| |
| |
| |
Het eerste vonnis van het Permanente Hof van Internationale Justitie
Door Jhr. Mr. J.J. von Schmid.
De zeventiende Augustus 1923 is een belangrijke datum geworden in de geschiedenis van het internationale recht. De wereldrechter heeft op dien dag voor het eerst gevonnisd. Vergeleken bij de groote problemen die in het tijdperk na den wereldoorlog op een oplossing wachten, was het door dagvaarding aanhangig gemaakte geschil van weinig aanbelang. Vestigt men echter den blik op het verleden, dan is het feit dat hier de weg van het recht gezocht werd van niet te onderschatten beteekenis. Er werd een belangrijke schrede gedaan in de richting van den vooruitgang, waarbij verscheidene staten blijk gaven vertrouwen te stellen in een zoo onpartijdig mogelijk samengestelden rechter, diens oordeel tot waardemeter van het al of niet geoorloofde van hun handelen wilden maken en daarmede te kennen gaven, zich aan zijn beslissing te zullen onderwerpen.
Het ideaal van een wereldrechtbank is dan verwezenlijkt; de eerste proeve van dit wereldrecht is stellig een nadere beschouwing waard. Zal het recht door deze rechtbank gesproken, erkend worden, zal het een kracht worden in de internationale verhoudingen van toenemenden invloed, een kracht die in de plaats treedt van machtsconflicten als waarvan we nu al jaren de nadeelen
| |
| |
ondervinden? Voorwaar vragen die voor de toekomst van de wereld van het hoogste belang zijn en die beïnvloed zullen worden door de wijze waarop het hooge Hof zijn beslissingen neemt. Daarin geeft dit vonnis reeds een belangrijken kijk.
Wanneer we ons tot ideaal stellen dat het recht eens de wereld moge beheerschen moeten we één ding niet uit het oog verliezen, als we er over klagen dat dit recht nog zoo vaak met voeten getreden wordt, n.l. de onvolmaaktheid van het recht zelf; deze is vaak oorzaak dat zij die het praktisch moeten uitvoeren in de onmogelijkheid zijn dit te doen. Voor velen is het recht nog weinig meer dan een formeel begrip waarbij de inhoud van de bepalingen ondergeschikt is aan den vorm. Of iets recht is hangt volgens hen af van het feit of een bepaalde, met den naam van wetgever aangeduide, autoriteit dit in den wetsvorm heeft vastgesteld. Het recht is daar een formaliteit waaraan iedere materieel bepalende waarde ontzegd is. Anderen zien het ontoereikende van een dergelijke rechtsbeschouwing in en streven naar een diepere, een meer materieele rechtsopvatting zonder dat zij deze theoretisch op bevredigende wijze door kunnen voeren. Er bestaat echter bij de laatsten een neiging om bij de rechtspraak ook op levende belangen en niet alleen op den vorm te letten van de bepalingen waarmede men berecht; een streven dus naar een hoogere gerechtigheid dan de generaliseerende normen.
Op welke wijze heeft nu het internationale Hof zijn taak opgevat?
Allereerst zij opgemerkt dat het zich tegenover dat dualisme in een vrijere positie bevindt dan welk ander rechterlijk college ter wereld. De Volkenbond is geen machtsorganisatie maar een lichaam dat steunt op een ethische idee, op een bij zijn leden gezamenlijk heerschende overtuiging dat vereeniging en daar uit voortvloeiende machtsbeperking noodzakelijk en nuttig voor hen is. Het Hof, als orgaan van den Volkenbond heeft men op dezelfde gedachte doen stemmen ten aanzien
| |
| |
van het recht. Van af de oudheid beeldt men Justitia af met een zwaard in de rechter en een weegschaal in de linkerhand. Het zwaard als middel tot handhaving van het afgewogen recht mist de Justitia van het internationale recht. Evenals de Volkenbond moet het Hof bij zijn uitspraken geheel op een ethische basis rusten. Dat de taak van dit college hierdoor, nog afgezien van de hoogst belangrijke beslissingen, die aan haar oordeel kunnen worden onderworpen, verzwaard wordt valt te begrijpen. De Volkenbond echter heeft de rechters geen enkele belemmering in den weg meenen te moeten leggen; het Hof is aan geen wettelijke bepalingen gebonden en mag rechtspreken overeenkomstig zijn vrije overtuiging. Het eerste vonnis van de wereldrechtbank is vooral daarom een gebeurtenis, omdat er mede antwoord gegeven wordt op de vraag: hoe spreekt de wereldrechter recht?
