| |
| |
| |
| |
Floris Verster
I.
ER zijn, zekerlijk, schilders die op heftiger wijze de aandacht gewekt hebben dan Verster, en om wiens werk hartstochtelijker den strijd van voor- en tegenstander gestreden is. Maar dit is geenszins een bewijs van grooter voortreffelijkheid. Er zijn schoone vruchten die groeien in de afgelegen hoeken der tuinen, en die in die koele rust hun kleuren en verwen winnen tot een zoodanige harmonie, dat, wie met kijk-grage oogen dwaalt van de veel begane voetpaden, de zinnen verrukt worden en de aandacht getrokken naar deze zoet-rokige, kleurige en eenzame schoonheid. En zoo gaat 't met sommiger schoonheidsroem. Ook deze bloeit aan en draagt vrucht in de harten van enkelen, wien niet de gewone gang alleen bekoort maar wien de min naar onderzoek in 't harte leit van wat gebeurt, niet enkel langs de groote paden in bosschen der kunst, maar die genegenheid koesteren voor den zwier der eenzaamheden en de praal der stilten.
En een roem die zoo gegroeid is, dag na dag, zonder fellen op-laai, maar als een gestadig in grootte en schoonheid winnende brand, trotseert vele der anderen, die te gauw opgestegen, bleken te dragen niets dan looze vrucht.
Zoo zijn er eenigen in Holland Verster; Meiners, somtijds.
Zoo gevraagd werd wat boven alle dingen Verster kenmerkte en weer kenmerkt: schoonheid van doffe, rijpe, glanzende kleur.
Deze heerschappij over welige, levende, gloedende pracht is, natuurlijk, niet zoo maar in één dag geworden. Schoonheid's stad leit aan 't eind van moei-zame wegen en dagen van arbeid. Maar haast van den beginne af, in '87 al, is duidelijk dat er weer een winste was voor Holland. Uit dezen tijd zijn o.a. geplukte Kippen met gemberpot van G. Van Vloten, van '88, Schuiten schilderij bij Wed. Hubrecht te Leiden. Aan deze gaan vooraf uit '83 een Paardekopje, met een mooi bruin en
| |
[pagina t.o. 118]
[p. t.o. 118] | |
FLORIS VERSTER:
GEPLUKTE KIPPEN (aquarel)
(eigendom van den Heer Bremmer, den Haag).
| |
| |
een fijnheid in de vleesch-en-haar partij van den neus. 't Is niet breed geschilderd. Eigentlijk niet impressionistisch, maar met een zorgzamen, aandachtigen eenvoud.
De Schuiten van '88 daarentegen hebben een breede schoonheid. Er zijn al van die typeerende bruinen in, met neigingen tot paars erbij, die in Schoorsteenmantel (van Tutein Nolthenius, Delft) de zwoele pracht zullen zijn van een werk.
De schepen liggen aan de wal, er boven een groote vlakke, maar gebroken lucht, en de weerspiegeling der schuiten in 't water is juist en impressionistisch geschilderd.
De Schoorsteenmantel is: een groote flesch met blaêren staand op een schoorsteen, een spiegel er achter waar de zon een groot brok gloed in toont. De groote groene flesch met de bruine blaren, hooger van bruin dan de Velasquez bruinen zijn, heeft een werkelijkheid van kleur die frappeert en de reflex van 't raam op den buik van 't glas is zoo zuiver getroffen, dat 't dit werk tot een schoonheid maakt. En bij de blaêren zijn er onder aan, die in hun welkende schoonheid van die doffe, stervende, rijke paarsen bezitten, die veel nog zullen gevonden worden in z'n ganschen impressionistischen tijd. Van 1890 is de aquarel geplukte Kippen. De transparante behandeling der geplukte beesten, van de vleezen bij de pooten, en de nauw-lettende forsche teekening der pooten geven dit werk echter niet de voornaamheid van een schilderij: geplukte Kippen (eigendom Ahn, den Haag). De grijze fond, de vet geschilderde, gelige kippen geven een hoogheid die Spaansche grandezza heeft aan dit ding. Er bestaat een Daubigny: molen en grijze lucht en gelig land, die van grootscher impressie is dan de kippen omdat 't schoone landschap 't wint in volheid van aandoening immers boven deze beesten, maar die eveneens in z'n geel-en-grijs de hooghartige sobere rustigheid bezit.
