| |
| |
| |
| |
Kunstberichten van onze eigen correspondenten
Uit Amsterdam
Tentoonstelling van gebruiks- en versieringskunst in het Stedelijk Museum te Amsterdam van 1 februari tot 1 mei 1902.
Een opwekking tot bezoek aan deze belangrijke expositie, die tot 1 Mei gratis te bezichtigen is, mag in dit tijdschrift zeker niet ontbreken
Nu er zich langzamerhand - (immers wij Hollanders gaan nooit over één nacht ijs) - een categorie gaat vormen van personen, die inzien, dat al de te druk versierde meubelen en gebruiksvoorwerpen met onnoodige krullen en smakelooze tirlantynen overladen, die ons door het buitenland worden opgedrongen, en waarmede de magazijnen opgepropt zijn, eigenlijk de rust van een stemmig Hollandsch intérieur verstoren, nu gaat ook het werk van die sérieuse kunstenaars allengs meer waardeering vinden, die zich reeds lang hebben aangegord met de oude sleur te breken en die trachten wat beters op dit gebied te leveren.
Men vindt hier batik- borduur- en weefwerk van J.J.C. Lebeau, Mevr. A. Baars-Leverington, Jessurum de Mesquita, Mej. W.J. van der Maarel, Mej. M.J. van der Weyde en Mej. J. Wijnstok; meubelen van K.P.C. de Bazel, J.L.M. Lauweriks, H.W. Mol, W. Penaat, J.C. Strijbos, H. Walenkamp en A. Zinsmeister; metaalwerk van Jan Eisenloeffel; beeldhouwwerk van J. Mendes da Costa; aardewerk van Willem C. Brouwer; bindwerk van Joh. B. Smits; ciseleer-werk van F. Zwollo en houtsneden van Georg. Rueter, J.G. Veldheer en R.W.P. de Vries Jr.
Voor afwisseling in het tentoongestelde wordt zooveel mogelijk zorg gedragen.
C.V.
| |
Kunstzaal ‘pictura’ A. Preijer,
In het intieme en goed verlichte zaaltje aan het Rokin zijn thans eenige zeer complete studies te zien van Kever, die evenals Neuhuys en Blommers zijn onderwerpen bij voorkeur vindt bij onze typige Gooische buitenlui, - vooral in één schilderij, waar wij een boer zien, een mand uitstortend in een zak, door een bukkend vrouwtje vastgehouden, ligt veel atmospheer, terwijl een aquarel, een zoogende moeder, wel verder is doorgevoerd, maar daardoor juist iets heeft verloren van die frischheid, die zijn spontaan neergezette studies zoozeer kenmerkt.
Van Jacob Maris een superbe Novemberdag, - molens, tegen een grijze lucht, zooals alleen deze meester vermocht te schilderen. Van zijn broeder Willem een uitvoerig werk van vroeger tijd dagteekenend, een jongen, die de wacht houdt bij eenige ezels aan het strand; voorts een doorwerkte aquarel Eenden en een Witte Koe.
Een groot schilderij van Daubigny, een maangezicht met koeien op den voorgrond en schapen, die bij het schijnsel van een lantaarn worden geschoren, is van een Arti-tentoonstelling bekend, terwijl een kleiner landschap van denzelfde, in mijn oog als veel rijper specimen van de kunst van dezen Franschman mag worden aangemerkt. Van Alma Ta- | |
| |
dema is er een curieus doek, dat van 1862 dateert, The Ambuscade, - waar de archeoloog eigenlijk meer dan de schilder aan het woord is geweest, al moet getuigd worden, dat er gedeelten in zijn, die verwonderlijk knap gedaan zijn, - zoo o.a. de rotspartij op den achtergrond, geheel in toon gehouden, waartegen de ossenwagen op den voorgrond uitmuntend contrasteert. Enkele handen van de figuurtjes echter zijn niet zoo zorgvuldig geschilderd als wij dit van Tadema's later werk kennen
Gabriël is met twee stukken vertegenwoordigd, - op één er van, - met een paar molens, straalt een schitterend licht van achter grillig-gevormde wolken. - Van Neuhuys, een aquarel Vrouwtje bij de wieg, van ter Meulen Schapen, - van wijlen A. Mauve, een vrouw met geitje.