Dit laat zich bovendien nog beter nagaan dan bij andere rechtscolleges daar artikel 57 van het statuut van het Hof de leden, die van meening verschillen met de meerderheidsopvatting, toestaat aan het vonnis een nota toe te voegen, waarin zij hun individueele meening te kennen geven. Het liet zich aanzien, dat er dikwijls aanleiding zou zijn om van deze bevoegdheid gebruik te maken daar de rechtspraak geheel op het rechtsbewustzijn van de leden berust. De rechters van Italië en Zwitserland, de professoren Anzilotti en Huber hebben bij het vonnis te samen een afzonderlijke uiteenzetting gegeven om hun afwijkende meening toe te lichten. Behalve deze nota is er nog een tweede exposé aan het vonnis toegevoegd vande hand van professor Schücking, die als nationaal rechter voor het Duitsche rijk tijdelijk aan het Hof was toegevoegd. Ook deze laatste vond geen bevrediging bij het vonnis.
Op welken theoretischen grondslag berust dan de meerderheidsopvatting van het Hof en die van de minderheden. Aan welke van deze opvattingen komt de meeste ethische overtuigingskracht toe en welke biedt dus den
| |
| |
grootsten waarborg dat het streven naar een internationale rechtspaak door haar beslissingen veld zal winnen. Dat na te gaan is het doel van dit artikel. Want mocht later blijken dat het Hof niet aan de verwachtingen beantwoordt, dat zijn vonnissen niet door de verliezende partij worden uitgevoerd, het recht van zijn uitspraken miskend wordt en de ethische basis waarop het steunt en die met een zoo groote inspanning en ten koste van namelooze ellende verkregen is, haar ontvallen ware, dan zou de rechtswetenschap niet weer machteloos moeten staan en een jammerklacht uiten maar de oorzaken moeten weten en op grond van positieve feiten vaststellen, dat althans de richting waarin het Hof recht zocht, praktisch niet te verwezenlijken is. Dan zou ondanks de teleurstelling de rechtswetenschap toch iets gewonnen hebben.
Wat verstaat nu de meerderheid van de leden van het Hof onder recht en rechtspraak? Bij de opening van de academie voor internationaal recht, die ook in het vredespaleis gevestigd is, verklaarde staatsraad Cort van der Linden, dat in het zelfde gebouw het internationale Hof gevestigd was dat volgens de rechtsnormen recht zou spreken die door de familie der natiën erkend waren. Het Hof heeft zich in den meest strikten zin bij deze opvatting aangesloten. Leest men het vonnis door, dan ziet men dat de gedachtensfeer, waar binnen het Hof zich beweegt, geheel bepaald wordt door de artikelen van het verdrag van Versailles. Slechts in één punt raakt deze beschouwing de levende belangen n.l. daar waar gesproken wordt over de handelsbelangen van het Suez- en van het Panamakanaal. Dit was ook het eenige feitelijke belang, dat de door Frankrijk gezonden pleiter, professor Basdevant, in zijn pleidooi aangeroerd had. Van het overige ligt alles binnen het tractaat. Het Hof las de artikelen van dit Verdrag, nadat geconstateerd was, dat de partijen het eens waren over het feit dat de ‘Wimbledon’ niet toegelaten was tot het kanaal van Kiel, en oordeelde met Basdevant dat artikel 380 wil dat het kanaal in dit geval open had behooren
| |
| |
te zijn daar ook de uitzonderingsbepalingen bevattende artikelen niet van toepassing zijn. Ergo Duitschland heeft ongelijk. Want alleen in geval van oorlog had het het kanaal voor den betrokken staat mogen sluiten.
