| |
| |
| |
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
Door Mr. J.C. van Oven.
XLV.
Geen voortgang.
Deze zomermaanden, waarin de natuur het zoo slecht meent met de geplaagde menschheid, haar kou en regen zendt inplaats van de zomerwarmte waarnaar zij snakt, en, heel wat erger nog, in Sicilië dorpen bedelft onder gloeiende lava-stroomen, brengen ook op politiek gebied al bijster weinig waarover 'n menschelijk hart zich verheugen kan. Ach, ach, wat blijft alles somber en grauw in de wereldgeschiedenis dezer dagen! Wel beleven we niet den ondergang der Europeesche beschaving en samenleving, welken men ons sinds vier jaar voorspelt voor 't geval de volkeren van dit werelddeel er niet toe kunnen komen hun vreedzame verhouding te herstellen; het oude Europa ‘stort niet ineen’ wel is waar, maar het sleept zijn ziekelijk bestaan voort van conferentie tot conferentie en van de eene diplomatieke nota tot de andere en wij, die meenen toch waarlijk niet onredelijk ongeduldig te zijn als wij wrevelig worden omdat er geen schot in komt, wij verliezen gaandeweg zelfs de
| |
| |
hoop, dat in afzienbare tijden een einde zal komen aan al die malaise en grauwheid en we wenden ons af van de vertooning op het groote tooneel der wereld-politiek en wijden onze aandacht aan onze eigen zaken en de gebeurtenissen in onze eigen kleinere wereld van land, stad, beroeps-kring en gezin, hoezeer we ons ook bewust zijn, dat wat er in de wereld daarbuiten voorvalt van het allergrootste belang is voor ons eigen lot. Maar, we kunnen daarop immers toch zoo goed als geen invloed oefenen en daardoor kunnen we ook onze belangstelling niet levend houden als er zoo bitter weinig voorvalt.
Daar zijn nu de Franschen weldra een half jaar lang heer en meester in het Roer-gebied. Toen zij er binnen rukten, werd ons van den éénen kant voorspeld dat de ‘Zusammenbruch’ van Duitschland met nieuwe revoluties en daarop volgende chaos aanstaande was; van den anderen, dat nu Frankrijk eindelijk eens zijn macht toonde, het ook spoedig uit zou zijn met Duitschland's politiek van zich kalm onttrekken aan de verplichtingen van 't vredesverdrag, zoodat de geallieerden zouden krijgen waarop zij recht hadden en de vooruitzichten van allen helder zouden worden. Maar noch het een, noch het ander geschiedde; Duitschland betaalde niet, maar het stortte ook niet ineen en het eenige resultaat was, dat nieuw leed werd gebracht over een bevolking die geringeloord en voor een deel van haar woonplaatsen verjaagd en gevangen gezet werd, zonder dat zij zich iets te verwijten heeft, en voorts...... dat de mark nog altijd maar dieper daalt. Ja, ook zij die van die eeuwigdurende mark-daling een katastrofe verwachtten, hadden 't niet bij het rechte eind, want er schijnt niet 't minste bezwaar tegen te bestaan om op elke nieuwe daling te reageeren met een evenredig versnelde fabrikage van papieren geld en een evenredige verhooging der prijzen, zoodat wel een steeds verergerende ontwrichting van het economische leven, een voortdurend slechter worden van de toch reeds zoo miserabele levensomstandigheden van tallooze menschen in Duitschland,
| |
| |
het gevolg is, maar geen ‘Zusammenbruch’, geen ineenstorten, geen chaos en anarchie.
Ook schrijver dezes verwachtte twee maanden geleden, toen hij zijn jongste Aanteekening schreef, niet anders dan dat de Duitsche regeering spoedig zou inzien, dat dit alles ten slotte tot niets leiden kan en dat zij, daar Frankrijk zeker niet toegeeft, het 't beste zou achten, te capituleeren. Maar ook hij heeft 't mis gehad en de toestand is in deze maanden niet noemenswaard gewijzigd. Ja, er zijn onderhandelingen gaande - als men 't zoo noemen mag - maar alle partijen hebben klaarblijkelijk zoo weinig haast om 'n einde aan den toestand te maken, dat indien het tempo hetzelfde blijft er nog lange maanden mee gemoeid zullen zijn. Men ga maar eens na: twee maanden geleden geeft Lord Curzon, de Britsche minister van buitenlandsche zaken, aan de Duitsche regeering een ‘hint’, dat Engeland wel wil bemiddelen, als zij maar eerst met voorstellen voor den dag komt. De ‘hint’ wordt begrepen en men steekt in Berlijn de koppen bij elkaar, beraadslaagt lang en breed, haalt er de ‘gros bonnets’ der industrie bij en komt na eenige weken voor den dag met...... 'n voorstel waarbij een zoo belachelijk laag bedrag wordt aangeboden en dan nog wel onder voorwaarde dat de Franschen het Roergebied verlaten zullen, dat de voorstellers zelf ongetwijfeld vooruit geweten zullen hebben hiermee slechts een botte afwijzing en verlies van wat er aan sympathie in Engeland en Italië voor de Duitsche zaak bestaan mocht, in het leven te roepen. Zoo is het inderdaad gegaan. Frankrijk had geen dag noodig en evenmin een lange nota om te laten weten dat het hiervan niets wilde weten en de stemming in Engeland, die kort na de Roer-bezetting zeer beslist weinig vriendelijk was jegens den Franschen bondgenoot, keerde opnieuw ten ongunste van Duitschland. Zeer begrijpelijk! Men wil in Engeland inderdaad niets liever dan weer met Duitschland handel drijven en verlangt dus het herstel van den vroegeren vijand, en omdat de inval in het Roer-gebied daarvoor
niet bepaald
| |
| |
dienstig scheen te zijn, voelde men niets voor dit avontuur. Maar wanneer nu blijkt dat de Duitsche machthebbers zelf zoo weinig meewerken om een einde te maken aan de ellende, dan kan 't wel niet anders of men gaat in Engeland overwegen of het dan maar niet beter is het recept van Poincaré toe te passen.