Bizonder mooi van kleur is een stilleven van Hanrath, - niets dan een op een stoel achteloos neêrgeworpen plunje, een koperen kan en een paar klompjes te zien gevend; - in dezelfde toongamma is een opmerklijk schilderijtje met tinnen bord van Kever gehouden.
Ook van jongeren als Arnold Koning en Akkeringa treft men hier werk aan
Van eerstgenoemde een stemmingsvol huisje in de sneeuw, en koeien langs een weg komend, van Akkeringa, Kinderen aan het strand. En verder schilderijen en teekeningen van Bauffe, Bastert, Blommers, Valkenburg, Tony Offermans, Rochussen, Henriette Ronner, Weissenbruch, Klinkenberg, e.a.
C.V.
| |
Uit Antwerpen
In ons museum.
Nu op dit oogenblik te Brussel een aantal werken van Emiel Claus worden geëxposeerd, achten we het niet te onpas de aandacht in te roepen op zijn onlangs voor ons Museum aangekocht stuk Wintermorgen, waarvan hierbij een afbeelding gaat. Dat het een ‘Claus.’ is, en een echte, ziet men van ver. Een Claus in de stippelmanier - maar hoe onuitsprekelijk zacht en teeder van kleur, hoe wonder trillend van licht en lucht! - Een heel vroege morgen; in de stille Leie drijven dunne ijsschotsen; witte eendjes dobberen verder op het water. Aan den overkant steken de ranke, bladerlooze boomen hun net van fijne twijgen in de ijle winterlucht. Een heel lichte mist zweeft in de verte, versmeltend in onvatbaren overgang met het bleeke groen van den hemel. En van ergens achter den dijk schiet de zon haar eerste gouden straal, in een schittering van vlekkeloos wit, op den besneeuwden overkant, en doet het heele landschap opglanzen in tinten van parelmoer. - Dit stuk is voor ons Museum inderdaad een zéér goede aanwinst.
XX.
| |
Uit Arnhem
Kunstgenootschap Artibus sacrum.
Den 11de en 12den Februari hield het kunstgenootschap ‘Artibus Sacrum’ te Arnhem een kleine tentoonstelling van teekeningen. De hoofdschotel was een collectie houtskoolschetsen van Jozef Israëls, fraaie vlotte krabbels, waaronder veel studies naar figuren. De merkwaardigheid van deze verzameling teekeningen ligt voor hen, die van Israëls oeuvre een studie maken, vooral daarin, dat ze partikulier eigendom zijn en 't dus misschien voor het eerst een laatst was, dat ze in het publiek tentoongesteld werden. Onder het verdere tentoongestelde, merkte men op werk van Mauve en Blommers, en ook een zeer groot aantal houtskool teekeningen van Bastert, frisch, vaardig zooals men dit van dien artist gewoon is. Ook Zoetelief Tromp nam met een zeer bekoorlike crayon- teekening aan deze tentoonstelling deel. Inderdaad mag zij de moeite van een bezoek waard geacht worden. De belangstelling in Arnhem voor kunstzaken ligt hier echter den menschen wel op de lippen; maar is er niet zoo diep doorgedrongen tot het hart, dat een tentoonstelling als
| |
| |
deze, zulk een bezoek krijgt, als men redelijkerwijs zou mogen verwachten. Den bestuurderen van Artibus Sacrum daarom nog meer hulde voor de hardnekkigheid waarmee zij de belangen der kunst hier blijven dienen.
Ed Th. P.
J. MARIS: NOVEMBERDAG
(eigendom mm den Heer A. Preyer, te Amsterdam).
| |
Uit Brussel
Pour l'art
van 6 tot 25 Januari 1902 Zeer mooie tentoonstelling - geen enkel onbeduidend werk; het geringste zelf is interessant. En wat nog een verdienste is: de schilders volgen elkaar niet na of bekommeren zich niet om elkaar; wat school heet, in de slechte zin van 't woord, bestaat niet in Pour l'Art. Men weet dat die neiging tot nadoen en navolgen, tot gemeenschappelijke inspiratie en procédétjes heerscht in le Labeur en le Sillion
Onder de merkwaardige schilderijen vermeld ik die van Laermans (die nu zijn te zeer overdreven en verleelijkte voorstadbewoners schijnt te hebben losgelaten; zijn koloriet krijgt nu een waarlijk dramatische intensiteit); die van Ciamberlani, van Baes, van Coppens, van wijlen Hannotiau, prachtige binnenhuizen van Alfred Verhaeren, figuren van grootschen stijl van Fabry, en landschappen (gelukkig minder landschappen dan elders) van Van den Eeckhoudt, Smits, Hamesse - en ten slotte meer spottende en leutige dan geestige illustraties van den grappigen Amédée Lynen, wiens nogal stevig potlood de ‘zwans’ der ‘cabarets artistiques’ ophoudt en releveert.