Dit vonnis is een prachtig stuk logica, een geesteswerk waartegen, wanneer men het uit een oogpunt van abstract denken beschouwt, niet veel bezwaren zullen kunnen worden geopperd, maar dat ons rechtsgevoe toch niet bevredigt. Waarom dit het geval is, bemerken we al spoedig.
Heeft het Hof in zijn vonnis blijk gegeven de argumenten, waarmede de partijen hun handeling motiveerden, volledig te hebben overwogen? Waar vinden we de weerlegging van de scherpe argumenten die ex-minister Schiffer opwierp in den aanvang van zijn pleidooi? Waar geeft het vonnis blijk dat men zich de groote moeilijkheden, waarin Duitschland politiek verkeerde op het oogenblik toen het aan de ‘Wimbledon’, die met oorlogstuig voor Polen bevracht was, den toegang weigerde, onder de oogen gezien heeft? Kortom van het geheele exceptieve verweer wordt geen melding gemaakt. Het heeft buiten de aandachtssfeer van de meerderheid gelegen.
Hoe is het mogelijk, dat juist de meest werkelijke, de meest reëele factor, die op het feitelijk gebeuren invloed uitgeoefend heeft, niet in het vonnis besproken wordt, daaruit als een quantité négligeable is weggelaten? Wie niet over voldoende rechtswetenschappelijke kennis beschikt kan hier de neiging hebben aan de geheele poging van internationale rechtspraak te gaan twijfelen en het Hof van partijdigheid beschuldigen, van een eenzijdigen kijk op de te berechten geschillen.
Dit is echter niet het geval. Hier onderging een bepaalde rechtstheorie de internationale vuurproef. Om er niet ongezengd uit terug te keeren. Het is de theorie van het gesloten rechtssysteem.
Basdevant stond geheel op dit standpunt. Van hem is recht niets dan de uitlegging van artikelen van uit
| |
| |
het gezichtspunt van het in de wet neergelegde systeem. Zijn meest klemmende argument was dan ook dat een uitzondering voor het geval van de Wimbledon niet in het verdrag te lezen was. ‘Il n'y a pas une telle restriction dans les articles’ riep hij bij herhaling uit en het Hof nam in meerderheid deze opvatting van hem over. Had Duitschland het recht de Wimbledon den toegang tot het Kanaal te weigeren? ‘La réponse a faire à cette question doit être cherchée dans les stipulations que le Traité de paix de Versailles a consacrées au canal de Kiel.’ ‘Het verdrag van Versailles is de bron van het recht’. Zoo luidt de aanvang van het juridische deel van het vonnis en daar dit verdrag niets bepaalt omtrent inwendige moeilijkheden van Duitschland, omdat het daarin dien staat beziet onder den toestand waarin hij gedurende het keizerrijk verkeerde, vallen de argumenten, die daaraan ontleend zijn, buiten de aandachts-sfeer van juristen, die voor alles op het ‘stare pactis’ staan. Het overige mag politiek of iets anders zijn, recht is hier slechts het tractaat en zijn uitlegging. Basdevant, die specialiteit is in wetsinterpretatie, had de wet op zijn hand in tegenstelling met Schiffer, daarom won Frankrijk het proces. Deze wijze van berechting, die gepaard gaat met een ordening van de feiten onder de gangbare abstracte begrippen zal dunkt me. indien zij tot stelregel wordt, bij de behandeling van internationale geschillen niet tot een internationale berechting die in de praktijk voldoet en daardoor een steeds grooter gezag zal verwerven, kunnen leiden. We zullen dit nader trachten aan te toonen.
