| |
| |
| |
| |
Boeken & tijdschriften
Rembrandt-literatuur
Original Drawings by Rembrandt Harmensz van Rijn. Edited by F. Lippmann, continued by C. Hofstede de Groot. Second series. Part II. The Hague, Martinus Nyhoff, 1901.
Rembrandt, von Wilhelm Bode, unter Mitwirkung von C. Hofstede de Groot. VI Band. Paris, Ch. Sedelmeyer, 1901. fo ill.
Rembrandt van Rijn, by Malcolm Bell, London, George Bell & Sons, 1901, 8o ill.
Rembrandt, von Carl Neumann, Berlin u. Stuttgart. Verlag von W. Spemann, 1902, gr. 4o ill.
HET mag een verblijdend verschijnsel heeten in onze kunstliteratuur, dat aan het werk van den grootsten Hollandschen schilder, den ‘Rafaël van het Noorden’, in de laatste jaren zulk een bekendheid is gegeven. Eerst zijn al zijn etsen en die zijner navolgers in facsimile uitgegeven door Rovinski, toen is Lippmann begonnen, Rembrandt's teekeningen in uitmuntende reproducties uit te geven, zoodat ze voor iederen liefhebber toegankelijk zijn. Want die reproducties geven - al is er altijd wel iets, wat er aan mankeert - toch bijna geheel den indruk van de origineele teekeningen, en dat hebben ze voor boven de reproducties van etsen en schilderijen.
De serie van Lippmann wordt thans door een der Rembrandtkenners bij uitnemendheid, Dr. Cornelis Hofstede de Groot, voortgezet. Verleden jaar verscheen het eerste deel van dien arbeid, thans ligt reeds het tweede voor ons
Het bevat, evenals het eerste deel, 50 bladen met één of meer teekeningen. Eerst een penkrabbel, een ouden en een jongen man voorstellend, eigendom van Dr. Bredius, uit wiens collectie verder een heerlijk vlug geschetst gezicht op Rhenen (pen en penseel) is afgebeeld. Dan eenige bekende teekeningen uit de collectie Six te Amsterdam (Jan Six met den hond, Margaretha Six aan het raam), van 1652, en de schets voor de anatomische les van Dr. Deyman). Een reeks van teekeningen uit de Prentenkabinetten te Berlijn en Amsterdam zijn voorts gereproduceerd, terwijl uit de collecties Heseltine, Léon Bonnat en die van het British Museum ook enkele zijn afgebeeld. Uit het laatste een van die typische leeuwenstudies, in den trant van de bekende, die in de Albertina te Weenen berusten. Een twaalftal teekeningen, die de samensteller van deze uitgave zelve bezit, vormen het slot van deze waarlijk voortreffelijke serie van reproducties, die getuigen van de groote vaardigheid, die de Reichsdruckerei te Berlijn en de firma Emrik & Binger te Haarlem bezitten in het nabootsen van Rembrandt's teekeningen.
Rembrandt's etsen en teekeningen zijn het, gelijk men weet, niet alleen, die in zorgvuldig uitgevoerde afbeeldingen worden uitgegeven: sinds eenige jaren verschijnt bij Ch. Sedelmeyer te Parijs een prachtwerk, dat photogravuren naar alle thans bekende schilderijen van Rembrandt bevat, toegelicht met verklarende bijschriften en voorafgegaan door een levensbeschrijving van den meester.
Het zesde deel van dit werk, dat door
| |
| |
Dr. Bode en Dr. Hofstede de Groot wordt geschreven, begint met het zesde vervolg van de geschiedenis van Rembrandt's kunstenaarsloopbaan, handelend over het tijdperk van 1655 tot 1660. Eerst worden de bijbelsche en mythologische schilderijen uit die jaren, vervolgens de portretten van hem zelf en zijn omgeving (met name zijn huisvrouw Hendrickje Stoffels en zijn zoon Titus) besproken. Ten slotte behandelt Bode de schilderijen, die Rembrandt in die jaren op bestelling maakte en de studies uit dien tijd.
REMBRANDT: EIGEN PORTRET (teekening)
[uit: Original Drawings by Rembrandt. - den Haag, Martinus Nijhoff, (verkleind).