Haast vergat ik de cartons of ontwerpen voor geschilderd glas van Thijs. Ook de beeldhouwers onderscheiden zich: de schets van een monumentale fontein: de twee zusters der Illusie van Rousseau, van edelen vorm; verder doen de inzendingen van Boncquet, Braecke en De Rudder deze kunstenaars alle eer aan
G.E.
| |
Tentoonstelling Emiel Claus in het kunstverbond van 13 tot 23 februari 1902
Een prachtige Vlaming, een luminist, de bezinger der blonde, vochtige Leie-boorden! In het Kunstverbond stelt hij een veertigtal werken tentoon waarin de zon zelve straalt en broeit. Zonder overdrijving past hij op het figuur de stippelmethode toe, en trekt er, evenals de verdienstelijke Theo van Rijsselberge wonderveel partij uit. Ten bewijze hiervan vermeld ik alleen het nr 12 van den Catologus, een Meisjeskopje, aantrekkelijk, kleurig, overvloeiend van gezondheid, kracht en levenslust, kranig en schalksch van uitdrukking. Ten zeerste bewondert men ook, als teekening en expressie, een bazig een stoer Koewachtertje (nr 16) waar een koppige onbe- | |
| |
suisdheid uit spreekt, en een droomerigheid waarin allerlei guitenstreken en kwajongensparten worden uitgedacht. Dat is nu een van die echte ‘vorschenslagers’ zooals ze door Cyriel Buysse of Stijn Streuvels werden beschreven. - Claus' landschappen - en er zijn er vele - vloeien over van poëzie.
EMIEL CLAUS: WINTERMORGEN (Museum, Antwerpen).
Voortreffelijk behandelt hij vooral de schemerachtige, intieme voorgronden. Uit de hem omringende natuur kiest hij liefst de dichtstbijgelegen effecten, liggend binnen het bereik van zijn teergevoelig oog, het mooiste natuurhoekje, van het oneindige landschap, afgescheiden van het overige der omliggende natuur. De nevelen staan hem uitstekend ten dienst Ik wil nog de Hooimijten vermelden (nr 37) het jubelend gebladerte van zijn helderen Herfstdag, zijn Klaver, zijn Capucinen, enz. enz. Dit alles zij voorloopig gezegd, tot we een meer ingrijpende studie aan dezen jongen meester wijden, die een der degelijkste vertegenwoordigers is van onze steeds levendige en weelderige schilderschool.
G.E.
| |
Paul de Vigne
Te laat om nog in ons vorig nummer opgenomen te worden, ontvingen we de reproductie van de Kop van een jongen Romein, welke hierbij afgedrukt wordt. Het werk (in gebakken aarde) was op de tentoonstelling de Vigne, in het Kunstverbond aanwezig, en werd aangekocht door den Heer H. Schleisinger; deze liet er ten gerieve van dit tijdschrift, welwillend een foto van nemen.
N.B. Een uitvoerige bespreking over de tentoonstelling Victor Gilsoul wordt tot het volgend nummer verschoven.
| |
| |
| |
Uit Delft
Tentoonstelling F.M. Melchers van 22 tot 27 januari 1902
Door de zorgen van den Heer Waltman werd hier een tentoonstellinkje gehouden van een twintig schilderijen van Melchers. Deze behooren tot drie perioden. Van zijn allereerste die bestaat uit natuur-trouwe werken noch van de tweede waarin een geraffineerde zinnelijkheid (onder Swinburne's invloed?) gedeeltelijk zeer duidelijk is, waren er hier. Wel van de derde, den tijd der ‘simples’. Deze tijd is, en m i. juist, vergeleken met de verzen van Max Elskamp. 't Is een zelfde Zeeland zooals Elskamp dikwijls een Brabant geeft. Een klein gelukkig leven; in zindeleke huisjes - en zeer rustig. Maeterlinck heeft van deze dingen beweerd dat ze nog iets gebracht hadden in 't domein der kunst: le silence. Ze zijn geschilderd in helle, niet schelle, kleuren, met barnsteenverf. Een stadje krijgt iets van een boeket doordat de huisjes, de gevels ervan gekleurd zijn naar 't welbehagen van den schilder om een totale eindstemming te bereiken. Alle daken zijn rood, de tuintjes keurigjes en zuiver aangeleid, en 't torentje van Veere steekt een spits er boven uit, vol klokken, die hangen als klokjes aan 'n bloemstengel. Er achter is de zee, groen en roze is de einder; in 't water varen eenige scheepjes De indruk is van al deze dingen: dat achter de ruiten der huisjes de menschen zitten, en kijken, of zich luid-loos bewegen in hun kamers, maar dat de straten zijn leeg altijd.