In het eerste deel van de Bibliotheca Visseriana bevindt zich de rede van den Amerikaanschen jurist Roscoe Pound, professor aan de Havard University, een man die men zonder overdrijving een beroemd jurist van de Vereenigde Staten mag noemen. Zijn Leidsche voordracht draagt den naam Philosophical Theory and International Law. In een zeer helder betoog toonde spreker daar aan dat theorie en werkelijkheid door de
| |
| |
sociale evolutie in de negentiende eeuw elkaar niet meer dekken in het internationale recht. De zeventiende en achttiende eeuwsche theorie van het internationale recht kwam onmiddellijk voort uit de feitelijke verhoudingen en was met het oog op die verhoudingen geconstrueerd. Dien tengevolge had het internationale recht een scheppende kracht. In de negentiende eeuw ontstond er een steeds groeiend contrast tusschen theorie en werkelijkheid. Hierop te wijzen en de oorzaken daarvan uit te leggen was het doel van Roscoe Pound. Het door Hugo de Groot in zijn ‘De Jure belli ac pacis’ in 1625 gegrondveste internationale recht richtte zich tegen zelfstandige vorsten. ‘lts obligations were the obligations of personal sovereigns as individual men and its rules were imposed on those sovereigns in their capacity of individual men. It was a body of law for sovereigns who rulled personally; for sovereigns of which Louis XIV became the type’. Vandaar dat dit recht zich richt op het tot stand brengen van een moreele zelfverplichting bij deze potentaten. Schendt een vorst een aangegaan verdrag dan komt de volle verantwoordelijkheid daarvan op zijn hoofd neer daar hij in de internationale politiek, afgezien van den invloed van eenige personen uit zijn onmiddellijke omgeving, geheel zelfstandig is.
De negentiende eeuw bracht met de groote sociale evolutie ook een toeneming van politieke ontwikkeling onder de onderdanen en men moet weinig zin voor werkelijkheid hebben om niet in te zien dat een huidige regeering niet meer die zelfstandigheid heeft die een Lodewijk XIV deed zeggen: ‘1'état c'est moi’. ‘Juristically the people as a collective entity took the place of the king. But to speak of a people as a sovereign in the same sense in which Louis XIV was sovereign is a juristic or political dogmatic fiction. International law no longer had to do with the personal conduct or personal relations of single individuals wielding sovereign power. It had to do with conduct and relations of a greater or smaller but fluctuating group of men who acted in the
| |
| |
name and to an increasing degree in the fear of an in definite collectivity, with all the irresponsibility and proneness to act on suggestion and instinct rather than on reason which psychology has taught us is characteristic of the crowd’. De regeerders, uit de politieke partijen voortkomende en op deze steunend hebben ongetwijfeld de mogelijkheid een zekeren invloed op die organisaties uit te oefenen maar zijn aan den anderen kant gebonden aan, uit deze partijen voortkomende ideeën, waarmede zij rekening dienen te houden, willen zij hun gezag kunnen blijven uitoefenen.
Voor Duitschland bevat een dergelijke beschouwing ongetwijfeld een diepe waarheid. Jaren lang heeft de regeering van het keizerrijk getracht de politieke ontwikkeling van Duitschland tegen te gaan, zich niet bewust dat een natuurlijke psychologische kracht op den duur sterker moet worden dan de daartegen gerichte dwang. Tenslotte is het Duitsche volk nu, zonder dat het geleidelijk politiek gegroeid was, door de omstandigheden tot zelfbestuur gedwongen en tot een taak geroepen, die de krachten schier te boven gaat. Dit blijkt uit politieke inwendige tweedracht, die zelfs moorden op de tegenpartij in een ideëel licht doet verschijnen, als roemruchtige feiten in de oogen van partijleiders.