Zoo volgen er dan weer eenige weken van overleggen en beraadslagen in Berlijn en eindelijk komt er een nieuwe nota voor den dag die zekerlijk heel wat reëeler is dan de vorige, omdat er 'n soort van panden wordt aangeboden en er niet meer wordt gepraat over de noodzakelijkheid dat de Franschen hun troepen uit het Roergebied terugtrekken. En op die Duitsche nota is dan voor 't oogenblik het vleugje hoop gegrondvest dat er in ons hart is overgebleven. Parijs heeft althans niet dadelijk laten wet n, dat men ook hier niets van weten wil, en Baldwin, de nieuwe premier in Groot-Brittanje, - die de financieele overeenkomst tusschen Amerika en zijn land in orde heeft gemaakt en nu nieuwe lauweren hoopt te oogsten door het groote probleem der schadelosstelling eveneens te regelen - Baldwin dan, heeft den handigen zet gedaan om Frankrijk uit te noodigen tot een gezamelijke beantwoording. Daarmee is immers een belangrijk ding gewonnen: er kan nu invloed geoefend worden op Frankrijk's beslissing; het aaneengesloten front der geallieerden is tot op zekere hoogte hersteld en de mogelijkheid dat men 't gezamelijk eens zal worden met de Duitschers waarlijk 'n stap nadergebracht. Daarom is er nu een gedachtenwisseling tusschen Londen en Parijs aan den gang en we kunnen wellicht een stap verwachten waarbij de geallieerden 't midden weten te houden tusschen de Britsche en de Fransche taktiek, juist zoo als 't altijd placht te gebeuren in den tijd dat Lloyd George nog aan het roer stond.
Edoch, als men ziet welke moeilijkheden te overwinnen zijn, dan mag men zijn verwachtingen waarlijk niet te hoog spannen. De garanties, die Duitschland aanbiedt - een soort van hypotheek op het spoorwegbedrijf e.d. - | |
| |
zijn zoo gering in vergelijking met 't geen Frankrijk wenscht, dat er nog heel wat bij zal moeten komen, wil op déze basis Poincaré de Roer verlaten! Dan wil Frankrijk, dat er een eind zal gemaakt worden aan het lijdelijk verzet en deze eisch is gemakkelijker gesteld dan ingewilligd en vooral uitgevoerd, want zonder moeite zal men de opgeroepen geesten wel niet weer kwijt raken. En eindelijk: dat voorstel van de Duitsche regeering om Duitschland's betalings-capaciteit te laten bepalen door een onpartijdige commissie is immers in strijd met het verdrag van Versailles dat deze taak aan de commissie van herstel opdraagt, en Frankrijk zal hiervan niet gemakkelijk afzien. Ziedaar drie punten die 't bereiken van overeenstemming in den weg staan en Baldwin zal hier zekerlijk niet zulk een lichte taak hebben als toen hij overeenstemming tot stand brengen moest tusschen zijn land en de Vereenigde Staten. Intusschen, we moeten misschien al blij zijn omdat er althans onderhandeld wordt. Alleen: als 't alles maar niet zoo schrikbarend langzaam in z'n werk ging!
Het opmerkelijkste in deze geschiedenis is inderdaad, dat zoowel Duitschland als Frankrijk zoo weinig animo vertoonen om een einde te maken aan de tegenwoordige situatie. Wat Frankrijk aangaat - dat immers dagelijks millioenen verspilt aan de dure bezetting en dat reeds maanden geen geld meer van Duitschland ontvangt - is dit te verklaren, 't zij door het Duitsche standpunt te aanvaarden, dat Frankrijk dank zij de bezetting van Rijnland en Roer-gebied zijn doel nader komt om Duitschland te laten uiteenvallen, d.i. het Rijnland zoozeer economisch van Duitschland te scheiden, dat het rijp wordt voor afscheuring van het rijk, 't zij door de Fransche diplomaten en couranten te gelooven, die verzekeren, dat ten gevolge van dit taaie doorzetten Duitschland ten slotte murw gemaakt zal worden en Frankrijk's wil zal doen. Maar wat Duitschland te winnen heeft door 't sleepend houden van den bestaanden toestand, is niet te begrijpen: het werkt daarmee immers de Fransche
| |
| |
afscheidingsplannen in de hand en 't staat toch vast dat de Fransche troepen niet van de Roer zullen vertrekken, tenzij er een aanbod komt van Duitsche zijde, dat in overeenstemming met de bepalingen van Versailles zeer reëele waarborgen geeft!