In dit jaar '91 is ook z'n laatste ets de Rozen. Er bestaan niet vele etsen van Verster; maar enkele zooals de Kippen, de Schuiten en de Rozen hebben wel de forschheid die zijn werk in dezen tijd eigen is.
Van '92 komt te midden van zijn ander, in de gewone impressioniste richting voortgaand werk, de pastelteekening Endegeest, als een voorlooper van werk dat zal ontstaan in '95-1900.
't Is een gedeelte van een tuin, stammen en boomen. De kleuren zijn veel rood en groen, en van de geaardheid, hoewel zwaarder, als diep-rood van zeebeesten. En 't bizondere is van dit, dat Verster wien de schoonheid der dingen nooit drijft om door 'n stemming er in te willen werken, een gedeelte van de waarheid te geven, maar die immer met een volle warme aandachtigheid de gansche schoonheid tracht te omvangen, in dit werk, misschien uit onvermogen toen nog, voor dat-ie niet bereiken kon wat hij wenschte, een soort van dramatische
| |
| |
meening gegeven heeft aan de teekening. Ze is dan ook alleen staande, in hare wijze van opvatting, nauwlettende, heldere en kleurvolle teekening, tot in '95, waarmee een eigenaardig, interesseerend tijdperk begint, dat gebleken is eveneens te zijn niets dan een overgang naar een immer rustiger, voller schoonheid, die zich nauwer en nauwer aansluit, en meer en meer bewijst te zijn een voortzetting van werk van zeventiend'eeuwers.
In '95 ontstaan Tuin bij Endegeest, en Sneeuw, pastel, landschap (Bremmer, den Haag). Sneeuw: 't zijn grondjes in de buurt van Leiden, wat schuiten met roode daken, vooraan een weg met wilgen, daarnaast een tuin, en achteraan een in vele akkers verdeeld landschap. De lucht is rose en groen. Hoewel dit pastel niet ten volle bereikt in zijn helderheid wat later verkregen zal worden, is de schoone, gave glanzende luchte-dag die sommige tijden van den winter hebben door de helderheid van den hemel, en de sneeuw met de blauwe en rose zweemen in de schaduw, genoegzaam bereikt om schoonheid te verleenen aan dit werk. Vooral de lichte gelige achtergrond der akkers zoo achter de tuin-boomgaard gezien is beter dan vooraan de groote, wijdgetakte boomen, die in hun takken nog niet straf genoeg zijn.
Deze periode duurt tot de Hulst in waskrijt, in 1901.
Gedurende dezen tijd wordt de welige, smijdige olieverf gebruikt tot impressionistische studies voor de met was-krijt geteekende werken; soms ook voor een enkele studie (Sneeuw); en een enkel schilderij, naar ik meen, ('96) tinnen Kan met hortensia (Mej. Hubrecht, Leiden). In '96 worden tweemaal de Sierpompen geteekend, in waskrijt. (Wisselingh, Amsterdam, en Bremmer, den Haag). Vooral die eigendom zijn van Bremmer, de schoon gekleurde groote bollen liggend op een glazen plaat, en hun rooden en groenen, en o zoo lichte lila's en gelen hierin reflecteerend, zijn geteekend met spiedende oogen, en een de contoeren willig volgende, straffe hand. Een vrucht is gaaf, welig en toch hard van aspect. En dit te teekenen of te schilderen juist, blijkt zeer moeielijk. Niet alleen de weligheid, velen hebben dit gedaan; niet alleen de gaafheid, sommigen hebben dit bereikt. Maar deze beide dingen te combineeren achter den koelen harden schijn van de omhulling 't levende losse vleesch te laten weten, Verster is dit, een van weinigen, een van zeer weinigen gelukt. Er is een heldere doorschijnendheid aan deze zorgzame teekening die ze maakt tot meer dan ooge-, tot ook geesteslust, dat ze niet alleen der zinnen gewone zwoele oplettendheid wekt, maar ook de helderder ontroeringen die zeldzamer zich heffen, doet rijzen. Deze gansche tijd is vol van een klaarte, en leven, niettegenstaand 't gevaarlijk materiaal. Dit heeft toch niet wat olieverf mij immer toeschijnt te bezitten: ieder kleur
| |
[pagina t.o. 120]
[p. t.o. 120] | |
FLORIS VERSTER:
SIERPOMPOENEN (waskrijtteekening, 1896)
(eigendom van den Heer Bremmer, den Haag).