Bij het gebruik van de begrippen oorlog, vrede en neutraliteit staat het vonnis van het Hof, evenals het tractaat waarop dit berust, op het verouderde klassieke standpunt door Roscou Pound aangeduid. Of er oorlog of vrede is, of de neutraliteit gehandhaafd is, zie dat alles hangt af van de formaliteiten van verdragen en bepalingen. Hoe onwezenlijk dergelijke begrippen dan worden voor het tegenwoordige Duitschland, valt terstond op wanneer men inziet, dat het Roerconflict dan onder het begrip vredestoestand moet ingedeeld worden; omdat toen de theorie van het internationale recht inductief tot stand kwam, een dergelijke toestand onbekend was. Wanneer nu het vonnis verklaart, dat Duitschland in vrede was met Polen en Rusland, is dat maar betrekkelijk;
| |
| |
een groote partij die der communisten was contra Polen en oefende op de regeering een grooten dwang uit zooals uit feiten, die minister Schiffer mededeelde, bleek. Al was er vrede de regeering was niettemin ter wille van den inwendigen toestand meer dan anders bij haar taak aan banden gelegd. Er was een toestand, ontspruitende uit de onrijpe democratische toestanden in Duitschland, die men niet, zonder geheel haar speciale kleur te verliezen, onder bestaande juridische begrippen kan ordenen.
Dit geldt ook omtrent het neutraliteitsbegrip. Volgens het Hof zou de neutraliteit van Duitschland, indien het de ‘Wimbledon’ door het kanaal had laten varen, niet geschonden zijn, daar het geschiedde op grond van de bepalingen van het verdrag van Versailles, die een analogie met die van het Panama- en Suezkanaal beoogen. Ook deze redeneering is juist wanneer zij zich richt tegen zelfstandige, slechts zich zelf moreel bindende, regeerders. De Duitsche communisten zouden echter een andere opvatting gehad hebben en daar wel degelijk en terecht een bevoordeeling in gezien hebben, van hen, die zij als hun vijanden beschouwden, de Polen. De Duitsche regeering zou andermaal op revolutionaire daden hebben kunnen rekenen. Of die opvattingen van de communisten juist of niet juist waren omtrent de neutraliteit en overeenkomstig de theorieën, die naar andere staatkundige verhoudingen zijn samengesteld, kan en moet een regeering onverschillig zijn; deze moet roeien met de riemen en in het water van de feitelijke omstandigheden waaronder geregeerd moet worden, zij is daaraan bij haar handelingen gebonden.
Terwijl het neutraliteitsbeginsel in het internationale recht erkenning beoogt met het doel neutralen tegen oorlogvoerenden te beschermen doelde het in het eerste wereld-proces meer op bescherming tegen inwendige politieke krachten. Daar vroeger hoogst zelden op het staatsbestuur politieke invloeden van uit de onderdanen werkten en de strijd slechts liep tusschen de zelfstandige regeeringen en staten kent het internationale recht
| |
| |
tot nog toe geen neutraliteitshandhaving tegen politieke revolutionaire stroomingen. Maar ook volgens de oude theorie omtrent de neutraliteit stond nog geenszins vast dat de neutraliteit van Duitschland, door het toelaten van de Wimbledon, niet geschonden zou zijn; professor Schücking maakte in zijn nota de scherpzinnige opmerking, dat één van de twee oorlogvoerende staten, Rusland, bij het verdrag van Versailles niet als partij was opgetreden, zoodat dit rijk zich niet op het standpunt van het verdrag had behoeven te stellen.