EMIEL CLAUS: DORPSTRAAT
Dit tijdperk van Melchers, is mij door in zijn curieusheid, zeer bizonder.
Dan waren er parken in Parijs geschilderd, een paar teekening van vrouwen, en z'n laatste werk, uit Delft.
Hierin tracht hij op 'n andere wijze dan van Veere, deze stad te maken tot een Ville de Rêve. Hij tracht door combinaties van een natuur-getrouw stadsgezicht en een vrouw blauw, of anders gekleed, met een friesche kap op, weer een stemming te wekken. De kleur is donkerder, bruin en grijs; de huisjes van ‘de Camaretten’ een gedeelte van Delft, hebben kwaliteiten.
Toch lijkt mij de tijd te Veere 't meest curieus, hoewel de aard van Melchers
| |
| |
hem drijft, eigentlijk naar donkerder kleur.
PL.
| |
Uit Den Haag
Pulchri studio Tentoonstelling van schilderijen en beeldhouwwerken van werkende leden van 27 januari tot 17 februari 1902
Op Pulchri ziet men het verschijnsel dat, terwijl jongeren uitnemend, soms zelfs al meesterlijk werk leveren, de ouderen onverzwakt blijven doorscheppen. Welk eene speling van den tijd is het te noemen, die C. Bisschop nu een meesterwerk deed maken, dat terecht de eereplaats kreeg Een Zonnestraal zal in 's meester s oeuvre een der voornaamste plaatsen innemen. Aan een heldere voordracht, paart zich eene knappe, somwijlen delicate behandeling, die nergens nog de onzekere hand van den ouderdom verradend, gevoelvol weet te zijn in het meest teere gedeelte: het vrouwenkopje in een gedempt licht. En welk een afstand scheidt hem niet van den grootmeester Israëls! Deze is o.a. met een van zijn aantrekkelijkste onderwerpen: Een kopje troost aanwezig. Het is bijna geheel in geroosterde tonen geschilderd, met eene techniek die schijnbaar regelloos, door zijn nauwkeurig luisteren naar de ingevingen van eene hoog-dichterlijke intuitie, toch de eenig juiste zal blijken te zijn en de meest zeker bestuurde. In welk een licht, dat niet van een zon is en er toch aan onleend schijnt, zit hier dit poovere oudje. Elke handeling is er mysterieus en de gedachte zich te midden der raadselen bezinnende, beseft de levendiepte van een gelaten ouderdom, die 's levens armoe weet te vergulden met een vergankelijke maar steeds keerende troost.
Het andere werk van den meester is eveneens voortreffelijk. Het is eene variatie op het thema, dal met Het Naaistertje in het Haagsche gemeentemuseum vertegenwoordigd is. Het onderscheidt er zich vooral van door door eene forschere schildering.
De visie van Van Wyk toont verwantschap met die van Israëls. Zich gewoonlijk meer aan het genre- matige houdende, weet hij bijwijlen zijn figuren eene dramatische pose te geven en het tot eene karakter-uitbeelding te brengen, die verder gaat dan het ‘type’. Zijn Bedelaar is tevens een dier werken, die van een hoogere opvatting dan van een aldaagsch weergeven der realiteit getuigende, reëel aandoen door liet simpele uitbeelden eener poëtische waarheid.
Haverman exposeert een verrukkelijk schilderijtje: Jong Meisje. Er gaat van dit kopje, in zijn aardige en onbevangen hoogheid, eene bekoring uit die in staat is de overige indrukken die men van deze expositie meeneemt te overheerschen.
