zij op de wijde wateren rond. Wee der bemanning, wanneer hun een Spaansch schip in handen viel. Zonder mededoogen werden allen gedood of de voeten gespoeld, d.i. over boord geworpen. Het vaartuig en de lading werd doorgaans in Engeland verkocht.
In Maart 1572 gaf evenwel de Engelsche Koningin - op aanstoken van Alva - aan de Watergeuzen bevel, haar land onmiddellijk te verlaten.
Waar nu heen? Zoo vroegen de Geuzen zich af. Zij besloten, op het Vlie aan te houden en de eene of andere stad in Noord-Holland te gaan plunderen. Zoo stevenden zij naar het Noorden en waren reeds ter hoogte van Egmond gekomen, toen de wind eensklaps draaide en de vloot naar het Zuiden joeg tot vóór den mond van de Maas.
Inneming van Den Briel.
Nu komt bij de Geuzen het plan op, zich van Den Briel meester te maken. Op Dinsdag den 1sten April laten zij voor deze stad het anker vallen en eischen haar op in naam van den Prins van Oranje. De Graaf Van der Marck, admiraal der Watergeuzen, geeft aan de Brielsche