Als uitgangspunt van de bepaling van het recht heeft het Hof het tractaat van Versailles genomen. Ook hierin stelde het zich op een traditioneele, maar in den laatsten tijd toch onzeker geworden basis. Reeds uit het Romeinsche rijk dateeren de opvattingen, die in den inhoud van een overeenkomst wilsovereenstemming zien. Hier te lande is het vooral professor Hamaker geweest, die er op gewezen heeft, dat voor het tot stand komen van een overeenkomst allerminst wilsovereenstemming noodzakelijk is en dat het werkelijke leven tal van contracten laat zien, waarbij de partijen door uiteenloopende bedoelingen tot de inhoud van het contract gekomen zijn. Of bij het tot standkomen van het verdrag van Versailles tusschen de partijen wilsovereenstemming heeft bestaan, is, gegeven de verhouding van overwinnaars tot overwonnenen, om nu de nadere bijzonderheden waarop het tot stand kwam maar buiten beschouwing te laten, hoogst twijfelachtig. Waarschijnlijk heeft de machtige begeerte naar den vrede, die een einde zou maken aan den hongersnood, en veel minder de inhoud van het verdrag Duitschland tot toetreden gebracht. Dit sluit echter nog niet uit, dat het verdrag een juiste rechtsbasis zou kunnen zijn. Voor het aanhangig geding was het dit ten deele. Het openen van het kanaal van Kiel raakte de behartiging van een wereldbelang, dat ook Duitschland zelf voordeel kon brengen. Ongewenscht is het echter uit de beperkingen, die op het hoofdbeginsel waren gemaakt op te merken, dat Duitschland nu voor
| |
| |
alle andere exceptieve gewichtige gronden niet ontvankelijk is op grond van uit dat verdrag voortvloeiende wilsbeperkingen.
Het vonnis is, zooals reeds boven vermeld, een geschrift, dat slechts op één plaats terloops een levend belang raakt, maar overigens gehuld is in een traditioneel gevoelloos rationalistisch waas. Het maakt misschien op den niet-jurist den indruk van een oordeel uit een bovenzinnelijk denkgebied afkomstig, maar moet vooral op de praktische staatslieden, die de feitelijke moeilijkheden van het regeeren kennen, een geheel anderen indruk maken. Zij zullen, dunkt me meer gevoelen voor de opvattingen van de rechters Anzilotti en Huber.
Deze ontkennen, dat het geschil verband houdt met de neutraliteit. ‘La question est plutôt la suivante: Les clauses du traité de Versailles relatives au canal de Kiel visent-elles également 1'éventualité de la neutralité de l'Allemagne ou envisagent-elles seulement l'état normal, qui est celui de la paix sans toucher aux droits et aux devoirs de la neutralité? Zij keeren zich tegen de opvatting, dat het verdrag als gesloten rechtssysteem moet worden opgevat. ‘S'il est vrai que, lorsqu'un texte conventionnel est clair, on doive 1'accepter tel quel, sans en restreindre ou en étendre le sens littéral, il n'est pas moins vrai que les mots n'ont de valeur que pour autant qu'ils sont 1'expression d'une idée; or, il ne faut pas supposer qu'on ait voulu adopter une idée qui conduise a des conséquences contradictoires ou impossibles ou qui, selon les circonstances, doivent être considérées comme dépassant la volonté des parties’. De internationale verdragen generaliseeren slechts en hebben volgens deze twee geleerden een normalen vredestoestand op het oog en sluiten voorts uit maatregelen van buitengewonen aard van handhaving van neutraliteit of nationale verdediging. Terwijl het vonnis steeds blijft generaliseeren en analogieën maakt maar nergens afdaalt tot de speciale omstandigheden van het feit, vinden we hier voor het eerst een diepere rechtsbeschouwing, van een psycho- | |
| |
logisch standpunt bezien, bovendien van veel grootere juistheid, maar die het Hof met de principes der meerderheid niet heeft weerlegd en ook niet heeft kunnen weerleggen. De partij, die over den inhoud van het tractaat besliste, tengevolge van de machtspositie der partijen, had geen belang bij de erkenning van veel excepties. Toch erkent de meest primitieve rechtsordening uitzonderingen van de regels voor het geval van
buitengewone toestanden, benevens een beroep op noodtoestand. Het verdrag van Versailles doet dit niet. Ook daarom juist had het Hof deze exceptie moeten aanvaarden. Men was dan, met erkenning van het tractaat voor normale vredestoestanden, in de bijzonderheden van het speciale geval opgeklommen om verder op de weegschaal de belangen direkt en zuiver af te wegen. In de eene schaal waren dan komen te liggen de belangen van de Wimbledon om van het kanaal gebruik te maken, in de andere die van Duitschland in verband met de politieke toestanden om het schip niet door te laten.
