| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Amsterdam
Tentoonstelling van teekeningen en etsen van Marius Bauer in ‘Arti et amicitiae.’
Het is wel te betreuren, dat er hier geen enkele olieverfstudie, niet één compleet schilderij te bewonderen valt.
Heeft Bauer zelf ál het gevaar ingezien van zoo spoedig na de Breitner-tentoonstelling, waarbij vooral de picturale qualiteiten zoo sterk op den voorgrond traden, zijn doeken te exposeeren, of wil hij door deze verzameling voluit erkend zien, dat hij zich zelf vóór alles etser en aquarellist weet?
Juist nu het voorzaaltje ledig bleef, kan gebrek aan ruimte niet als voldoend motief gelden en zoude een klein aantal olieverfstudies hier m.i. zoo overtuigend konnen spreken van Bauer's zoo aparten schildertrant.
Toen de artiest op een zijner Oostersche reizen was heb ik het voorrecht genoten tijdelijk op zijn atelier te Bussum te mogen vertoeven en heb ik aldaar o.a. paneeltjes leeren kennen, die mij veel liever zijn, dan enkele der hier gegeven waterverfteekeningen, en waarvan de herinnering mij immer zal bijblijven. En dan denk ik o.a. in de eerste plaats aan een studie in rood-bruinen toon gehouden, waarop een koopman is afgebeeld, die duiven rond laat vliegen, - aan een paar vlotte aanzetten van liggende olifanten verwonderlijk raak van doen, en superbe van kleur, en aan een zonnig paneeltje, waarop in bonte wemeling een menschenmassa te water gaat.
En jammer vind ik het evenzeer, dat er geen enkele litho aanwezig is, want, om nu maar van de geestige pochades, waardoor de gele Kroniek intertijd zoo interessant was, te zwijgen, behoef ik slechts aan dat paar sobere bladen uit Carel ende Elegast te herinneren om duidelijk te maken wat ik bedoel.
Dit voorop gesteld zijnde biedt de tentoonstelling, die uit niet minder dan 110 teekeningen en 205 etsen bestaat, al bizonder veel schoons.
Een van de compleetste aquarellen is stellig de Koningin van Scheba bij Salomo (reeds bekend van vroegere expositie van de ‘Holl. Teekenmaatschappij’ en van ‘Arti’), die hier op der beste plaatsen hangt.
Voorts noem ik Bij Muttra met de zoo goed geteekende kameelen; De Aya Sofia te Constantinopel, waarin stralen lichtbundels nedervallen, een kranige studie de Kroning op het Kremlin te Moskou, een blanke Maneschijn waar het mystieke wordt verhoogd door een geheimzinig-sluipenden tijger, die de trappen afdaalt; Mahomed II in de Aya Sofia; Benares met de goed-gëobserveerde gondels voor de marmeren trappen; Moskee met den zoo knap geteekenden kameel in de poortopening; Minarets, een stemmig-sombere aquarel; Asiatische Vorsten bij de Kroning te Moskou, waarin Bauer de weelde met zoo sobere middelen heeft uitgedrukt; Begrafenis met een menigte figuren, achteloos en spelenderwijs op 't papier geworpen; Cathedraal, waarop een spuier zoo overtuigend bewijs geeft hoe goed deze schilder de quinte-essence van het mooi der gotische bouwwerken begrijpt, een Bazar met statige hooge gewelven, Cairo, een aquarel waarin de artiest met groote
| |
| |
durf de okergeele torens laat contrasteeren met de ijl-blauwe lucht, de Biddende Muselman met opgeheven handen, een doorwerkte Sepia-teekening, aandoend als een zeer uitvoerige ets; Jerusalem, met ruiters en hooge vaandels op den voorgrond, klein tegenover de reuzenstad in de verte, enz., enz.
P.C. DE MOOR: VERZOEKING VAN DEN HEILIGEN ANTONIUS, (schilderij).
