| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XLVIII.
De verkiezingen in Engeland.
Een lagerhuis-verkiezing in Groot-Brittanië was immer en is nog steeds een gebeurtenis van wereldbelang. Niet omdat Engeland de wereld regeert of omdat de Britsche prime-minister de machtigste man der wereld is - zooals men in Engeland zoo gaarne beweert - maar omdat het groote Britsche imperium, al wordt het dan steeds meer een federatie van grootendeels gelijkgerechtigde onderdeden, in zake buitenlandsche politiek nog altijd van uit Downing Street geregeerd wordt, en vooral omdat het politiek-parlementaire leven daarginds veel zuiverder zijn karakter behouden heeft dan elders en de volkswil zich duidelijker dan in andere landen uitdrukt in een stembus-uitslag, daar men de verkiezingen laat houden over weinige en duidelijke leuzen en de strijd gevoerd wordt tusschen slechts enkele partijen. Het gevolg daarvan is, dat een overwinning of nederlaag der regeering meest terstond conclusies wettigt over de politiek die te wachten staat, terwijl men in andere landen met hun groote verscheidenheid van partijen en van politieke
| |
| |
programma's na een stembusstrijd veelal voor een groot vraagteeken geplaatst wordt.
Ditmaal zagen wij de Britsche verkiezingen met bijzijndere spanning tegemoet. De staatkunde der regeering in Londen is sedert 't heengaan van Lloyd George zoo weifelend en onduidelijk geweest en heeft daardoor zoo zeer ertoe bijgedragen den treurigen staat van zaken in ons werelddeel te bestendigen of te verergeren, dat een duidelijke uitspraak van het Britsche kiezerscorps met als gevolg een wijziging van de buitenlandsche politiek der regeering een lichtstraal kon werpen in het duister verschiet. Of onze verwachtingen verwezenlijkt zijn? Zonder ons al te groote illusies te maken, gelooven wij de vraag bevestigend te mogen beantwoorden. En wel hierom: de nederlaag der conservatieven heeft althans dit duidelijk aan het licht gebracht, dat de oorlogspsychose in Groot-Brittannië tot het verleden behoort en het verlangen naar herstel alles overheerscht. Geen regeering zal voor deze realiteit de oogen kunnen sluiten en de Britsche wereldpolitiek moet hierdoor beheerscht worden.
De oorlog had tijdelijk een einde gemaakt aan het gezonde partij-leven in 't Vereenigd Koninkrijk. De liberale regeering van Asquith die aan het bewind was in Augustus 1914 en die, vooral dank zij Lloyd George's enorme werkkracht en bekwaamheden, in weinige jaren een groot aantal democratische hervormingen had gebracht, bleek niet in staat de leiding te houden toen de oorlogsgeest zich van 't land had meester gemaakt en alle krachten ingespannen moesten worden om de overwinning te behalen. Lloyd George was de aangewezen man voor die taak en op welke wijze hij zich ervan gekweten heeft, ligt ons allen nog versch in de herinnering. Een vereeniging van liberalen en conservatieven onder George's oorlogsvaan was hiervoor noodig en toen de oorlog gewonnen was, bleef deze coalitie in stand. Ze verloor evenwel aan kracht naarmate zij minder noodig werd, en zoo moest Lloyd George, de man der coalitie, plaats maken voor een zuiver conservatieve
| |
| |
regeering. Bonar Law, haar leider, moest op zijn beurt aftreden om zijn wankele gezondheid, en Baldwin werd opvolger maar zijn leiding bleek zwak, zoowel naar buiten als in 't land zelf en nieuwe verkiezingen werden een dringende noodzakelijkheid. Directe aanleiding daartoe was de oude vraag van protectie en vrijhandel. Engeland zucht onder den druk der werkeloosheid, noodzakelijk gevolg van de ineenstorting van Duitschland en Rusland; de rijks-conferentie, d.i. de bijeenkomst van de regeeringen der koloniën met die van het moederland, die voor eenige weken in Londen gehouden werd, zag als reddingsmiddel geen ander dan het uiterlijk zoo eenvoudige geneesmiddel van de sluiting der grenzen voor vreemden import, en daar Bonar Law de belofte had afgelegd den vrijhandel niet te verlaten zonder een beroep op het volk, moest het parlement ontbonden worden en een verkiezing uitgeschreven. Vrijhandel of protectie werd aldus de verkiezingsleus en zonder voorbehoud heeft het Britsche volk, zijn traditie getrouw, de protectie verworpen: de conservatieven verloren 'n honderdtal zetels en de voorstanders der protectie zijn ver in de minderheid tegenover de tegenstanders.