Willem Maris exposeert een schilderij Naar huis van een heerlijk toonvol koloriet. Voor dit schilderij staande is men geneigd te erkennen, dat deze meester ook, met zulk een diep doordringen in het atmosferische buiten, het mysterieuse nadert.
Als opmerkelijk, niet als voortreffelijk, memomeeren we nu nog een weinig uitvoerig een schilderijtje van Koppenol. Het sluit zich aan bij de opvatting der primitieven, doet er naar vinding, compositie, pose der figuren en behandeling, met uitsluiting van dat, wat wij gewoon zijn geraakt realiteit te noemen, sterk aan denken. Maar de in hun soort weergalooze hoogte dezer ouden bereikt het op lange na niet. Het gegevene valt niet te genieten, alleen, en dan nog betrekkelijk, te respecteeren. Als uitnemend vertegenwoordigd noemen we dan nog: Akkeringa, Arntzenius, Bastert (met het Oude Paleis van Koning Radboud te Medemblik), Ives Browne met Vrouwenrug, Toon Dupuis, Jan Van Essen, Ed. Frankfort (met een Twentsch binnenhuis; knap in elkaar gezet, is het van een penseelbehandeling waarin weinig aarzeling te bespeuren is), Gorter, Mej. Anna Kerling, Klinkenberg, Van Konijnenburg, Kramer (Schiedam), Lapidoht (met een knap werk; evenwel gaat ook hij hier te veel in verbijzondering op), Willy Martens, Mesdag (met Stormweder,
| |
| |
PAUL DE VIGNE: JONGE ROMEIN (gebakken aarde), In het bezit van den Heer H. Schleisinger, te Brussel.
| |
| |
dat ook op zijn expositie was), Oldewelt, Ritsema (met sympathiek werk), Albert Roelofs (die invloeden toont te ondergaan van J Maris en Mancini), Willem E. Roelofs, Roermeester (Warme dag), Mej. Th. Schwartze, L. Van Soest, Stroebel, Teixeira de Mattos, Zilcken e.m.a.
Dan vermeld ik nog even, dat men hier de eer geniet enkele buitenlanders vertegenwoordigd te zien.
| |
Haagsche kunstkring tentoonstelling ter herdenking van het tien-jarig bestaan 22 jan. 13 febr. 1902
De serieus werkende Hart Nibbrig, een der figuren waaraan eene ontwikkeling gradueel het meest merkbaar is, is vertegenwoordigd door een schilderij, dat bij eene grootere levensdiepte, in de schildering traditioneele neigingen vertoont. Hier bleek 't wat dichter bij honk blijven zoo kwaad niet te zijn. Men mag op dit werk wat aan te merken hebben, het op een stemmige middag ziende, kan men er ook iets als bewondering voor voelen. Het is inniger aan conceptie dan veel van des schilders werk, en er komt door de sereenheid dezer kleuren iets als muziek tot u, bij dit dichterlijk verhalen van het eerzame landbouw-bedrijf.
Bauer exposeert Ruiters, dat men eerst wellicht een weinig onbehagelijk kan vinden wat de uiterlijke verzorging betreft, maar dat, wil men dit voorbij zien, de in een mysterieuse atmosfeer gedompelde plechtstatigheid van het Oosten brengt. Een paar in de ruimte vóor wiekende vogels zijn een gelukkig motief tot het aanduiden van atmosferische verdieping en hun aanwezigheid is tevens, als in de handeling meestemmend, gerechtvaardigd.
Daalhoff, ook door het mysterieuse van het leven aangedaan en een der weinigen die dit tot uitdrukking weten te brengen, lijkt me met zijn Boerenwoning minder goed vertegenwoordigd. In het aannemen van een algemeene toon, die de stemming van zijn werk zou ontspringen, is hij ditmaal minder gelukkig.
De Bock exposeert een Berkenlaan bij Avond, een uitnemend werk van deugdelijke structuur.
Tholen's In de schuur heeft gedeeltes van voortreffelijke schildering. Maar bij gemis aan eene idieele inhoud blijkt dit werk op den duur wel wat duf.
Van de twee uitnemende werken die Thl. Schwartze exposeert is het eene, Uit de Vrouwen Kampen, van niet te ontkennen dramantische kracht. Maar zou de ontzettende tragiek, die zoo 'n geval ons kan voorvoeren, in grauwer toonaard behandeld, niet juister onze stemming ontspreken?