De etsen, voor het meerendeel inzending van de firma E.J. Van Wisselingh & Co namen een voorname plaats in.
Er zijn hier bizondere fraaie staten onder.
| |
| |
| |
Tentoonstelling van schilderijen door P.C. de Moor, Frans Buffa & Zonen
Sterker contrast dan tusschen het werk van de twee Rotterdammers Breitner en de Moor is wel niet denkbaar, en zeker zal het moeielijk vallen de vurige bewonderaars van eerstgenoemde ook tot waardeering van de kunstuitingen van laatstgenoemde te stemmen; maar toch, na aandachtige beschouwing zullen velen moeten erkennen, dat er in het gemoed, in de ziel van de Moor wellicht meer is omgegaan dan in Breitner.
In hooge mate fantastisch aangelegd, bevolkt de Moor nu eens in zijn verbeelding de Hollandsche havensteden met vloten en heirlegers van ten strijde trekkende krijgers, strevend naar een ideaal, even onbereikbaar als de gloeiende ondergaande zon, (Clameur en Zilvervloot), dan wordt hij weer aangedaan door de weldadige rust, die hem tegenstroomt uit tuinen en parken, en hij beeldt deze uit met groote soberheid, ze stoffeerend met bouwwerken en marmergroepen van vervallen grootheid getuigend, of met enkele figuren, die de stemming verhoogen.
En, als het rustelooze zoeken en zwoegen van het menschdom hem angstig verontrust, dan inspireert hem dit tot een schilderij als de Uren, waar ‘gedrochtelijk, bevallig, akelig angstwekkend en dom de gedaanten elkander nastormen, als de begraven opeenvolging der uren in het leven der menschen’.
En, dat men dieper moet doordringen in het werk van de Moor, om tot volkomen begrip er van te geraken, bewijst wel de verandering van stemming die men ondergaat, wanneer men lang en aandachtig zijn Bloemencorso beziet, dat eerst aandoet als een glorieuse uitbeelding van een schitterend bloemenfestijn, maar dat ons eindelijk de diepere bedoeling van den artiest blootlegt - het trieste vlinderleven weer te willen geven van ‘wezens die korten tijd schitteren in een tuimeling van geveinsde en perverse weelde’.
Van vroeger tijd dagteekenden zijn Ahasveros en Princesse de Lamballe, - en het is vooral deze laatste teekening, die ons boeit èn door opvatting èn door coloriet.-
Bij het beturen van deze doorwrochte aquarel, waarin oppervlakkige kijkers slechts de illustratie van een stuk geschiedenis uit de Fransche omwenteling zullen zien, bewonderen wij allereerst de groote soberheid.
Want de artiest heeft zich niet laten verleiden tot het geven van een afzichtelijke voorstelling van het indrukwekkende drama, dat zich afspeelde voor de vensters van het koninklijk paleis. Hij laat alleenlijk het nobele aristocratische ivoren vrouwekopje met het nerveuse mondje, den edel-belijnden neus en de smartelijk-geloken oogen, onder de donkere wimpers, omgeven door een weelde van blond haar, - als een edelgesteente tronen te midden van een chaos, waaruit zich eerst langzamerhand de lugubere tronies losmaken van met de Fransche Cocarde getooide communards....
Er is veel poëzie in het werk van de Moor, - bij zijn kunstuitingen kan men veel ‘denken’ - maar mag men dit den kunstenaar als een fout toerekenen? - hèm, die nu niet als vele anderen vóór alles impressionist wil zijn?
C. Verster.
| |
Uit Brussel
DE stad Brussel wordt van dag tot dag verfraaid. Eerlang wordt op de Collignon plaats te Schaarbeek een zeer decoratief en stijlvol monument onthuld, gewijd aan de nagedachtenis van den uitstekenden dierenschilder Alfred Verwee, en gebeeldhouwd door Ch. Van der Stappen.