Ziedaar het eerste, heugelijke, resultaat dezer verkiezingen. Want de vraag vrijhandel of protectie is niet alleen een belangrijk probleem van theoretische staathuishoudkunde of van practische handelspolitiek, maar ze hangt nauw samen met de geestesgesteldheid van een volk. Als het Britsche volk, op Amerikaansche wijze, zijn economische nooden had willen genezen door de grenzen te sluiten, dan zou het, gesteld het middel had gunstige uitwerking, dit resultaat slechts kunnen verkrijgen ten koste van anderen en de kansen op herstel van Europa zouden kleiner geworden zijn; een muur meer zou er tusschen de volkeren van ons werelddeel zijn geplaatst. Nu daarentegen is de komende regeering geplaatst voor het probleem, den nood in Groot-Brittannië tegen te gaan, alleen en uitsluitend door te streven naar verbetering van den economischen, dus tevens
| |
| |
van den politieken toestand, in Europa. Dit dwingt haar de buitenlandsche politiek in verzoenenden, d.i. anti-Franschen geest, te voeren uit welke partij of welke partijen ze ook zal worden saamgesteld. Het Britsche volk heeft den zevenden December zijn wil kenbaar gemaakt om vrijelijk handel te drijven met het buitenland. Dat beteekent onweersprekelijk, handel te drijven met Duitschland, misschien ook met Rusland, en dit is onvereenigbaar met een politiek die Roer-bezetting en dergelijke maatregelen zou steunen of gedoogen. Vandaar onze uitspraak, dat de nederlaag der conservatieven de verdwijning der oorlogspsychose bij het Britsche volk bewezen heeft.
Een tweede gunstig resultaat van den stembusstrijd is de hereeniging der groote liberale partij, zich manifesteerend in het samengaan der leiders Lloyd George en Asquith. Immers voor een deel der liberalen is de coalitie uitsluitend een tijdelijke maatregel geweest die noodig geacht werd om den oorlog te winnen, door een ander deel is na de overwinning de oude liberale politiek zuiver hersteld. Lloyd George die, zoolang hij minister was, de man der coalitie moest wezen op welke hij immers steunde, heeft zich na zijn aftreden met groote snelheid naar links gewend en de hereeniging met zijn oude vrienden werd aldus een noodzakelijkheid, een zeer gelukkig verschijnsel en nieuw bewijs van het wijken der oorlogs-mentaliteit. Het Britsche partij-leven is daarmede in al zijn zuiverheid hersteld en het kiezersvolk heeft zich, naar de goede traditie, verdeeld in slechts drie partijen, conservatief, liberaal en arbeiderspartij.
Dit alles is heugelijk en geeft weer wat hoop op de toekomst, maar wij verhelen ons allerminst, dat hiermee nog slechts weinig gewonnen is, want al zijn de conservatieven bij deze verkiezing geslagen, geen der beide overwinnende partijen is in de meerderheid gekomen, en alleen indien zij, liberalen en arbeiders, te samen, konden besluiten tot een ‘working community’, daarop
| |
| |
gebaseerd, dat zij met terzijdestelling van het vele dat hen verdeeld houdt, samen zouden streven naar verbetering van den buitenlandschen toestand en daardoor van het economische leven in Engeland zelf, zouden wij onze verwachtingen hoog kunnen spannen. Dan zetelt in Londen een regeering die zich krachtig verzet tegen elken maatregel waardoor Duitschland nog dieper in den afgrond wordt gestort en daarnaast krachtig aanstuurt op snelle en afdoende regeling van het schadeloosstellingsprobleem, de regeling der onderlinge schulden van de gëallieerden en daarmee op herstel van Europa. Helaas lezen wij dagelijks in alle uitlatingen, zoowel van liberalen als van arbeiderskant, dat geen van beide partijen hiervan willen weten. 't Gevolg is nu dat de verslagen regeering, tegen de goede Britsche traditie, niet terstond aftreedt, maar haar ontmoeting met het nieuwe parlement afwacht. Pogingen om opnieuw tot een conservatief-liberale coalitie te geraken worden ongetwijfeld in het werk gesteld, en het spreekt van zelf, dat indien deze mochten slagen, wij al onze verwachtingen voorloopig weer moeten opbergen daar de Britsche staatkunde even weifelend en zwak zou blijven als ze het nu reeds sinds maanden geweest is. Een andere mogelijkheid, welke men ons in Londensche berichten voorspelt is die van een regeering, alleen uit de arbeiderspartij gevormd, die bij een nederlaag in het parlement - een nederlaag die niet zou kunnen uitblijven, nu zij nog geen derde deel van de zetels bezet - nieuwe verkiezingen zou uitschrijven. Evenwel wij kunnen ons moeilijk voorstellen dat bij deze nieuwe verkiezingen de arbeiders opeens in de meerderheid zouden komen en tot alleen regeeren in staat zouden wezen. Mocht dit inderdaad wel gebeuren, dan zou het een gebeurtenis wezen van nog heel wat grooter belang voor deze wereld dan deze conservatieve nederlaag.