Wiggers exposeert een Maanlandschap, hoe bewonderenswaardig dit werk ook van doorvoering is, hij waagde zich aan een geval bij eene afmeting, dat meesters eerbied zou kunnen afdwingen. Wat volledig bereiken aangaat staat 't beneden zijn ander werk.
Toon Dupuis exposeert onder ander interressant werk een Vioolstemmer (die hij epreuve noemt). Het ontbreken van den strijkstok is eene fout in de innerlijke compositie, die psychisch of aesthetisch kenbaar wordend, voor het besef niet af te wijzen is.
Floris Verster is vertegenwoordigd met een werk uit den vroegeren en een uit den lateren tijd. Een uitnemend bloemstuk - hoe wel hij ze levens-voller geschilderd heeft - en een stilleven.
Verder zijn o.m. goed vertegenwoordigd: Bastert, Bleckman, Coert, Franken, Gruppé, Van der Haar (in wiens werk, wat er ook in te laken mag zijn, een psychologisch juiste vrouwen kop aan te wijzen valt), Haverman, Henricus, Horsen, Hijner Jansen, Isaäc Israëls, Kriens, Kuypers, Van Oosterzee, Poggenbeek, Zilcken en De Zwart.
De Architectuur en Kunstnijverheid, vinden in een afgeschoten gedeelte vele belangstelling. Van Hoytema o.a. geeft hier uitnemend werk, kalenders, te zien.
| |
Bij den heer Biesing
De Heer Biesing exposeert een schilderij uit Israëls vroegen tijd, Méditation geheeten. Uit biografische aanteekeningen o.a. is bekend, dat hij niet lang na zijn terugkeer uit Parijs aan dit schilderij zijn eerste ernstige succès te danken heeft. Men heeft het destijds (1852) zelfs
| |
| |
waardig gekeurd om voor een almanakje ‘Holland’ genaamd en uitgegeven door Mr J. Van Lennep, gereproduceerd te worden. - W. Steelink maakte er een ets naar. Dat men aan schilderijen toen reeds eene zeer universeele beteekenis wist toe te schrijven blijkt uit een bijschrift in dichtmaat, waar zelfs wel vaart, handel en nijverheid in verband met dit schilderij genoemd worden.
Het stelt voor eene maagd in een herfstig avond-landschap, rustende onder geboomte aan den kant van een overgroeid beekje. Jaargetij, leeftijd en omgeving stemmen dus als van zelf tot mijmeren. Het komt naar gedachte en ook naar compositie overeen met de figuren aan een raam, op de helling van een duin naar zee turende en sommige binnenhuis-gevallen. Verder heeft 't hiermee gemeen een sterker licht op den voorgrond en een stemmig licht in de verte. Dit schilderij opent dus eene interessante rij. Maar niet alleen hierom zou het verdienen in een museum geplaatst te worden Het onder een stemmige belichting ziende kan men er zeer mee ingenomen zijn. Wat het bereiken van toon aangaat en het juiste besef van eene de dingen hun waarde gevende en beteeknisvolle hechte techniek staat het ver boven de werken van zijn tijd. Er zijn in het fond gedeelten aan te wijzen, die van een ongewoon kleurgevoel getuigen; het witte kleed, de borst, de op de dij rustende hand zijn van eene uitnemende en toonvolle schildering, terwijl in de gedeelten die een vrijer behandeling toelaten, zooals in den linker bovenhoek, in de vale grijs-groenen van het kleinere geboomte, we den lateren Israëls al erkennen. Er zijn in dit geval dus juist weer redenen genoeg bijeen, om dit schilderij, dat in een onzer moderne musea als 't huis zou zijn, onverstoord door het buitenland te laten opkoopen.
| |
Bij Frans Buffa & zoon
De firma Buffa exposeert een schilderij van J.H. Jurres De Barmhartige Samaritaan. Deze schilder behoeft geen onbekende meer te zijn; de kritiek heeft hem voldoende ingeleid. Algemeen vindt men het verwonderlijk, dat iemand in deze tijd in Holland met zulke onderwerpen voor den dag komt en met degelijke resultaten. Wat deze verwondering betreft, die de schijn heeft dat er zich een behoorlijke portie béwondering onder vermengt, men doet best deze voorloopig nog wat op te schorten. Het is de vraag in hoeverre een schilder met onbekookte prijzende kritiek gediend is.