Een ander voortreffelijk beeldhouwer, Juliaan Dillens, legt de laatste hand aan een niet minder belangwekkend gedenkteeken De kunstenaar heeft er zich op toegelegd, niet enkel een beeld te geven van den ridder Everhard T'Serclaes, een der meest populaire helden uit de Brusselsche geschiedenis - maar ook van het helle tijdvak van deze figuur,
| |
| |
die Conscience een zijner liefste romans in de pen gaf.
Naast het standbeeld van T'Serclaes en verscheiden bareliefs waarin de edele daden en wapenfeiten van den held worden verheerlijkt, zullen verder op het monument enkele gewoonten en gebruiken van het oude Brabant en enkele volkstypen uit het XIVe eeuwsche Brussel worden afgebeeld. Men weet dat T'Serclaes de hoofdstad der Hertogen van Brabant aan de tirannie der onderdanen van den Graaf van Vlaanderen ontrukte - en lafhartig vermoord werd op last van den Heer Van Gaesbeeck, omdat hij de belangen zijner stad, waarvan hij Schepen was, verdedigde tegen de verdrukking en aanmatiging van dezen kasteelheer. Het architecturale en ornementatieve gedeelte van dit monument zal hetzelfde archaïstisch maar toch levendig karakter dragen als het beeldhouwwerk zelf. Het geheel is opgevat in die sobere en toch rijke stijl, glanzend en voornaam flink en sierlijk, waarop de Groote Markt van Brussel mag bogen, in de nabijheid waarvan het werk van Juliaan Dillens zal komen te staan.
| |
La libre estétique van 28 februari tot 31 maart 1902.
Deze tentoonstelling maakt voor 't oogenblik de groote belangstelling van het publiek gaande. Zoo de Hr. Octave Maus, de bestuurder en de ziel van deze vooruitstrevende kunstvereeniging, er al niet in geslaagd is louter meesterstukken bijeen te brengen, dan vinden we toch niet veel banaals of vulgairs in deze zeer eclectische en zeer cosmopoliete verzameling schilderijen, beelden en kunstvoorwerpen.
Onder de meest in 't oog loopende inzendingen vermeld ik een mooi landschap van Joseph Heymans, een groep van Constantin Meunier voor zijn grootsch monument het Werk; een zeer interessante reeks echt-parijsche, of liever bepaald Mont-Martresche studies van Toulouse Lautrec, waar deze te vroeg gestorven schilder, met duivelschen humor en vlijmend scherpe opmerkingskracht, in heerlijke tonen zeer verdachte oorden en deerniswaardige leegloopers afbeeldt. Men merkte er ook enkele Spanjaarden op, alle in zekere zin navolgers van Zulogoa, die we een jaar of twee geleden leerden kennen - maar die toch nog al plezierig en verdienstelijk zijn. Toorop, de Javaan-Hollander, heeft de Libre Esthétique deze keer het doek aan de hand gedaan dat doet gillen, dat opschudding verwekt, dat de polemisten haast handgemeen maakt. Ge zoudt me niet gelooven, wanneer ik zei dat ik de uitgelaten fantasieën van Jan Toorop evenzeer bewonder als zijn werk van vóór vijftien jaar, toen hij zich met Ensor, de Groux, Vogels, Verheyden en de meest begaafden en meest oprechten in de ‘XX’ openbaarde; maar wat men ook denke van de tegenwoordige caricatuur-symbolistische manier van Toorop, het valt niet te ontkennen, dat hij verbazend veel talent besteedt en verkwist aan deze bombastische voorstellingen.
Willy Schlobach een ander gewezen Twintiger, komt voor den dag met ultra-idealistische doeken; dit zegt al dadelijk dat deze werken niet eens meer het aantrekkelijke der actualiteit bezitten. Zooveel modetjes zijn er al gekomen en weer verdwenen sedert enkele van onze jonge schilders, in navolging der Engelsche praeraphaelieten, gingen oploopen met rein-reine en onstoffelijke kunst, met schilderwerk zonder kleur en haast zonder lijn, zonder vorm!
| |
In het kunstverbond.
