Onze historie in woord en beeld
(1902)–Anoniem Onze historie in woord en beeld– Auteursrecht onbekend
[pagina 99]
| |
[pagina 100]
| |
en België samen. De Mogendheden van Europa meenden, dat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden wel weer één land konden uitmaken evenals vóór den 80-jarigen krijg met Spanje. Met elkaar vereenigd, zouden de Nederlandsche Gewesten zich, als 't noodig was, beter tegen het machtige Frankrijk kunnen verdedigen. Al spoedig bleek echter, dat de beide volken elkaar niet konden verdragen. Zelfs brak in 't laatst van Augustus 1830 in Brussel een volslagen oproer uit. De Kroonprins waagde zich in de muitende stad en trachtte, de rust te herstellen, maar ontkwam ternauwernood aan de schreeuwende en tierende menigte. De Kroonprins in Brussel.
Toen begon een oorlog, die op het verlies van België uitliep en ons ontzaglijke geldsommen kostte. Willem I, door zooveel tegenspoed terneêrgeslagen, legde in 1840 kroon en schepter neder en vertrok naar Duitschland, waar hij drie jaar later overleed. De ridderlijke Willem II, de held van Waterloo, mocht slechts negen jaar over ons land het bewind voeren. Den I7den Maart 1849 schreven Zijner Majesteits Ministers aan het Nederlandsche volk: Het | |
[pagina 101]
| |
heeft den Almachtige behaagd, Willem II tot zich te nemen. Willem III is Koning der Nederlanden!‘
De Koning stierf. Aan 's-Konings zoon
Behoort ons hart bij staf en kroon.
Zoo dichtte Da Costa. En inderdaad gelukte het den nieuwen Koning, het hart der natie te winnen. Hij had ons volk lief en toonde dat, waar hij kon. Toen in Januari 1861 de dijken van Maas en Waal doorbraken en duizenden menschen in de Bommelerwaard van alles waren beroofd, verliet de Koning 's-nachts zijn paleis om de ongelukkigen toe te spreken en bij te staan. De overstrooming.
Koning Willem III regeerde langer dan éen der Oranjevorsten over ons vaderland. Doch eindelijk werd ook hij door den onverbiddelijken dood neergeveld. Groot en algemeen was de droefheid, toen den 23sten November 1890 van het Loo de tijding kwam: ‘Willem III is niet meer!’ | |
[pagina 102]
| |
Wilhelmus van Nassouwe!
De doodsklok klept het rond,
Het lied van houw en trouwe
Op d' ouden, vrijen grond.
Geen jub'lend zwaardgekletter,
Geen forsch geroerde trom,
Geen fier trompetgeschetter
..... De doodsklok klept alom!
Ons volk voelde dien slag, want de Koning was de laatste Vorst uit het dierbaar Oranjehuis. Was dan het Koningshuis uitgestorven? Gode zij dank, niet geheel. Ons bleef nog het tienjarig Dochtertje des Konings, Prinses Wilhelmina. Toen zij - drie maanden tevoren - haar tienden verjaardag had gevierd, was haar door onzen grijzen dichter Nicolaas Beets toegezongen:
De driekleur schudt haar banen,
De Oranjewimpel zweeft.
Nooit zal zijn goudkleur tanen,
Nooit, nooit, zoolang Gij leeft!
En nooit de gloed verkoelen
In harten, U gewijd,
Die zich gelukkig voelen
Als gij gelukkig zijt.
Wilhel'ma van Nassaue
Aanvallig Koningskind!
U blijft het volk getrouwe,
Het volk, dat U bemint.
Zijn bidden en bedenken,
Zijn hart is U verpand;
Die U een haar zou krenken,
Geen zoon van Nederland.
|
|