De barmhartige Samaritaan, het is een onderwerp, tallooze malen behandeld. Het heeft aanleiding gegeven tot mooie en leelijke schilderijen. Rembrandt gaf het de stof tot een zijner schoonste scheppingen. Maar wat deze uitbeeldde was handeling en karakter, waarvoor hij het wézenlijke aan eigen tijd en omgeving ontleende. En dit is 't juist wat in dit werk van Jurres nog ontbreekt. Zuidelijke invloeden, oude en moderne, maken zich kenbaar, maar zij overwegen te veel Naar compositie blijkt de invloed o.a. van Rembrandt.
De verwondering over 't feit dat iemand op 't oogenblik met dergelijke onderwerpen komt, moest tevens betrekkelijk zijn. De nog al vaak verkeerd begrepen kunstenaars - werkzaamheid van Israëls is in de verbinding van een lyrisch en een episch element, dramatisch (subjectieve objectiviteit). Zijn onderwerpen stemmen hierin met een historisch overeen, dat zij beiden eene primitievere handeling hebben, uit een sfeer van lager ontwikkeling genomen, die hij, als niet direct de zijne, vermag te idealiseeren. Dit verklaart dan ook mede hoe Israëls nog tot eene uiting van zoo geweldig dramatische kracht als zijn David en Saul kon komen. - Het dramatisch element behoeft dus overigens niet zoo vreemd aan onze schilderkunst te heeten.
Een difinitief oordeel over deze jonge schilder uit te spreken zou nog wat te onpas komen. Maar met belangstelling zullen we zijne ontwikkeling volgen. Hij beschikt over vermogens, die als niet alledaagsch, hem hiertoe het recht geven.
| |
[pagina t.o. 110]
[p. t.o. 110] | |
C. BISSCHOP:
EEN ZONNESTRAAL
| |
| |
| |
Maison Bausch
In de Jacob van der Does straat is op initiatief van den Heer D. Roggeveen eene instelling tot stand gekomen. Zij bedoelt de belemmeringen, die de kunsthandel noodzakenlijkerwijze het vrije scheppen in den weg legt - te bekend om hier te memoreeren - tegen te gaan. Kunstenaars van alle richtingen hebben er gelegenheid tot expositie tegen schadeloosstelling van de te maken onkosten - wat door middel van percenten gemakkelijk te vinden is.
Er zullen verscheidene exposities plaats hebben o.a. van Odilon Redon en Georges Minne. Op 't oogenblik houdt J. Thorn Prikker er eene interressante tentoonstelling, waarvan hij, naar den verkoop te rekenen zeer veel succes heeft. Het zijn teekeningen in waskrijt (hier en daar is gebruik gemaakt van waterverf) naar motieven uit de omstreken van Visé bij Luik.
Op een gedrukt biljet worden nog tal van inzenders vermeld, waarop we te gelegenen tijd zullen terug komen.
H.d.B.
| |
Uit Rotterdam
Tentoonstelling Henricus in den Rotterdamschen kunstkring van 26 januari tot 23 februari 1902
Kloek, frisch en eerlijk is het werk van Henricus, spontaan en sterk gevoeld, vol brio en als klank- rijk weergegeven. In deze pastels is een coulant, vrij en frank doen dat onmiddelijk inneemt. Henricus staat niet meer vreemd tegenover deze natuur, dat licht, die volle, geweldige kleuren, de slaande tegenstellingen van witte huizen tegen diep blauwen hemel. Hij heeft zich in die omgeving ingeleefd en zoo zijn zijn pastels geworden: natuurlijk geboren werk, ontstaan uit drang naar weergeven. Lustig, met vaste, krachtige hand werd het neergeschreven en door het telkens fixeeren en weer er op terugkomen is er vaak een tinteling van kleur bereikt die een oogenfeest wordt; andere malen lijkt het doel op eenmaal gevonden te zijn in losse met één kleur aangegeven streken. In dit werk is noch een zoeken naar onderwerp, noch een voorzichtig, bedachtzaam doen of angstvallig overwegen; alles werkte blijkbaar inspireerend onder dat doordringend licht, gezien tegen zulk een forsch blauw. Zee, wondere boomen en plantengroei, vreemde woningbouw, rotsig en geaccidenteerd terrein, alles in het kleine Sidi-bou-Saïd- lokte tot weergave. Ook de bewoners in heel hun wezen fascineerden Henricus. Telkens weer komt de artiest terug op die ééne grillige figuur, nerveus in lichaam als in bewegen, dansend met wijd gespreide armen, fantastisch als silhouet uitkomend tegen het licht in het laag vertrek. Andere in het licht zittende gehurkte figuren slaan tamboerin en eigenaardig soort castignetten, blijkbaar eentoonige wijzen galmend.