Wat dit alles betreft zullen wij in onzekerheid blijven tot na den achtsten Januari. Dan komt het nieuwe lagerhuis bijeen en we zullen spoedig zien, welke richting
| |
| |
de zaken gaan. Wij voor ons blijven in stilte hoop koesteren op een tijdelijk bondgenootschap tusschen Asquith en Ramsay MacDonald, of althans op een regeering-Asquith met welwillende neutraliteit en steun van arbeiderskant in zake de buitenlandsche en economische politiek. Iets nieuws zou zulk een toestand in het Britsche parlement niet zijn; jaren lang hebben de liberalen geregeerd, en goed geregeerd óók, steunend op de Ieren, die niet minder ver van hen verwijderd waren dan thans de Labour-Partij.
***
Juist op dit oogenblik zou een krachtige regeering in Londen, die alles er op zetten wilde, om het schadeloosstellingsprobleem en de verhouding van Duitschland tot zijn overwinnaars afdoende te regelen, zóó dat Duitschland eenige kans had uit de misere te raken, zoo uitermate welkom wezen! Want ondanks Poincaré's wekelijksche redevoeringen valt er eenige neiging tot toenadering te bespeuren aan Fransche zijde: er is dan toch bewilligd in de samenkomst van een commissie die Duitschland's betalings-capaciteit zal onderzoeken, en zoo juist is er bericht dat Amerika daaraan wil deelnemen, zij het dan maar als belangstellend toeschouwer. Onvermijdelijk komt bij het onderzoek dat deze commissie gaat instellen de quaestie der Roer-bezetting ter sprake en nog vele andere problemen die in Frankrijk zekere prikkelbaarheid teweeg plegen te brengen. Het spreekt vanzelf dat er dan nieuwe wrijvingen tusschen de geallieerden opkomen en evenzeer spreekt het vanzelf, dat Frankrijk's houding geheel anders zal zijn, als er in Londen een regeering zetelt die liever de Entente ziet uit elkaar gaan dan de Fransche politiek verder te volgen of zelfs maar te gedoogen. Komt er een regeering van liberalen en arbeiders in Engeland, dan zal aldus hoogstwaarschijnlijk haar houding wezen; blijft Baldwin of komt er een nieuw liberaal-conservatief bewind, dan zal dit misschien - met 't oog op de duidelijke taal welke deze stembusuitslag sprak - ietwat meer tegen
| |
| |
de tot dusver gevolgde Fransche politiek ingaan, maar zwak zal en moet zij blijven in vergelijking met Poincaré's vasten wil, als ze het niet op een breuk wil laten aankomen.
Het oogenblik is voor regeling van het Duitsche probleem om nóg een reden bij uitstek geschikt: wij weten niet of Duitschland - zooals men ons telkens vertelt - staat vlak vóór de ineenstorting maar wel weten wij, dat juist eenige pogingen om een uitkomst naar de eene of de andere zijde te forceeren mislukt zijn, te weten de separatisten-beweging in Rijnland en die van de nationalisten in Beieren. Beide mislukkingen geven eenige troost en hoop. Want het moge dan waar zijn dat het rijk op het punt staat ineen te storten, het is dan toch nog krachtig genoeg om pogingen tot omverwerping te doen mislukken. Men zegt wel eens: de Duitsche republiek zou vallen, als ze slechts wist naar welken kant. Goed, maar men kan hetzelfde ook aldus uitdrukken: de verschillende krachten houden elkaar in evenwicht en daarom bestaat er hoop dat intusschen de republiek zooveel kracht opdoet dat ze kan blijven leven. Nu is wel is waar de politieke toestand in Berlijn buitengewoon ongunstig en al het gedoe met de elkander opvolgende kanseliers en ministeries bewijst dat een normale parlementaire regeeringsvorm op het oogenblik onmogelijk is in Duitschland - trouwens hoe zou 't anders kunnen zijn in een land waar het economisch leven volledig ontwricht is door de ineenstorting van het ruilmiddel en waar derhalve de klassieke nervus rerum in den letterlijken zin des woords ontbreekt? - maar intusschen is er klaarblijkelijk geen andere regeeringsvorm mogelijk dan deze.