In afwachting van de tentoonstelling Franz Courtens (van 2 tot 20 April) die belooft een van de groote kunstgebeurtenissen van den winter te zullen worden - werden hier enkele aardige salonnetjes ingericht, waarvan vooral dat van Maurice Hagemans' akwarellen zeer goed geslaagd is. Hagemans schildert uitstekend het vallen van den avond, achter de boomen, wanneer uit de vochtige weide een lichte nevel opstijgt. Soms wordt zijn kracht en flinkheid wat hard, blijft zijn kleur te zeer van een en dezelfde stof - maar meestal verfijnt en veredelt hij zijn schildering tot poëzie, en de mededeelzame aandoening van den kunstenaar doet zijn penseelen trillen en zingen. Met een zeer vaste teeke- | |
| |
ning weet hij figuren en omgeving in het landleven weer te geven, b.v. in zijn Koeien in de wei, of ook in zijn Boer, die met breed en driest gebaar een span werkpaarden voor ploeg of heg voortdrijft.
G.E.
| |
Uit Den Haag
Pulchri studio tentoonstelling van aquarellen collectie Völcker van Soelen 2e en laatste gedeelte
Over 't algemeen schijnt deze expositie een goeden indruk gemaakt te hebben, maar duidelijk is, dat de verzamelaar minder den intiemen kant van de kunst, waar de hartslag het warmst en hoorbaarst is, zocht. Welke aandrift leidde, als voorbeeld iets noemende, om naast een pover teekeningetje van Israëls van het argelooste uiterlijk dat men zich denken kan, van buitenlanders werk te aanvaarden, dat ten slotte nergens dan op het uiterlijk aangelegd blijkt? Terwijl de factuur van dit laatste als aesthetisch onschoon noodzakelijkerwijze moet gaan vervelen, kan die van het eerste niet dan winnen. - Zoo dat men naar eene verklaring zoekende niets vindt dan dit: dat de kooper vóoral bestuurd werd door den lust van erkende meesters een aantal goed beschreven gevallen te bezitten. Waar blijft dan, vragen we ons af, dat wezenlijke, de geest van eene verzameling, die een eigenaardig cachet verleenende, haar interessant kan doen zijn?
Wij meenen hier een algemeene indruk mee aangegeven te hebben. Het bijzondere van deze expositie is verder, dat zij den blik op verschillende artisten wel weer verruimde en aanleiding kan geven tot vergelijkingen.
Rochussen is door een aantal goede teekeningen vertegenwoordigd. Hij was een der eersten die den geest van Holland weer begrepen. Men zal er weinig vinden die zoozeer het begrip van de wisselende belichting veroorzaakt door de warende nevels van deze atmosferische landstreek tot uitdrukkig weten te brengen. En welk eene verdieping is er in zijn werk! Bovendien is hij iemand uitnemend in staat liefde en eerbied voor het handwerk in te boezemen. Zijn invloed op enkele jongeren is begrijpelijk.
Van Bosboom zijn er een 5-tal voortreffelijke werken, waaronder De Sint Jacobskerk, te 's Gravenhage, eene teekening die velen op de gedachte had kunnen brengen, dat alleen de schoonheid der factuur in staat is een werk als onstoffelijk te doen schijnen. De andere teekeningen zijn een Poortje te Hoorn, Een kijkje in 's Meesters atelier, Een Boerendeel, waar de mengeling van eene 3-zijdige belichting waardoor nog dat van een rookend vuur speelt, treffend aanschouwbaar is uitgedrukt, en een Oud Grachtje te Utrecht, dat nog merkwaardig is door de overeenkomst in werkwijze met Rembrandt.