* * *
Zooals met het Duitsch-Fransche probleem, is het ook gesteld met het Turksche: er komt geen oplossing, en toch volgen niet de rampzalige gebeurtenissen die men voorzag en voorspelde voor 't geval deze lang uitblijven zou. 't Wordt weldra 'n jaar sinds de Turken de Grieken uit Azië wierpen en opnieuw verschenen ‘aan de poort van Europa’ zoodat wij allen met schrik een nieuwen Balkan-oorlog met wie weet welke ver-strekkende gevolgen voorzagen, voor 't geval de diplomaten der westersche mogendheden geen oplossing wisten te vinden. Welnu, de oplossing is niet gevonden en het schrikbeeld heeft zich - gelukkig - niet verwezenlijkt. Men heeft geconfereerd, tot twee maal toe, de eerste keer vele weken, nu reeds verscheidene maanden, men heeft zich boos gemaakt, weer verzoend, is tot overeenstemming gekomen over allerlei, is onverrichterzake uiteengegaan wegens andere quaesties, weer bijeengekomen en er is voor 't oogenblik niets van te zeggen of men ook thans niet Lausanne weer verlaten zal zonder resultaat, noch wat in dat geval de gevolgen zullen zijn. Maar intusschen moeten zich ginds in het oosten de verhoudingen toch wel eenigszins gestabiliseerd hebben! De troepen van Kemal kunnen niet 'n klein jaar lang met ongeduld hunkeren om Europa binnen te rukken en het Balkanschiereiland in vuur en vlam te zetten, en 't kan moeilijk anders of zij staan er nu minder gunstig voor dan vlak na den val van Smyrna. Griekenland moet zich hersteld hebben van de klap die het verleden jaar ontving - al zijn dan z'n financieele omstandigheden niet veel beter dan die van Duitschland - en zoo is de feitelijke verhouding der krachten op dit oogenblik zekerlijk heel
| |
| |
anders dan vlak na de Grieksche nederlaag. Maar of binnen afzienbaren tijd het netwerk van verwarde problemen, dat reeds vóór den oorlog bestond, maar dat èn door den oorlog èn door het optreden der Kemalisten en de verwarringen in Griekenland en de Grieksche nederlaag, nog zoo veel verwarder geworden is, eerlang tot een ordelijk geheel zal zijn ontward, we hebben niet genoeg optimisme meer om daarop te hopen.
Of de gebeurtenissen in Bulgarije hierop invloed zullen hebben? Een oogenblik scheen de mogelijkheid niet gering. De staatsgreep die Stamboelinski de macht en het leven kostte, bracht immers mannen aan het bewind, die wel niet behoorden tot de partij van de leiders der Bulgaren in den oorlog aan Duitschland's zijde, maar die toch zeer dicht bij dezen staan. Met het boeren-bewind, dat zich vijandelijk stelde tegenover deze helpers van Tsaar Ferdinand is het uit, en het zou lang niet onmogelijk zijn, dat dit invloed had op de buitenlandsche politiek. Bulgarije heeft immers nog steeds zeer ver strekkende aspiraties en nu alles op het Balkanschiereiland weer op losse schroeven gezet is, zou niets natuurlijker zijn dan dat de nieuwe regeering een poging waagde om gebruik te maken van den troebelen toestand. De zoogenaamde kleine Entente is daarom terstond uiterst waakzaam geworden en het gevolg dààrvan is 't vermoedelijk wel, dat men nog niet verneemt van Bulgaarsche wenschen en verlangens jegens Grieken of Serviërs. Maar of het zoo blijven zal?
* * *
Op enkele lichtpunten moge tot slot van deze ‘studie in grijs’ gewezen worden. In Oostenrijk heldert de hemel 'n weinig op dank zij de gezonder basis van het financieele en politieke leven dat het ingrijpen van den Volkenbond en het optreden van onzen landgenoot Zimmerman als diens commissaris daar gebracht heeft. Dit is al op zichzelf een gelukkig verschijnsel, maar 't is dubbel verheugend omdat het de Volkenbond is die hier het heil heeft ge- | |
| |
bracht, de Volkenbond die tot dusver nog zoo weinig reëel werk heeft kunnen verrichten en die door té velen nog voor een nutteloos instituut wordt gehouden.
Voorts is een dreigende breuk tusschen Engeland en Sovjet-Rusland voorkomen, en ook dit - al is het dan eer negatief dan positief - moet op het credit van onze weinig fleurige balans vermeld worden. De afzondering van Rusland kan niet eeuwig duren en het zou een stap in de verkeerde richting geweest zijn, indien de zwakke band die de Raden-republiek aan een der westersche mogendheden bindt, ware doorgesneden.
Groningen, 23 Juni 1923. |
|