige heerlijke maannacht, meer impressionistisch van behandeling, toont hem van eene andere kant, elders in eene Boerderij is het gegeven meer realistisch behandeld. Studies van paddestoelen enz. voltooien het beeld van dezen schilder.
Dit zijn dus de afstammelingen der rasschilders, de vertegenwoordigers der generatie, die reeds tot meerdere bezonkenheid zijn gekomen. Waarlijk het schijnt alsof dezen de toekomst behoort.
| |
Binnenhuis ‘Die Haghe’
Deze inrichting voor toegepaste kunst werd in 't leven geroepen door de Heeren Hageraats en Devroye, terwijl de eerste chef d'atelier is. In eene benedenzaal bevindt zich oude kunst o.a. een prachtige Renaissance-kist, eene eigenaardige Empire-wieg, Louis Seize-meubels en kant, enz. Voorts schilderwerk: van Albert Cuyp, Van der Venne, een aquarel van den Delftschen Vermeer enz. In een vertrekje apart ziet men dan nog Gothiek uit de xive en xve eeuw, waaronder eenige zeldzaam mooie houten beeldgroepen.
In de gangen zagen we o.a. werk van Toorop. In een mooi verlichte en ruime bovenzaal modern werk o.a. van Meunier, George Minne, Brouwer, Amstelhoek; een etalage van Thorn Prikker uitgevoerd door het Binnenhuis en meubelen van het Binnenhuis zelf.
Dit zij voorloopig gezegd. Een volgende keer, zoo we er aanleiding toe vinden, komen we hierop meer ingaand terug.
H.D.B.
| |
Uit Rotterdam
Vereeniging ‘Voor de kunst’ tentoonstelling van gebruikskunst in ‘Pro patria.’ van 7 tot 22 mei
Voor de Kunst houdt haar eerste tentoonstelling; ze ziet er wel-verzorgd en smaakvol gearrangeerd uit.
Inzenders zijn: Amstelhoek, aarde- en koperwerk. Onder den Sint Maarten, koperwerk en meubelen. De heeren Loebèr boekbanden, Charles van Wijk beeldhouwwerk en Will. C. Brouwer aardewerk.
Het werk dat Amstelhoek inzond spant de kroon; de vormen van de verschillende voorwerpen zijn zuiver, de kleur sober, het glazuur malsch en sterk, de versiering kies-keurig en van mooi overleg. Het pogen en het bereiken van deze club kunstenaars - handwerk tot hun devies gekozen hebbend - is sympathiek om hun weinige holheid en overmoedigheid in deze tijden van jacht naar effect. Ze werkt stil maar degelijk en de uitkomst is bij vele dingen een uitnemende. Ook het koperwerk heeft hetzelfde streven naar ernst en deugdelijkheid. Zelf allereerst zullen deze artiesten niet alles geslaagd noemen maar nooit zal een ding uit die ateliers hinderlijk banaal
| |
| |
zijn of onaangenaam uit den band springen.
De artiesten van Onder den Sint Maarten moeten het daarbij afleggen. Van de ingezonden meubelen konden ons slechts twee stoelen prettig aandoen. Dikwijls leek ons in de voorwerpen het verband slap of onjuist, de draagpunten b.v. van het bureau, waarschijnlijk niet in werkelijkheid, maar voor het oog niet die soliditeit te hebben van draagvermogen dat zulk een meubel eischt. De koperversiering bij vele aangebracht was ons voor versiering te dun en te weinig in harmonie met het meubel. De geheele inzending deed ons te veel aan enkel lijnen denken, dun, scherp en droog, geen eenvoud waarachter ingehouden diepte en grootheid van gedachten, maar eenvoud uit armoede of gesproten uit voorzichtigheid, dan eenmaal aangenomen systeem, of eenvoud uit gebrek aan fantaisie of doordenken.
Loebèr zond ons zijn boekbanden waarvan Psyche nog steeds het beste is. Wij juichen zijn streven zeer toe, weten van zijn kennis en kunde en van zijn ernst en eenvoud legt hij zelf getuigen af door mooie Japansche en Indische strooweefsels, knipsels enz. te voegen bij zijn inzending. Er zijn daaronder prachtige dingen.
Will. C. Brouwer gaf zijn aardewerk. Het is een enthousiast voor zijn vak - toch tot ons leedwezen - viel zijn inzending ons tegen. Vergeleken bij het werk van drie jaar geleden moeten wij o.i. geen vooruitgang constateeren. Die vormpjes waren aardig, de versiering bijna meetkunstig mooi vast, maar nu het later gekomene heeft niet die hoogte in kunst als we hoopten. De twee bekers boertig en oud-hollandsch bedoeld, leken ons niet geslaagd, de aparte modellen voor relief-versiering flauw en weinig karakteristiek We hopen zeer, dat Brouwer ons niet verlaten zal onder de kunstenaars die iets zullen bijbrengen tot verbetering onzer gebruikskunst.
Charles van Wijk zond enkele beeldhouwwerken. Een schets in gips, twee enkelfiguren. Zeer zeker ontbreekt het van Wijk niet aan temperament en hebben wij een echt artiest voor ons en toch - dat hij de dingen wat nuchterder bekijke, dat hij wat drooger durve studeeren; door het artiestiekerige wat zijn werk kenmerkt, bedekt hij voor degenen die zich in zijn werk willen doordenken zijn zwakheid niet. Alleen door minder vluchtig, minder tevreden te zijn zal hij sterker worden, nu lijkt hij ons op het gevaarlijk hellend vlak, dat zijn werk een uiterlijk heeft van genialiteit en inderdaad ligt er o.i. geen diep genoege studie achter, om zich op die wijze te mogen laten gaan.
P.
|
|