| |
| |
ongemengd en zoo maar uitgestreken, geeft 't denkbeeld van bezield iets.
Uit dezen tijd is nog Mistletoe een fijn grijzen vaasje met plantje, waarin de grijsheid van 't porcelein met al de niet aan te roeren haast kleurtjes en reflexen heerlijk staan; 't Dorpshuis te Noordwijk (R. Steinmetz, den Haag), een huis, ervoor linden, een straatje met kleine steentjes, daarvoor de straatweg met een paar rails. Er is in den laatsten tijd geen werk geteekend vol vromer rustigheid en nauwer zorg saam dan dit. Door de rechte linden valt wat zonlicht op de roodige steentjes, maar de gansche herfstklaarte zit in de atmosfeer; er is een reinheid en 'n goed op afstand zijn van de toeschouwers hierin, die niet veel maal bereikt werd in een gegeven dat zoo dichtbij is, en in een zoo gezeefd licht, In '98: de Hooglandsche kerk. In waskrijt eveneens, en in dezelfde heldere kleuring. Boomen in 'n gouden mist voor de kerk; ervoor een klein pleintje met huisjes; om 't pleintje, een schoone band het straatje van kleine steenen, waarvan geen enkel kleurtje, noch rood, noch paars, noch blauw voorbij gezien is. Na de Kastanjeknoppen, waar de grootste strakheid bereikt is in de teekening van de, als vlinders op de takken, zich ontplooiende blaêren, nog twee Huisjes te Oegstgeest (R. Mauve, Florence) waarin 't roode vooral gedeelten zijn in de baksteenen gevel, reëel en schoon als de werkelijkheid; waar in de aan den onderkant gewitten gevel schoonheden zijn, niet zoo vol, maar van denzelfden aard als in 't gewitte huis van Jan Van der Heiden, en in een dat Breitner pas geschilderd heeft, komt de laatste tijd waarin weer teruggekeerd is tot, als materiaal, olieverf.
In 1900 en 1901 heeft Verster vele studies gemaakt, om trachten te krijgen met olieverf, wat hij kon in waskrijt. Want in schilderen blijft toch de olieverf de goudene gave. Haar kleuren zetten zich met der tijd tot zoo schoone en vaste houding, als noch aquarel, noch waskrijtteekening ooit zal bezitten. Maar met waskrijt, met 't spitspuntige potlood was iedere verandering, iederen zweem te bereiken, met de breedere en gullere olieverf is ze te bereiken, altijd breeder dan met waskrijt, maar toch ook uitermate nauwkeurig. Ze is bereikt in de zeventiende eeuw. Er zijn er velen te noemen. Maar zoo 'k een nieuw, niet lang nog algemeen te zien werk zou noemen, de Doodskop in 't Mauritshuis van den onbekenden schilder, wien nameloosheid een wonder is door de volmaaktheid van z'n werk. Deze is breed en zorgzaam, en toch met iedere kleur.