Dat het separatisme in Rijnland een belachelijke, hoewel zeer tragische, mislukking werd, ondanks den steun of ten minste welwillende neutraliteit der buitenlandsche troepen die het land bezet hielden, is een zeer veelzeggend teeken: het Duitsche volk is daar nog krachtig genoeg om afscheiding te verhinderen. En meer nog
| |
| |
zegt de mislukking van de misdadige poging dier rampzalige helden van het oude regime in München om van daaruit een tegen-revolutie te beginnen waarvoor Berlijn spoedig zou moeten zwichten. Alles wees er immers op, dat deze poging groote kans van slagen had. De heeren nationalisten hadden wapens en mannen, afgericht en tot legertjes gevormd, geconcentreerd en gereed om op te rukken tegen de ‘Jodenbende’ in Berlijn die niet op de troepen kon vertrouwen, zoo zeide men. En de tegen-revolutie had reeds beslag gelegd op den man die zoovele jaren de afgod van het militaristische Duitschland is geweest, op Ludendorff, de lugubere, onheilbrengende figuur, die direct verantwoordelijk is voor de Duitsche nederlaag, en wiens naam genoemd wordt bij elken aanslag tegen de republiek en die toch zoowaar immer nog als vrij man rondloopt! Maar dat alles heeft niet gebaat en de groote, goed-voorbereide tegenrevolutie werd een belachelijke comedie in een Münchensche bierkroeg.
Van uiterst linkschen kant wordt zelfs geen poging gedaan; blijkbaar acht men daar het oogenblik nog niet gekomen, wacht op nog grooter ellende, op honger en kou, om den aanval te beginnen. Welnu, is 't dan niet juist nu het goede oogenblik voor diegenen buiten Duitschland die macht hebben en die de volslagen ineenstorting willen tegenhouden, om de hand aan den ploeg te slaan?
Ook in dit opzicht, helaas, kunnen wij ons geen al te schoone illusies maken. Er werken in Frankrijk en in Duitschland zelf angstwekkend veel destructieve krachten: in Frankrijk de mannen die de volslagen ineenstorting van Duitschland noodzakelijk achten voor Frankrijk's veiligheid, en in Duitschland de Ludendorffs en de mannen van uiterst links, die allen gezamelijk Duitschland dieper in den afgrond dringen, op welks helling 't reeds naar beneden glijdt. Is een voldoende tegenwicht van regenereerende kracht tegen dit alles mogelijk? Wij moeten 't antwoord op de vraag schuldig
| |
| |
blijven en angstig de komende dingen afwachten. Zij die met den schrijver van het opstel ‘Het fatum der bevolkingsvermeerdering’ in de vorige aflevering van ons tijdschrift, alle misère die wij thans beleven zien als het fatale gevolg van een zich te snel uitbreidende menschenmassa, zullen niet anders dan ontkennend kunnen antwoorden, ja voor hen moet 't bijkans verloren moeite zijn, een poging te wagen om de onvermijdelijke ineenstorting tegen te houden. Wij voor ons...... wij erkennen dat zij gelijk kunnen hebben, maar wij pogen voorshands wat minder ver te kijken, omdat het verre uitzicht àl te troosteloos zou zijn, en wij gaan het nieuwe jaar in met de hoop, dat het Britsche gezond verstand dat aan de stembus getriomfeerd heeft, moge nawerken in de vergaderzalen van hen die weldra de betalingscapaciteit van het bankroete Duitschland zullen moeten beoordeelen, en dat het gevolg moge zijn: de opheffing van de Roerbezetting, die Frankrijk niet helpt en Duitschland te gronde richt, en een eerlijke poging om dit land in staat te stellen, zijn verplichtingen na te komen.
Groningen, 13 Dec. 1923.
|
|