werd gedragen. Gij begrijpt wel, hoe stormachtig de Koningin werd toegejuicht, toen zij deze vreemde kleeding aantrok en er urenlang mee bleef zitten.
Zoo snelde de jeugd onzer Koningin voorbij en naderde de tijd, waarop zij zelve het bewind zou aanvaarden. Den 31
sten Augustus 1898 vierde zij haar achttienden verjaardag en een
Een Wapenkoning.
week later werd zij in de Nieuwe Kerk te Amsterdam plechtig als Koningin ingehuldigd. Daar zag zij vóór en om zich heen al wat voornaam, geëerd en aanzienlijk is in Nederland. Daar deed zij onder ademlooze stilte den plechtigen eed van trouw aan volk en vaderland. Met vorstelijke gratie den hermelijnen mantel terugslaande, sprak zij op indrukwekkenden toon: ‘
Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!’
Nadat daarop de volksvertegenwoordigers zich door den eed van trouw aan hare Majesteit hadden verbonden, riep een Wapenkoning, zijn schepter zwaaiende, luide door de kerk: Koningin Wilhelmina is ingehuldigd! Leve de Koningin!
Draag lang en blij de kroon.
zoo zong onze grijze dichter Nicolaas Beets. En sinds dien tijd heeft onze Koningin drie jaar de kroon gedragen. Lief en leed deelde zij met ons volk. Toen de edele Paul Kruger, de Staatspresident van Transvaal, na een bitteren strijd met Engeland zijn dierbaar vaderland moest verlaten, was het Koningin Wilhelmina, die hem daartoe een