De schilderijen, in dit deel afgebeeld, zijn ook van 1655 tot 1660. Het zijn er niet minder dan 85, die echter niet alle even goed geroproduceerd zijn. Dit is nog al jammer, daar een schilderij toch al zooveel verliest door de kleurlooze reproductie. Eenige der Christuskoppen, b.v. de Christus en de Samaritaansche Vrouw, uit de verzameling R. Kann, te Parijs, komen zoodoende in het geheel niet tot hun recht. Maar wij mogen toch blij zijn, dat de tegenwoordige tijd ons in staat stelt, Rembrandt's werk op een dergelijke wijze tegenieten. Elk oogenblik wordt men zoodoende weer aan de oogenblikken van genot herinnerd, doorleefd bij het zien van de schilderijen zèlf, zoo b.v. bij de Hendrickje uit Berlijn en de Jozef en Potifar uit dezelfde collectie, terwijl een reeks van stukken (de Christus uit Aschaffenburg, de Poolsche Ruiter, de Titus, de geslachte Ossen, enz.) ons aan de Rembrandt-tentoonstelling doen terug denken. Kortom, een heerlijk iets, dit deel door te kijken.
Het aantal levensbeschrijvingen van Rembrandt neemt ook nog steeds toe. In den laatsten tijd zijn er weer twee verschenen. Het eerste, door Malcolm Bell (uitgegeven in de bekende goedkoope serie van Great Masters, bij George Bell & Sons te Londen), is een populaire verkorte uitgave van diens groote boek over Rembrandt.
Het maakt een smaakvollen indruk en is het algemeen wel aan te bevelen voor wie zich geen dure boeken kan aanschaffen. Maar het is niet op de hoogte van zijn tijd, daar de nieuwste ontdekkingen er niet in zijn opgenomen. Dit komt ieder oogenblik aan het licht, vooral waar het geldt de vermelding van de plaats, waar een schilderij zich bevindt. Zoo wordt b.v. het groote stuk Pilatus, die zich de handen wascht, vermeld als zich bevindend bij Sedelmeyer te Parijs,
| |
| |
terwijl het reeds sinds 2 jaar bij Rudolf Kann aldaar berust. Ook kent de schrijver den eigenaar niet van het kleine schilderijtje Filosoof bij Kaarslicht, van de Rembrandt-tentoonstelling welbekend (no 1 van den catalogus), enz. Ook is hij in zijn toeschrijvingen niet altijd te vertrouwen, b.v. waar hij (op blz. 49) een door Gerrit Dou geschilderd portret van Rembrandt's moeder aan Rembrandt toeschrijft, iets, dat hij ook weten kon.
REMBRANDT: DE PREDIKING VAN JOHANNES DEN DOOPER (Berlijn)
[uit: Malcolm Bell, Rembrandt van Rijn. - London, George Bell & Sons.
Zoo zijn er meer onnauwkeurigheden. Rembrandt's levensgeschiedenis echter is goed weergegeven; ook zijn zijn hoofdwerken voldoende besproken, zoodat aan lezers, die niet al te hooge eischen stellen, het boek wel aan te bevelen is, ook wegens de 41 vrij goede reproducties.
Geheel het tegendeel van deze populairwetenschappelijke uitgave is het groote Duitsche werk, dat eenige weken geleden een Duitsch hoogleeraar, Carl Neumann, ons heeft geschonken. Het is voor Duitschland, wat Michel voor de Franschen, Malcolm Bell's groote boek voor de Engelschen is, nl. het boek over Rembrandt.