Jacob Maris is minder goed vertegenwoordigd. In eene teekening Gezicht op Amsterdam is opmerkelijk de sterk sprekende verwantschap met den Delftschen Vermeer.
Van Mauve noemen we eene teekening Houthakken, waar innerlijk en uiterlijk tot eene marquante eenheid versmolten zijn en nog een uitnemend werk, getiteld: Moestuin. Het is eene figuur (boeren vrouw) die, als ééne bloem, te midden van de heerlijkste nuances van groen verschijnt. De omgeving, ook het rieten dak van een huis zijn meer als fond behandeld, zoodat de figuur sterk naar voren treedt.
Van Israëls is er, behalve het reeds genoemde, eene aquarel: Visscherweduwe, van eene uitnemende factuur en diepe dracht van kleur. Verder is er onder de Hollanders o.m. nog goed werk van Albert en Jozef Neuhuys, Poggenbeek, Apol, Blommers, de Weissenbruch's, Bles, enz.
Van de buitenlanders noemen we dan nog Decamps, met een Watermolen, Detaille met twee knappe teekeningen. De anderen hebben, zooals we reeds aanduidden, minder de macht ons te bekoren. Eene teekening van Pettenkofer, Een man met voertuig in eene bezonde vlakte, is vrij knap te noemen.
| |
| |
Maar hebben eigen kunstenaars, die in den vreemde togen, ons dergelijke gevallen niet met nóg soberder en pittiger omschrijving der schaduw voor gevoerd?
| |
F. Buffa & zonen expositie van schilderijen en aquarellen door Victor Bauffe
Hoewel een Belg van origine, heeft deze schilder zich het Hollandsche eigen volkomen aangepast. Daar hij meestal in directe aanvoeling met de natuur werkt, zou het moeilijker zijn in hem den vreemdeling te willen erkennen. Buitenlanders zullen hem zonder twijfel onder de moderne Hollandsche schilderschool rangschikken.
Opmerkelijk is - het blijkt uit deze expositie - hoe de schilder zich vooral aangetrokken voelt door zachte weerstemmingen en dat hij deze het best weet uit te beelden. Enkele sterk bezonde gevallen van een tocht in Frankrijk meegenomen, zijn van min bijzonder allooi; daar waar wolken de zonnestralen temperen, wordt bijwijlen eene fijne lood-grijsheid in enkele rotsgevallen, voornaamheid van toon in eene boerenbinnenplaats, een dorpsgezicht (Entrée du Village Barbizon), waarop ook het huis, waar Millet woonde, voorkomt) of een kijkje in een bosch bereikt. Bijzonder schijnt hem het Hollandsche polderland aan te trekken met bewolkte luchten en het diffuse licht, waar de nevelige atmosfeer de ongezochtste en heerlijkste effekten te voorschijn roept, en nog wel het meest het ruchtend doorbreken van het licht in de dampige morgenluchten. Met betrekking op dit laatste, noemen we van meer uitnemende waterverf-teekeningen: Polder, Octobermorgen, Kortenhoef, Octobermorgen en Noorden, Octobermorgen, waarbij zich een studiematige schilderij aansluit. Bijzonder is een Polder-Noorden, Septembermorgen, van een eerlijk warm, gevoeld coloriet. Dan is er ook nog een kostelijke Polder, Octoberavond, een klein werk dat gerenomeerde schilders niet tot oneer zou strekken.
October, het is een maand, die zeven malen voorkomt op een lijstje van acht en veertig nummers. In genoemde waterverfteekeningen zijn de sappige groenen op den voorgrond, het bruinende onder het verschiet en het grijzere der wilgen met de lust aangebracht van een schilder, die het procedé als heerlijk doorvoelt. Bij dezen sluit zich aan October, na regen, waar het groen op den voorgrond van eene treffend juiste en warme kleur is, onder deze stemming Men moet in eene dergelijke landstreek gewoond hebben om er de juistheid van te kunnen proeven.