Bij het lezen van deze beschouwingen zullen er juristen van oordeel zijn, dat een dergelijke methode de deur opent voor reine willekeur, vooral bij een internationale rechtbank. Beter is het dan maar, zal men meenen, dat de rechtspraak minder diep is en meer blijft generaliseeren met bepalingen als uitgangspunt. Afgezien van het feit dat rechtspraak nu eenmaal naar een zoo diep mogelijke rechtsverwezenlijking behoort te streven, geven zoowel de nieuwe opvattingen omtrent het rationalisme als de feitenlijke omstandigheden, waaronder het vonnis tot stand kwam, weinig steun aan dit standpunt. De negentiende eeuw meent, op grond van de philosophie van vorige eeuwen, dat objectiviteit verkregen wordt door algemeene regelingen en daaruit afgeleide beschouwingen. Het indeden van de feiten overeenkomstig bestaande abstracte begrippen heeft tot gevolg, dat de beoordeelar nu gebonden is aan de uit die abstracties voortvloeiende consequenties en dus niet meer naar eigen willekeur kan vonnissen. Dit is volkomen juist maar men vergeet
| |
| |
vaak, dat de te beoordeelen feiten door de daaraan klevende bijzonderheden, zelden geheel in de algemeenheid opgaan en daardoor vaak tot meer dan één algemeen begrip herleid kunnen worden. Dit was in het besproken proces ook met de te berechten feiten het geval. Behalve een contractueele verbintenis, gelijk het Hof deed, had men in den toestand even goed een vrijwillig publiekrechtelijk servituut kunnen zien, gelijk professor Schücking deed. Had het Hof dat gedaan dan zou het tot een andere consequentie zijn gekomen. Bestaat er nu een methode om te beslissen of het eene of het andere begrip de voorkeur verdient als deductief uitgangspunt voor het te berechten geval? Volstrekt niet, de begrippen bewegen zich als evenwijdige lijnen naast elkaar voort zonder ooit een snijpunt te vinden. Het is het gevoelen dat bepaalt, welk begrip gekozen wordt. In welk gewaad het recht ook gestoken wordt, een gevoelsquaestie zal het altijd blijven. Ook de meest zuivere rationalist, die een proces verliest, wordt in zijn rechtsgevoel getroffen. Dat aan rationalisaties ten slotte gevoelens ten grondslag liggen heeft Hobhouse in zijn in 1921 verschenen boek getiteld: The Rational Good: a study in the logic of practice, overtuigend aangetoond. De uitsluiting van de mogelijkheid van berechting overeenkomstig persoonlijke gevoelens kan meer schijn dan werkelijkheid zijn wanneer dit volgens rationalistische methoden geschiedt, het enkele geval uitgezonderd dat men strikt aan een bepaling gebonden is. Het gevaar kan men in sommige gevallen zelfs heel groot achten daar het begrip den schijn van objectiviteit in zich zelf heeft en dus een camouflage van het gevoelen wordt, dat aan de aandacht ontsnapt, maar in de abstractie niettemin zijn invloed doet gelden De persoon kan dan volkomen te goeder trouw meenen objectief de zaak te beschouwen, terwijl toch het gevoelen hem ongebreideld beheerscht. Daarom behoeft de rationalistische beschouwingswijze niet
per sé beter te zijn dan een andere. Bovendien is steeds, wanneer hoofdregel en exceptie tegenover elkaar staan, directe afweging van
| |
| |