Het draagt dan ook den typisch Duitschen stempel van een wetenschappelijkheid, die men wel tè wetenschappelijk mag noemen. Onnoodig te zeggen, dat de schrijver de Rembrandt-literatuur, benevens diens voornaamste schilderijen, volkomen kent. Maar hij geeft ons in zijn omvangrijk boek nog veel meer, waardoor hij zijn groote kultuur-historische kennis toont. Maar met dat al - en dit is, dunkt mij, wel een kwestie van belang - is zijn boek toch niet het model van een boek, dat Rembrandt's leven, werken en tijd wil behandelen. Dit ligt aan den m.i. onjuisten opzet en aan het pogen, om in Rembrandt's persoon, optreden en werkent te zien de personificatie van de ‘Nordische Renaissance’, hetgeen hij geenszins is geweest. Rembrandt heeft niet, althans we weten er niets van en
| |
| |
moeten daar dus in een wetenschappelijk werk niet over filosofeeren - al die dingen in zijn schilderijen willen leggen, die Prof. Neumann er in ziet. Hij schilderde zoo, omdat hij niet anders kon, omdat hij Rembrandt was. Ja, natuurlijk valt een invloed van omgeving, omstandigheden, enz. niet te miskennen, maar Rembrandt is niet de personificatie van dien tijd: hij is slechts de personificatie van het hoogste, wat het Hollandsch schildersgevoel ooit heeft voortgebracht.
REMBRANDT: JOZEF BIJ POTIPHAR AANGEKLAAGD (Berlijn)
[uit: Carl Neumann, Rembrandt. - Berlin und Stuttgart, W. Spemann.
Laten we echter deze, voor mij overwegende, voor anderen wellicht minder hinderlijke principieele fout buiten betrachting, dan is Neumann's werk zonder eenigen twijfel met ingenomenheid te begroeten, juist wegens de vele bijzonderheden uit het leven dier dagen, die er in zijn vermeld. Ook verdient het overzicht der Rembrandtforsching (waarin Bode's naam wel wat te weing eer wordt aangedaan, terwijl aan Fromentin veel te veel plaats wordt ingeruimd) voorzeker de aandacht, terwijl verder o.a. de beschouwingen over de Nacht-
| |
| |
wacht zeer interessant zijn, al is de schrijver ook dààrin weer veel te metaphysisch. Dit zij voldoende om den lezers van Onze Kunst de nieuwste literatuur omtrent Rembrandt eenigszins te hebben doen kennen.
REMBRANDT: LANDSCHAP MET DEN BARMHARTIGEN SAMARITAAN (Krakau)
[uit: Carl Neumann, Rembrandt. - Berlin und Stuttgart, Wilhelm Spemann.
W. Martin.
| |
Kalender 1902, 12 lithographiën door Th. van Hoytema.
EEN buitengewoon-fraaie almanak heeft ditmaal van Hoytema op steen gebracht.
Op het eerste blad (Januari) staat parmantig een witte haan te kraaien, terwijl een randversiering van grijze muizen in verschillende houdingen getuigenis aflegt hoe ernstig deze artiest de dierenwereld bestudeert, en hoe juist hij het karakter van elk beest weet weer te geven, zonder droogwetenschappelijk te worden.
Maar ook de kwetterende spreeuw (Februari) de ernstig-kijkende zeemeeuw (Maart), de wijsgeerig-ineengedoken Lorre (Augustus), de gekapte jachtvalken (November) en de verkleumde kraai- en (December) zijn eveneens meesterlijk van expressie.
Zeer sober van kleur is o.a. het Meiblad, waar te midden van witte meidoorn-bloesems een vogeltje zit te broeden, - terwijl roode meidoorn-takken en meikevers daar den rand vormen. Het milieu van April vertoont een afbeelding van een groene hagedis, die naar de uitbottende kastanjeknoppen opkijkt, en Juni geeft ons een nest jonge lijsters te zien, die door de ouden worden gevoederd.
Zonder aan de duidelijkheid te schaden zijn letters en cijfers in zachte tinten gedrukt.
Het geheel, zoo artistiek van opvatting en knap van teekening zal zeker in menige huiskamer een welkome en practische wandverluchting zijn.
