daglicht. De aan de tafel zittende vrouw, met het slapend kindje op de knieën is een uitstekend groepje.
Een ‘Luyten’ van den echten stempel is zijn Alleen op de wereld. Er zit iets grootsch, iets overweldigends in die figuur van nog zeer jonge vrouw, torschend met stoere kracht den dubbelen last van een reusachtigen takkebos en een kerngezonden blonden jongen. Zóó draagt die vrouw het leven, zóó drukt het zwaar op hoofd en schouders. De logge, moeilijke, en toch veerkrachtige gang zit er in; het nadert, als een gevaarte, een dreiging van het noodlot.
Heel simpel weer is zijn Heidebloempje, een boerenmeisje, zittend als verloren in de onmetelijkheid der heide, in zachte, eenigszins doffe tinten gehouden.
De vijf hierboven vermelde schilderijen worden in deze aflevering gereproduceerd. Onder zijn verder tentoongestelde werk trof ons de teedere, stille kleurschakeering van Regenachtig, met een oranje-rood pannendak, een bruine haag, een zachtgroene grasrand, en tengere boomen, die hun twijgen in de zilverige klaarte der regenlucht uitspreiden. In de dezelfde gamma is Aardappelenplanting gehouden, ook weer een zeer klein stukje, maar waarin een combinatie van volle, malsche kleuren verkregen is, die we in 's kunstenaars ander werk niet steeds terugvinden.
Kranig werk leverde hij ook in zijn koeien, betiteld: Avondgeluiden, welk stuk reeds op de laatste ‘Driejaarlijksche’ te zien was. Koeien heeft Luyten steeds met voorliefde bestudeerd. - Hier laat hij een gouden zonnestraal op hun logge koppen en breede schoften spelen, terwijl ze rythmisch voortstappen naar den stal. In Avondschemering nagenoeg dezelfde stemming bij soortgelijke behandeling.
In Herfstmorgen schitteren de koetjes in volle zonnelicht. Bij een water staan ze onder een geweldigen boom, waarvan de transparante bladeren de forsche klaarte doorlaten.
Vermeldenswaard zijn verder: In de heideduinen, een slank meisjessilhouëtje, uitlossend tegen een groenige hemel; Storm, een triptiek, groots opgevat, maar waarbij de natuur misschien minder ernstig bestudeerd werd; het middenstuk, in zeer donkere tonaliteit gehouden, is moeielijk zichtbaar, en contrasteert sterk met de lichtere luiken; Najaar met warmbruin zongeschitter op boerengebouwtjes; Bladraapsters en Turfziftsters, twee schilderijen met figuren; Zandweg met een aanrijdende kar door een os getrokken, tegen 't licht gezien, gedufd van effect; een Meisje in de duinen, gezeten tusschen 't hooge helm, het profieltje scherp geteekend in het scherpe licht der zon; een kop van een Visschersvrouw, stoer van uitdrukking en behandeling beide; in de Zeeduinen, twee kleine vrouwenfiguurtjes, hard uitlossend tegen helder verlicht duinhelm, enz. enz.