belangen de eenige bruikbare methode. Dat deze directe waardeering van de feiten met de grootste zelfstandigheid en onpartijdigheid kan geschieden blijkt uit de houding van den Italiaanschen rechter Anzilotti. Ondanks het feit dat de Italiaansche regeering eischer was, de meerderheid van het Hof zijn land in het gelijk stelde tegenover een land waarmede nog korten tijd geleden een grooten oorlog was gevoerd, heeft deze rechter zich een oordeel gevormd, dat van deze omstandigheden volkomen losgemaakt is. Met slechts den Zwitser tot steun heeft hij niet alleen zijn meening tegenover de meerderheid gehandhaafd, maar zich verplicht geacht zijn afwijkende meening openbaar te maken. ‘Comme la différence essentielle entre notre maniere de voir et celle de la majorité, porte sur le pointe qui affecte l'interprétation des conventions internationales en général, nous croyons de notre devoir de faire usage du droit que nous confère le Statut, de joindre à 1'arrêt 1'exposé de notre opinion individuelle’. Het schijnt hun moeilijk aannemelijk toe dat men Duitschland heeft willen verbieden noodzakelijke maatregelen te nemen om de hoogste belangen te verdedigen, die in het geval van oorlog of neutraliteit op het spel staan. ‘En partant de ces considérations nous sommes d'avis que la seule question qui se pose est celle de savoir si 1'application au canal de Kiel du régime de neutralité adopté par 1'Allemagne était un acte arbitraire et de nature à entraver inutilement le trafic. Cette hypothèse semble exclue par les déclarations faites a 1'audience par 1'agent allemand, déclarations qui montrent la gravité de la situation politique en Allemagne au moment dont il s'agit, soit au point de vue international, soit au point de vue intérieur.’
Ook naar mijn meening had hier het cardinale punt van het proces kunnen worden gezocht, niet in de woorden en termen van een tractaat waaraan bezwaarlijk een a priori van juistheid en volledigheid kan worden gegeven. De taak van de rechtbank zou dan veel zwaarder zijn geweest en had een nauwkeurig onderzoek van de Duitsche
| |
| |
politieke toestanden met zich mee moeten brengen om te zien naar welken kant de schaal zou zijn overgeslagen. Dan geloof ik dat de duidelijke feiten van inwendige moeilijkheden van Duitschland het overwicht zouden hebben behaald op de belangen van de Wimbledon. Hoe het zij, het Hof heeft voor de eerste maal gesproken. Groote juridische diepzinnigheid valt er in de uitspraak niet waar te nemen, maar men staat hier tegenover een college dat uit rechters van de meeste verschillende deelen der aarde is samengesteld en nog niet een diepgaande eenheid van opvatting heeft voortgebracht. Gaf het hooge Hof een berechting van het Roerconflict naar de methode, waarmede de Wimbledon-zaak behandeld is, dan zakte de ethische basis waar op het staat, weg. In het proces van nu zal Duitschland in de mogelijkheid zijn en den wil hebben het vonnis uit te voeren; in het gedachte grootere vraagstuk zou zulks voor geen van de partijen, wie of het proces ook zou winnen, mogelijk zijn. De internationale rechtspraak zal, wil zij aan het zedelijke gezag, waarop zij moet steunen bevorderlijk zijn, in haar uitspraken blijk moeten geven voor de levende krachten waaronder de regeerders hun taak vervullen en onder wier druk zij moeten regeeren, een open oog te hebben. Is dat niet het geval dan zullen de vonnissen op de regeeringen den indruk maken te kort te schieten en daardoor hun fundament ondergraven tot onnoemelijk nadeel van de wereld. Worden in het internationale recht, in de tractaten en in de heerschende abstracte begrippen bij uitsluiting de rechtsbronnen gezien dan zal men veelvuldig op uitspraken stuiten, die niet verwerkelijkt kunnen worden. Met de internationale berechting zal het dan niet vlotten. De Staten zullen dan geregeld voor het dilemma komen van òf een beroep op het Hof zooveel mogelijk te mijden, òf de kans te loopen, dat belangrijke factoren en politieke levensvragen van geener waarde en zonder invloed blijven.
|
|