C.V.
| |
| |
REMBRANDT: JESUS EN DE EMAUSGANGERS, (Parijs, André)
[uit Carl Neumann, Rembrandt. - Berlin und Stuttgart, W. Spemann.
| |
Handzeichnungen alter Meister aus der Albertina und anderen Sammlungen herausgegeben von Jos. Schönbrunner und Jos. Meder Wien, Ferdinand Schenk, Kunstverlag
EEN niet hoog genoeg te schatten dokument vindt de moderne kunstkritiek in dit met de grootste zorg uitgegeven tijdschrift, waarvan de zesde jaargang nu weer volledig is. Het is een verzameling uitstekend verzorgde reproducties in lichtdruk (photocollographie) van enkel teekeningen, meestal geput uit den uniek rijken schat der Albertina te Weenen - maar ook uit andere Europeesche cabinetten. Op het groote belang dat de teekeningen der oude meesters opleveren voor de kunstgeschiedenis, werd nog onlangs in dit tijdschrift gewezen door den Hr. Max Rooses, in de studie welke hij hier over dit onderwerp laat verschijnen. Maar ook voor den leek blijft deze uitgave aantrekkelijk; zoovele meesters toch behandelden hun teekeningen met evenveel zorg als schilderijen in olieverf - en de reproducties welke er hier van gegeven worden zouden tot voornaam sieraad van menigen kamerwand kunen dienen.
Even moge hier de aandacht gevestigd worden op enkele der beste prenten uit dezen laatsten jaargang. Vooreerst van Albrecht Dürer, waarvan reeds vroeger een schat teekeningen werden gereproduceerd, vonden wij hier o.m. een zeer curieuse Verzoeking van den H. Antonius, twee teekeningen naar gravuren van Mantegna en een kranige studie van een Doodshoofd, dat den schilder voor een onlangs te Lissabon ontdekt schilderij gediend heeft; van Holbein een zeer voornaam Portret van een jongen man; een heerlijke compleete Lukas van Leyden, op dubbelgrootte: de Aanbidding, zeer uitvoerig en krachtig van bewerking; van Rembrandt een vijftal sepia krabbels, waaronder meer dan éen zeer aantrekkelijk stuk; van den Delftschen Vermeer twee zeldzame landschapjes; een zeer pittig portret van Antoon van Dijck; ook een aantal uitstekende Italianen: vooral een verbazend-rake figuurstudie van Michelangelo en een edel, droomerig profieltje van da Vinci.
| |
| |
| |
Modern designs in jewellery and fans Special winter-number of the studio a.d. 1901-1902 edited by Charles Holme offices of the studio, London, Paris, New-York.
EEN ernstige poging werd hier gedaan, om een overzicht te geven, van wat tegenwoordig aan juweelen en waaiers in de ‘moderne’ richting wordt voortgebracht. De uitgevers hebben hun beste beentje vóórgezet, en hier inderdaad iets geleverd, dat er voornaam en aantrekkelijk uitziet. De reproducties in het zwart of in kleur (waarvan éen b.v. op wit satijn werd gedrukt) geven waarlijk ál wat men er van verwachten mag. The Studio heeft er de slag van weg, rijkdom in de uitvoering met goeden smaak te doen samengaan, en het doet genoegen te zien, dat de ruime middelen waarover dit tijdschrift beschikt steeds hun vruchten dragen. Maar we krijgen wel wat des Guten zu viel; die onafzienbare reeks broches, haarpennen, kettingen, haken, spelden en waaiers gaat op den duur vermoeien, - en haast te vergeefs zoekt men onder de afgebeelde voorwerpen naar iets, dat onder 't vernis van fraai-doenerij, ook innerlijke kunstwaarde bezit. We zien hier eens te meer hoe veel er op dit gebied nog te doen valt, hoe weinig zuivere kunstsmaak onze ‘craftsmen’ onder hun aangewaaide ‘moderne’ ideetjes nog bezitten. Neen! het zit hem niet in het aanbrengen van een zeker soort krullen en kronkels, in het styliseeren der natuur volgens een receptje!
Er is nu eenmaal tot het voortbrengen van werkelijk knappe kunstarbeid een dosis talent noodig, waarover waarlijk niet zooveel menschen kunnen beschikken, als die nu aan dit Studio-nummer meewerkten. Een Dürer, een Holbein, een da Vinci, een Rubens zelfs, achtten het niet beneden zich, teekeningen voor allerlei gebruiksvoorwerpen te leveren.
Wanneer onze werkelijk groote artisten zich tusschenbei eens wat op dit vak gingen toeleggen, zouden we zeker algauw een eind verder komen dan met het gewurm van een heele bent ‘esthetic’ aangeblazen knoeiers.
XX.
|
|