Onze Eeuw. Jaargang 23(1923)– [tijdschrift] Onze Eeuw– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 381] [p. 381] Verzen Van Jan J. Zeldenthuis De zwerver Als uit de vlakte van den dag De heuvel van den avond rijst, Die 'k heel den middag naad'ren zag In 't volle licht, dat zacht vergrijst: Dan komt er in mij iets terug, Iets, dat ik lang verloren had, Dan is 't of achter heuvel-rug Zal zijn de lang-gezochte stad. Ik weet wel, dat zij nergens is, Maar nacht is als een wolken-bank, Een wisselend geheimenis, Met in zijn wind een vreemden klank. Morgen zal 't anders zijn, dan trek Ik weer der dagen vlakte door; De rustplaats wordt een kleine vlek... Ver van de stad, die 't hart verkoor. Over den kling, dan door het dal, Dat naar een verren heuvel reikt, Die 'k heel den middag naad'ren zal, Maar die naar nieuwen avond wijkt...... [pagina 382] [p. 382] Zoo menig droom...... Zoo menig droom is mij ontgleden Bij 't ingaan van den nacht, Wanneer de nieuwe dag het heden Nog maar schoorvoetend wacht. Nog is het denken zoo vol klaarte, Dat de bekoring wijkt Van ied'ren droom, als jong geblaerte, Dat in den wind bezwijkt. Maar als elk denken weggevlucht is, Wanneer de stilte alleen Met 't allerlaatste dag-gerucht is, Dat zwerft, wie weet waarheen?, Dan komt de droom, die is vergleden Bij 't ingaan van den nacht, Zoo stil, zoo streelend aangetreden, Dat ik hem even, zacht, Geheel moet toebehooren en de Bewustheid zelf vergeet En in zijn rijk het nooit-gekende Geluk mijn eigen weet...... Vorige Volgende