Opmerkelijk zijn dan nog, behalve een Maneschijn, een paar zomersche gevallen uit de omstreken van Voorschoten, waar het zonnige ook niet fel aangezien is.
Invloeden onderging Bauffe van Weissenbruch (zeer sterke en nu nog duidelijk waarneembare) en van Gabriël. Waar hij van een zijner tochten een Binnengezicht in een herberg te Voorden meebrengt, zoo ook in het dorpsgezicht, doet hij aan Bastert denken. Maar deze invloeden zijn voldoende verwerkt, wat ook blijkt uit het feit dat de aangehaalde en beste aquarellen volkomen eigen werk zijn. Overigens staat hij niet dichter bij genoemde schilders, dan Kever bij Neuhuys, dan Bastert bij De Bock,
Over 't algemeen krijgt men op deze tentoonstelling den indruk, dat eene zich ontwikkelende persoonlijkheid bezig is zich baan te breken, om een eigen plaats te veroveren.
| |
Maison Bausch tentoonstelling van etsen door De Zwart.
Deze tentoonstelling kan er toe bijdragen de figuren van De Zwart te completeeren. De meeste hier geëxposeerde etsen (waaronder er veel zijn, waarop het figuur eene belangrijke rol speelt) zijn onuitgegeven en het gewone publiek onbekend. De goede indruk die we op de Keuze-tentoonstelling van de Zwart kregen wordt er zeer door versterkt. Men kan er toe komen zijne beteekenis als etser zelfs belangrijker te vinden dan die van de schilder
Enkele gevallen weet hij bewonderenswaardig door te voeren. Zoo is er een, eenige huisjes op den rand van een
| |
| |
glooiend terrein onder een avond, dat in den derden staat al bijzonder compleet is en wat totaal werking aangaat voor een klein schilderij weinig behoeft onder te doen.
Veel werk is ook hier weer in directe aanvoeling met de natuur ontstaan. Zoo is het ‘buiten’ Aardwerken, voor eene ets treffend uitgedrukt. Bestudeerd schijnen, behalve de Franschen, vooral Rembrandt en Fr. Hals, naar welke laatste hier ook eenige kop- en handen-studies zijn. Maar de ondergane invloeden zijn ook hier weer voldoende verwerkt, zoo dat de opgewekte reminicenties, ook willekeurig kunnen zijn. Eene ets van zeer subtiele lichtwerking, een werkend meisje aan een raam, doet aan Israël denken. Door eene ets, eenige huisjes aan den rand van glooiend terrein, worden we, zooals ook soms nog elders, aan de Japanners herinnerd. Alleen is dit geval geacheveerder en moderner van voordracht.
Eenige bladen waarop studies naar koppen, handen, enz., zijn uitnemend geschikt om voor den etser in te nemen. Een daar uiterst habiel neergeschreven hondenpooten, een expressieve kop treffen bij 't doorbladeren van eene kleine porlefeuille en doen vermoeden dat de hand die dit maakte tot nog meer in staat is, dan wat in het uitvoeriger werk al werd gegeven.
Onder dit laatste treft o.a. een wolktocht onder het blonde licht van een vroegen morgen Eene slapende vrouw bij eene brandende kaars waarvan het matte licht, voortreffelijk verspreid, de slaapster toeschijnt; een prenten-kijkend meisje; eene achteroverliggende vrouw, die waarschijnlijk in dramatische actie bedoeld is. Van een etsje, eene schutting onder eenige boomen met daar achter een verscheit is in 't bijzonder het onderste gedeelte voortreffelijk.
Maar zoo eene keuze zich tot eene ets moest bepalen, zou zij vallen op de Bleeken niet meer dan eene krabbel, maar uiterst capabel om op eene algemeene expositie eene der meest opmerkelijke te zijn.
H.D.B.
|
|