Die vreemde, als fanatieke danser boeide Henricus aldoor weer, blijkens de vele krabbels en studies en het telkens herhalen van hetzelfde sujet. In één der pastels heeft hij zijn indruk het verst en diepst uitgesproken; in haar gouden toon, in haar prachtige techniek, in de scherpte van expressie is het een van de mooiste teekeningen.
Wij bepalen ons tot dezen algemeenen indruk daar uitvoeriger bespreking de grenzen van ‘kort bericht’ zou te buiten gaan.
| |
Tentoonstelling Toorop bij mevr. De Wed. Oldenzeel van begin februari tot half maart 1902
Terwijl Henricus zijn werk, om zoo te zeggen, er uit gooit, het uit de mouw schudt, als 't ware bij elken oogopslag een onderwerp vindt en meest in groote schrappen en breede vegen de vormen neerzet hartstochtelijk door de dingen aangegrepen, daar is Toorop's werk van geheel verschillend uitgangspunt, voortgekomen uit geheel ander innerlijk. Waar Henricus de natuurlijk geïmpressioneerde is, is Toorop de contemplatief aangelegde, de denker-voeler. De expositie bij Mevr. de Wed. Oldenzeel is een zeer belangrijke. Prachtig
| |
| |
zijn de portretten, zeer gewetensvol en met wondere vastheid omtrokken, zeer gevoelig en ver opgevoerd in modelé, in stofuitdrukking In elk werk weer bewijst Toorop dat zijn hand niet faalt, noch zijn denken en weten; er is een zekerheid van doen in alles, die telkens weer verrukt en verbaast. Op deze tentoonstelling is werk van vroeger datum en werk zoo pas komend van den ezel en bij vergelijking ziet men een voortdurend verder en hooger gaan, een gestatig dieper ingaan in onderwerp en voorwerp, een steeds grooter en zuiverder aankijken bij meer soberheid en direktheid van werken. Het verst is wel zijn laatste werk Geloof en Loon. Hierin heeft Toorop een hoogte bereikt waarnaast enkele portretten bijna zwak worden. Er zit zulk een grandiose ‘poot’ in deze teekening, dat ze doet denken aan de meesters van vroeger. Zulk een krachtig weten en doorvoelen, gepaard met zulk een wel bewust en klaar doen, geven een magistralen indruk die zoozeer nablijft dat het werk, na dagen, nog in de herinnering ligt en al grooter wordt, naarmate men zich van de hooge en prachtige kwaliteiten helderder rekenschap gaat geven. In allen deele is dit een werk van zeer nobel gehalte. En als altijd blijft Toorop de man van stijl; zij het in symboliek of in onmiddelijk weergeven der natuur, altijd hebben zijn lijnen, hoe teer ook, die prachtige strakheid en juistheid, die onovertroffen zuiverheid die alle à-peu-près uitsluit.
Uit deze tentoonstelling blijkt ook weer hoe onbekrompen Toorop is als artiest. Hij volgde geen sleurgang op eenmaal behaald succès, hij bleef niet hangen aan eenmaal goed doorvoelde wijze van zich te uiten of te werken, hij blijft onbevangen verder gaan en zijn arbeidsveld is - bijna zou men zeggen - onbeperkt; in elk nieuw tijdperk, in elk nieuw onderwerp, hetzij figuur of landschap, boeit en treft ook zijn werk weer op nieuw. Het ontwerp voor een schotel, door Blinckma gedreven, voldoende aan alle eischen van dekoratieve kunst, geeft ook weer bewijs hoe Toorop steeds zocht en vindt de kern der dingen die hij wil weergeven, die kern, waarin schuilt het mouvement, de kern de essens van wat hij wil doen voelen. Om bovengemelde reden ook van deze mooie tentoonstelling slechts een globalen indruk.
P.
|
|