Ik schreef hierin dat Verster zich aansluit bij deze zeventiend'eeuwers. Z'n laatste, 'n schilderij Bokkingen, met welke een schoone kleur-volheid en al vaste schildering, is bewijs. En er zijn nog vele malen schoonheid te wachten van dezen die ongestoord en eerlijk zijn werk mint als weinigen.
| |
| |
| |
II. Biografisch
Een verzameling data, tijdens 't leven van den schilder vergaêrd, en zooveel mogelijk geverifieerd, heeft daardoor nut, doordat zij lateren veel noodeloozen arbeid en getob sparen zal, en hun vrijheid zal geven in 't kritisch oordeel. Want dat zal dan geenszins belemmerd zijn door 't niet kennen van een jaartal waardoor de gang van sommiger arbeid die niet is volgens een rechte lijn, maar waarin twee bewegingen heerschen, moeielijkheid en zorg zou kunnen opleveren. En 't ware te wenschen dat ieder wien zulke zorg na leit, van jaar tot jaar de gegevens bijeenbracht van een hem wel-bekenden schilder.
Floris Henrik Verster, is den 9den Juni 1861 te Leiden geboren. Gedurende den tijd dat hij op de H.B.S. was ('73-76) ontving hij op 't schildergenootschap Ars Aemula les van Breitner in 't perspectiefteekenen. Van 1876-1880 was hij op de Teeken-Academie in den Haag die toen ter tijd Koelman als directeur had, en waar Verster voor klein pleister de eerste prijs kreeg; in 1880 voor antiek pleisterbeeld de zilveren medaille. Daarna werkt hij een half jaar te Brussel te St-Josse ten-Noode, waar hij naakt teekende op een avondschool onder Bourson. Hij had een vrijwillig aangeboden brief van Bakker Korff voor de Haas meegekregen die zeer vriendelijk jegens hem was. Hierna keert hij terug naar Leiden, waar hij tot nu toe (1902) woont.
Lijst van schilderijen:
1882 |
Cavallerist te paard (eigendom Mevr. Wed. Groll, Leiden). Beuken in herfst (Mevr. Wed. Hubrecht, Leiden). |
1883 |
Paardekopje (nog in eigen bezit 1902). Huisje met bloempotten, studie (Bauffe, den Haag). |
1884 |
In 't begin van dit jaar schildert hij in de omstreken van Leiden; in 't najaar te Bergen in N. Holland, waarvan nog enkele dingen bestaan. |
1885 |
Landschap met zwijntjes (Smet, Gent); Koolsnijder (Wisselingh & Co). |
1886 |
Portret van C. Verster; aquarel Koolsnijder (Drucker, Londen). Deze is, met meer anderen, te Giethoorn in Overyssel gemaakt.
Landschap met zwijntjes (Ars Aemula, Leiden); Huisje, boomen, enz., eveneens een aquarel (Tutein Nolthenius Delft). |
1887 |
Geplukte kippen met gemberpot (G. Van Vloten); Steenebikkers (nog in bezit 1902) |
1888 |
Anemonen (E.J. Van Wisselingh); Anemonen (F.A. Verster, Leiden); Papavers (Van Lynden, den Haag) de Fabriek, 2 figuren poetsend aan een ketel, geschilderd bij Van Marken (nog in eigen bezit, 1902); roode Tulpen, studie (Kamerlingh Onnes); Blaren en sneeuwballen-luxe d'une pauvre (Wed. Hubrecht, Leiden). Ets naar de kippen, met krijtteekening Distels (F.A. Verster) ingezonden op de Etsclub, in '89. |
In 't najaar maakt hij studies te Noorden (in Z. Holland bij Nieuwkoop en Woerden) waarna |
|
Schuiten, schilderij (Wed. Hubrecht, Leiden), 'n aquarel (Artibus Sacrum Arnhem), de Schuiten aquarel (J.J. Tiele, Rotterdam). Ook een ets van deze schepen bestaat. |
| |
[pagina t.o. 122]
[p. t.o. 122] | |
FLORIS VERSTER:
DORPSHUIS TE NOORDWIJK (waskrijtteekening, 1897)
(eigendom van den Heer R. Steinmetz, den Haag).
