aanplakbilletten, maar men is wèl in gaan zien dat, waar de affiche kon zijn storend en leelijk, zij even goed, door een kunstenaar ontworpen, een belangrijk element kon worden, én om voorstelling en uitvoering én om goeden smaak wel degelijk op kunstwaarde kon aanspraak maken.
Artisten als Chéret, Grasset, Steinlen, Mucha en anderen hebben bewezen van de affiche iets werkelijk smaakvols te kunnen maken: een schilderij voor de straat, waarlijk populaire kunst.
Collectionneurs hebben ze verzameld, boeken en tijdschriften hebben er over geschreven; op tentoonstellingen hebben ze als grafische kunst geprijkt en de Maître de l'affiche, heeft zich op gelijken rang weten te stellen met den kunstschilder.
Zoo vertoont ook de kleinere affiche: de showcard, het geïllustreerde prospectus, een streven naar een meer smaakvolle opvatting, zoo is thans de beurt aan de advertentie!
‘In kleine advertenties zit de groote verdienste,’ hoorden wij onlangs een uitgever zeggen; dat verklaart het dicht ineen geschoven mozaïek van honderden kleine berichtjes.
Dat het voor de dagbladen niet wel mogelijk is in dat mozaïek wat meer smaak ten toon te spreiden ligt voor de hand; de methodische dikwijls alphabetische schikking, die b.v. in sommige Engelsche dagbladen voorkomt kan onzen zetter niet behagen. Zooals in onze straten bijna elke gevel verschillend is, zoo zoekt onze zetter de grootst mogelijke afwisseling te brengen in zijn advertentie-kolom; ‘groote letters naar plaatsruimte’ werken hiertoe mede.
Aan het dagblad, snel gezet, meestentijd machinaal, op goedkoop papier met geen ruimte te verliezen, kunnen geen hooge eischen van grafischen aard gesteld worden; deze advertenties die geen artistiek karakter zouden kunnen dragen, laten wij buiten bespreking.
Bedenkelijk is het evenwel dat bladen en tijdschriften die zich meer op kunstterrein begeven, terwille van commercieele overwegingen hun uiterlijk verwaarloozen.
Heeft het adverteeren in de laatste jaren een geweldige vlucht genomen, nieuw is het denkbeeld geenszins. Het is moeielijk vast te stellen wanneer de eigenlijke advertentie zijn eerste verschijning maakt.
Bij de Joden bestond de gewoonte alleen mondeling hun waren aan te kondigen. Het Hebreeuwsche woord Kara beteekent ‘luid roepen’ of aankondigen, en deze bekendmaking of proclamatie geschiedde gewoonlijk in de straten en op de drukste pleinen.
De Egyptenaren kenden de geschreven ‘advertentie.’ In de ruïnen van Thebe zijn papyri gevonden van meer dan drie duizend jaren oud waarop belooningen worden uitgeloofd voor het geven van