| |
| |
1889 |
Geweigerd op de Holl. Teeken-Maatschappij op Koolsnijder en aquarel Atelier Anemonen (Bremmer, den Haag); Pioenrozen in steenenpot (Burgerziekenhuis Amsterdam); Boerenwoning, studie (J.J. Tiele, R'dam); Boerenwoning, studie (J. Bosman. Rotterdam); Noorden, studie in olieverf; Distels, krijtteekening (F.A. Verster). |
1890 |
Schoorsteenmantel schilderij (Tutein Nolthenius Delft); donkerroode pioenrozen (J. Tutein Nolthenius Delft); geplukte kippen, aquarel (Bremmer); Kip en kool, aquarel. Hij wordt op deze en de Schuiten geweigerd voor de Holl. Teeken-Maatschappij. |
Hij ontvangt dit jaar een invitatie om op de XX te Brussel ten toon te stellen. Roode kool, aqu. studie (J.J. Tiele, Rotterdam); Sneeuw, studie (Mr Bothlingh, Arnhem); ets naar de kippen. |
1891 |
Laatste ets de Rozen.
Geplukte kippen, schilderij (Ahn, den Haag); in februari toezending van de donkerroode Pioenrozen, Schoorsteenmantel, en de Kippen naar de XX.
Bloemen in een serre (Tutein Nolthenius, Amsterdam).
Roode lelies (Mevr. Crommelin, Amsterdam); Koeien, studie; Stroobloempjes (de Bock). |
1892 |
Lid van de Teeken-Maatschappij.
Flesschen (Van Vloten, Leiden); cineraria's (Bremmer, den Haag); Endegeest, pastelteekening. |
1893 |
Anemonen (Hoogendijk, den Haag); pioenrozen met glazen karaf (Bremmer, den Haag); roode tulpen in blauw glazen karaf (E.J. Van Wisselingh); O.I. kers (kunsthalle, Hamburg). Op raad van Bredius aangekocht.
Maandrozen, Chrysanthen (Mevr. Wed. Hubrecht, Leiden). |
1894 |
Begonia's en O.I. kers (Mevr. Gyselaar, Amsterdam); Begonia's (Mevr. Hogendorp-'s Jacob, den Haag) Avond, teeken. (Er. H. Breuning, Leiden); |
1895 |
Tuin bij Endegeest, pastelteekening; Sneeuw, pastel (Bremmer). |
1896 |
Sierpompoenen, waskrijt (E.J. Van Wisselingh); sierpompoenen, waskrijt (Bremmer, den Haag); Eukalyptus, waskrijt (Lakehal, Leiden); Narcissen, waskrijt (Dr. Kroon, Leiden) Tinnen kan met hortensia, schilderij (Hubrecht, Leiden) |
1897 |
Mistletoe, waskrijt (Bremmer, den Haag); Dorphuis te Noordwijk, waskrijt R. Steinmetz, den Haag); Schuurtje in Zwitserland. |
1898 |
Hooglandsche kerk, te Leiden, waskrijt (Mevr. Groll, Leiden). |
1899 |
Kastanjeknoppen, waskrijt (Pelletier, Utrecht); studies voor de buurt te Oegstgeest. |
1900 |
Buurt te Oegstgeest, waskrijt (R. Mauve, Florence); in olieverf studies van Bloemen in flesschen, Tomaten en tinnen bord; Floxen (Van Essen, Amsterdam), straatje te Rijnsburg, studie olieverf. |
1901 |
Hulst, waskrijt; olieverf: Floxen, Hortentia's, Droogbloeiers, tinnen Bord met appel, (Bremmer, den Haag); Flesschen en citroen, tinnen Bord, Lijmpotje, Citroen, alle studies. |
1902 |
Bokkingen, schilderij. |
Deze lijst is, vooral van de eerste jaren, niet volledig; van de latere vrij wel. Maar zoo dunkt ze mij toch reeds al geen kwade ruggesteun waartegen een latere beschouwing, in een toekomstig tijdperk, haar meening kan zetten.
Alb. Plasschaert.
|
|